Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33136 nr. 8 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33136 nr. 8 |
Vastgesteld 28 april 2014
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu hebben verschillende fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Ministers van Infrastructuur en Milieu en van Economische Zaken inzake de brief over de aangepaste planning van de Structuurvisie Ondergrond (Kamerstuk 33 136, nr. 6).
Bij brief van 25 april 2014 heeft de Minister deze vragen beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, P. Jansen
De adjunct-griffier van de commissie, Tijdink
Inhoudsopgave |
||
I |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
Inleiding |
2 |
|
Algemeen |
2 |
|
Belang van samenwerking |
3 |
|
Beleidsopgaven |
4 |
|
Vervolgstappen |
4 |
|
Energievoorziening |
5 |
|
Schaliegas |
5 |
|
Aardwarmte |
6 |
|
Opslag |
6 |
|
Drinkwatervoorziening |
6 |
|
Ruimtelijke ordening Noordzee en Waddenzee |
8 |
|
II. |
Antwoord/Reactie van de Minister |
8 |
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de aangepaste planning van de Structuurvisie Ondergrond en hebben nog de behoefte tot het stellen van een aantal vragen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de aangepaste planning voor de Structuurvisie Ondergrond. Deze leden hebben enkele vragen waarop ze de Ministers verzoeken in te gaan.
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de aangepaste planning van de Structuurvisie Ondergrond. Naar mening van de leden is het een stap vooruit om uitgebreid de tijd te nemen om te komen tot een gedegen en doordachte Structuurvisie.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de aangepaste planning van de Structuurvisie Ondergrond. Deze leden kunnen zich vinden in de ontwikkeling van een visie op het beleid met betrekking tot de ondergrond ten behoeve van een heldere afweging tussen verschillende belangen. Zij hebben wel nog vragen over de verdere invulling en uitwerking.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de aangepaste planning van de Structuurvisie Ondergrond.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de aangepaste planning van de Structuurvisie Ondergrond en hebben naar aanleiding daarvan nog enkele vragen.
Algemeen
De leden van de fractie van de SP hebben begrip voor het feit dat de Structuurvisie Ondergrond naar verwachting het eerste kwartaal van 2015 aan de Kamer zal worden aangeboden. Ook begrijpen zij dat, indien daartoe democratisch besloten is, de Structuurvisie Schaliegas dan zal worden opgenomen in de Structuurvisie Ondergrond. Indien ruimtelijke afwegingen in andere relevante dossiers integraal onderdeel zullen (gaan) uitmaken van de Structuurvisie Ondergrond, willen deze leden wel weten aan welke relevante dossiers door de Ministers wordt gedacht en vooral op welke wijze de leden van het Bestuurlijk Koepeloverleg Infrastructuur en Milieu (IenM) voor hen relevante dossiers kunnen aandragen. Ook willen deze leden de toezegging, dat tot het aanbieden van de Structuurvisie Ondergrond in het eerste kwartaal van 2015, geen onomkeerbare beslissingen worden genomen. Naar de mening van de leden van SP-fractie is er in de beginfase sprake van geweest dat de commissie MER gevraagd zou worden om te adviseren over de gewenste inhoud van de plan-MER voor de Structuurvisie Ondergrond. Is de commissie MER inmiddels bij de voorbereiding betrokken? Zo nee, zijn de Ministers bereid een spoedig verzoek hiertoe aan de commissie MER te doen?
Al eerder stelden de leden van de fractie van de SP dat de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), in het verlengde van het regeerakkoord, inhoudelijk een zwaar accent op het stimuleren van economische groei, en bestuurlijk op decentralisatie en deregulering legt. Daarnaast staan in de SVIR geen concrete doelstellingen geformuleerd, waardoor kwantitatieve toetsing niet mogelijk is. De leden dringen aan om dit geconstateerde hiaat in de Structuurvisie Ondergrond te repareren.
De leden van de D66-fractie vragen hoe de Structuurvisie Ondergrond zich straks zal verhouden tot de Omgevingswet. Ook vragen deze leden hoe de Ministers de Mijnbouwwet gaan aanpassen. Gaan ruimtelijke ordeningseffecten en milieueffecten straks meewegen in de vergunningsverlening, zodat risicovolle activiteiten in kwetsbare gebieden kunnen worden uitgesloten? Wanneer komt deze wetswijziging naar de Kamer?
Belang van samenwerking
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat het van belang is dat de Unie van Waterschappen en de drinkwaterbedrijven worden betrokken bij het opstellen van de Structuurvisie Ondergrond en verzoeken de Ministers aan te geven op welke dit zal gebeuren.
De leden van fractie van de SP zijn blij dat het belang van samenwerking met decentrale overheden niet alleen bevestigd wordt, maar ook wordt uitgebreid. Deze leden zijn wel benieuwd wat er bedoeld wordt met «de intentie om aanvullend op de Structuurvisie Ondergrond afspraken te maken met decentrale overheden en het bedrijfsleven over de doorwerking van zaken die spelen op regionaal niveau». Deze leden vernemen graag op welke wijze de Kamer hierbij wordt betrokken. De tekst stelt immers dat er «besluitvorming voorafgaand aan verzending aan uw Kamer zal plaatsvinden». Naar de mening van deze leden dient de Kamer eerst in te stemmen of de mogelijkheid te krijgen om wijzigingen aan te brengen in de ontwerp-Structuurvisie, alvorens verdere stappen worden ondernomen. De leden van de SP-fractie vragen op dit punt een uitgebreide toelichting.
De leden van de D66-fractie vragen op welke manier de opgaven over het land worden verdeeld. Hoe worden lokale overheden geconsulteerd, welke inspraak hebben zij op de verdeling, en op welke manier worden hun belangen volwaardig meegewogen? Indien lokaal al afspraken over de ondergrond bestaan, zoals in provinciale structuurvisies, welke plaats krijgen die dan in de afstemming?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Ministers of zij bereid zijn om de brede inventarisatie die is uitgevoerd bij betrokken partijen en belanghebbenden te delen met de Kamer.
Beleidsopgaven
Over de opsomming van de beleidsopgaven vragen de leden van de SP-fractie of dit een willekeurige of een uit te werken inventarisatie is. Wat wordt er bijvoorbeeld bedoeld met «de aanpassing van wet- en regelgeving ten behoeve van ruimtelijke afweging» met betrekking tot energievoorziening? Of met «een betere benutting en sturing van opslagmogelijkheden»? De leden van de SP-fractie vragen verder of de beleidsopgaven «slechts» liggen op het terrein van energievoorziening, (drink)watervoorziening, ruimtelijke ordening van Noordzee en Waddenzee, gezonde bodem en op het terrein van het stedelijk gebied, of dat er nog ruimte is voor een bredere invulling.
De leden van de SP-fractie herinneren zich dat in de reactie van de Minister van IenM op het schriftelijk overleg over de inrichting van de voorgenomen Structuurvisie Ondergrond (Kamerstuk 33 136, nr. 2 d.d. 28 maart 2012) een verwijzing werd gemaakt naar de Mijnbouwwet en het eigendomsrecht over delfstoffen op een diepte van meer dan 100 meter. Ook werd in deze reactie gemeld dat het leidingstratennetwerk in de Structuurvisie Buisleidingen aan de orde zou komen. Leiden deze leden uit deze passages terecht de veronderstelling af dat de keuze voor het onderbrengen van onderwerpen onder de Structuurvisie Ondergrond bepaald wordt aan de hand van de diepte waarop iets zich bevindt? Wat zijn de criteria om te besluiten waarom zaken al dan niet worden opgenomen in de Structuurvisie Ondergrond?
De leden van de SP-fractie herinneren zich verder dat in dezelfde reactie van de Minister van IenM gemeld werd dat ervoor gekozen wordt voor archeologische bodemschatten in de Structuurvisie Ondergrond slechts te verwijzen naar de visie erfgoed en ruimte. Deze leden vragen waarom hiervoor gekozen wordt. Zij vragen tevens waarom archeologische waarden alleen een rol zullen spelen bij afwegingen in de Structuurvisie voor zover het gaat om activiteiten waarvoor de Rijksoverheid bevoegd gezag is. Kan de Minister van IenM voorbeelden geven van archeologische waarden waarbij het Rijk bevoegd gezag is? Hoe wordt in dit geval omgegaan met zaken van rijksarcheologisch belang die nog niet ontdekt en/of in kaart gebracht zijn?
De leden van de SP-fractie lezen verder in de brief dat ook de Structuurvisie Ondergrond uitgaat van het hanteren van criteria voor het bepalen van nationale belangen. Hierbij wordt de SVIR gevolgd. Deze leden merken daarbij op, dat landbouw weliswaar als sector is toegevoegd aan de SVIR, maar het een decentrale taak is deze sector ruimtelijk te faciliteren. Deze sector is dus niet gedefinieerd als van nationaal belang. Deze leden vernemen graag hoe dit zich verhoudt tot de Structuurvisie Ondergrond.
Vervolgstappen
De leden van de SP-fractie lezen in de brief van de Ministers dat de opgaven binnen het programma Structuurvisie Ondergrond gezamenlijk met alle belanghebbenden geïdentificeerd worden en op een later moment vastgesteld en dat niet elk van deze opgaven zal worden geadresseerd in de Structuurvisie Ondergrond. Door wie en op welk moment worden de opgaven vastgesteld en op welke wijze worden de leden van de Tweede Kamer hierbij betrokken? De leden van de SP-fractie vragen tevens of het in de techniek van deze Structuurvisie mogelijk om is te komen tot een gewijzigde bevoegdheidsverdeling. Zo ja, wie neemt hierover op welk moment een besluit?
De leden van de SP-fractie zouden graag vóór de aanbieding van de Structuurvisie aan de Kamer een overzicht ontvangen met daarin de gemaakte keuzes en de gekozen afwegingssystematiek die (eventueel) zal doorwerken naar andere schaalniveaus. Ook zouden deze leden graag vooraf vernemen welke zaken op welke wijze zullen neerdalen in de wet, een algemene maatregel van bestuur (AMvB) of een ministeriële regeling.
De leden van de D66-fractie vragen wanneer de beleidsopgaven definitief worden vastgesteld, wanneer de bestuurlijke afspraken worden gemaakt, welke tijdsplanning de Ministers hanteren en wanneer de Kamer verder wordt geïnformeerd over de Structuurvisie Ondergrond.
Energievoorziening
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat in de brief voor fossiele energie het doel de beschikbare reserves efficiënt te winnen voorop staat. Genoemde leden vinden het echter van belang dat er een transitie wordt ingezet naar duurzame energie. Omwille van de gevolgen voor de leefomgeving en toekomstbestendigheid kan het volgens genoemde leden ook een keuze kan zijn om voorraden fossiele energie niet te winnen, maar juist zoveel mogelijk in de ondergrond te laten zitten. Genoemde leden vragen of dergelijke scenario’s ook worden onderzocht inclusief een maatschappelijke kosten-batenanalyse. Sowieso vinden genoemde leden dat in de ondergrond drinkwatervoorziening en duurzame energie voorrang moeten hebben op fossiele energie.
Schaliegas
De leden van de PvdA-fractie vinden het van belang dat er een integrale afweging wordt gemaakt tussen alle activiteiten en functies van de ondergrond, zoals drinkwatervoorziening en grondwaterkwantiteit, en zijn derhalve van mening dat het verstandig is de Structuurvisie Schaliegas als nationaal belang in de Structuurvisie Ondergrond te integreren. Zijn de Ministers nog steeds voornemens om de Structuurvisie Schaliegas integraal onderdeel te laten zijn van de Structuurvisie Ondergrond?
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat het van groot belang is dat de Structuurvisie Schaliegas wordt opgenomen in de Structuurvisie Ondergrond zodat een integrale afweging over de winning van schaliegas kan worden gemaakt. Kunnen de Ministers bevestigen dat de twee Structuurvisies uiteindelijk één Structuurvisie zullen vormen? Hoe wordt vervolgens de afweging tussen schaliegas en de bodemopgaven, zoals drinkwater, gemaakt? Op welke manier en wanneer gaan de Ministers lokale overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties en burgers betrekken bij de afweging over Schaliegas?
Het lid Dik-Faber (CU) heeft op 18 februari 2014 samen met het lid Van Tongeren (GL) schriftelijke vragen gesteld over het opnemen van de Structuurvisie Schaliegas in de Structuurvisie Ondergrond (zaaknummer 2014Z03017). De leden van de ChristenUnie-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie zien deze vragen graag spoedig beantwoord.
De leden van de GroenLinks-fractie krijgen graag een toelichting op de hiërarchie tussen de Structuurvisies Schaliegas en Ondergrond. Ook de volgtijdelijkheid roept vragen op bij deze leden. De Structuurvisie Ondergrond is gepland voor het eerste kwartaal van 2015, terwijl de Structuurvisie Schaliegas eind 2014 of begin 2015 klaar moet zijn. Klopt het dat pas in de Structuurvisie Ondergrond een integrale afweging wordt gemaakt tussen de verschillende benuttingsmogelijkheden van de ondergrond? Hoe kan de Structuurvisie Schaliegas opgesteld worden voordat deze integrale afweging is gemaakt? Deze leden vragen de Ministers of zij kunnen toezeggen dat de Structuurvisie Schaliegas pas wordt opgesteld nadat de Structuurvisie Ondergrond gereed is, zodat gebruik kan worden gemaakt van de integrale afweging voor de ondergrond.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen tevens om een toezegging dat er een maatschappelijke discussie wordt gevoerd over nut en noodzaak van schaliegas voor de economie en een duurzame energievoorziening vóór het verschijnen van de Structuurvisie Schaliegas. Deze leden vragen de Ministers tevens om inzichtelijk te maken met welke partijen deze discussie gevoerd moet worden. Zij vragen de Ministers ook om aan te geven op welke wijze welke partijen en belanghebbenden wanneer in het proces betrokken zijn en worden bij de totstandkoming van de Structuurvisie Schaliegas en de Structuurvisie Ondergrond.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Ministers het ermee eens zijn dat zorgvuldigheid belangrijker is dan snelheid. Zo ja, hoe wordt invulling gegeven aan deze belangenafweging?
Aardwarmte
In de brief wordt gesteld dat aardwarmte alleen nuttig is op plekken waar een grote warmtevraag is. De leden van de SP-fractie vragen waarom deze stelling op deze wijze gedaan wordt. Waarom zou aardwarmte alleen nuttig zijn op plekken met een grote warmtevraag, en vervolgens, wat is de definitie van een grote warmtevraag? Ook vragen deze leden of er in de benadering van aardwarmte ook gekeken is naar de bijdrage die aardwarmte kan leveren als (mogelijke) oplossing aan het energievraagstuk.
Opslag
De leden van de SP-fractie begrijpen dat er vooraf wordt nagedacht over een tweede levensfase van een ondergrondse functie. Wel vragen deze leden zich af, of met het genoemde voorbeeld van opslag van stoffen in lege velden niet voorgesorteerd wordt op een – voor het kabinet – wenselijke uitkomst. Op welke wijze wordt bij het benoemen van dit voornemen (bijvoorbeeld de opslag van CO2) democratische besluitvorming en maatschappelijk draagvlak gewaarborgd?
Drinkwatervoorziening
De leden van de VVD-fractie vragen of het onderwerp veiligheid van drinkwater alleen maar nationaal wordt bekeken, of dat er, gezien het feit dat water (ook grondwater) zich niet aan landsgrenzen houdt, ook gekeken wordt naar «grenseffecten». Met andere woorden, is er ook aandacht voor activiteiten (bijvoorbeeld schaliegaswinning of mogelijk watervervuilende activiteiten) vlak over de grens, die een mogelijk effect op het Nederlandse drinkwater hebben, zo vragen de leden van deze fractie.
De leden van de PvdA-fractie verzoeken de Minister van IenM om mogelijke plannen van buurlanden voor winning van schaliegas (in de toekomst) te betrekken bij de Structuurvisie Ondergrond, zodat de bescherming van onze drinkwatervoorziening gegarandeerd wordt.
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat het, om drinkwater een juiste positie te geven in de afweging ten opzichte van andere ondergrondse functies, gewenst is grondwater voor de drinkwatervoorziening als nationaal belang te verankeren in de Structuurvisie Ondergrond. Zij verzoeken de Minister van IenM hierop in te gaan.
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat het van belang is dat kwetsbare grondwaterbeschermingsgebieden worden beschermd. Zij vinden dan ook dat risicovolle ontwikkelingen in de diepe ondergrond alleen mogen worden toegestaan als zij aan zeer strenge eisen voldoen. De leden van de PvdA-fractie onderschrijven dat er nu te weinig mogelijkheden zijn om een ruimtelijke afweging te maken. De leden van de PvdA-fractie vragen of het een optie is om dit in de Mijnbouwwet vast te leggen.
De leden van de PvdA-fractie onderschrijven het belang van aanwijzing en bescherming van strategische grondwatervoorraden en zijn van mening dat het verstandig zou zijn als de Minister van IenM de aanwijzing en de bescherming van strategische grondwatervoorraden (voor toekomstige winning van drinkwater) als nationaal belang in de Structuurvisie ondergrond zouden regelen.
De leden van de PvdA-fractie verzoeken de Minister van IenM om ervoor zorg te dragen dat conform de verdringingsreeks (volgens de Waterwet) bij oppervlaktewater, de drinkwatervoorziening kan prevaleren boven andere watervragende functies in de Structuurvisie Ondergrond.
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat een goede bescherming van de winningen van grondwater ook onderdeel dient uit te maken van de Omgevingswet. Dit om ervoor te zorgen dat de bescherming van grondwaterwinning zoveel mogelijk zonder onnodige belemmeringen voor andere maatschappelijk relevante ontwikkelingen kan plaatsvinden. Daartoe is het echter wel noodzaak dat het drinkwaterbelang wordt versterkt in ruimtelijke plannen van alle overheden. De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de Minister van IenM tegen deze visie aankijkt en hoe de Minister ervoor kan zorgen dat de drinkwaterwinning voldoende wordt gewaarborgd in de ruimtelijke plannen van de overheden.
De leden van de SP-fractie constateren dat drinkwater binnen de SVIR niet is opgenomen als nationaal belang. Bij de behandeling van de SVIR is slechts de definitie van zoetwater verduidelijkt als het gaat om drinkwater (en industriewater). Verder heeft de Minister van IenM in haar reactie op een schriftelijk overleg over de uitwerking van de SVIR (Kamerstuk 31 500, nr. 28) vermeld: «Daarnaast zal ik in de Rijksstructuurvisie Ondergrond onderzoeken of drinkwaterwinning uit de ondergrond van nationaal belang is en welke consequenties dat heeft voor bovengrondse functies». In de brief van de Ministers over de aangepaste planning wordt opnieuw aangekondigd dat in de Structuur Ondergrond zal worden bezien «of de winning van grondwater voor drinkwater een nationaal belang is, waarmee dat belang op rijksniveau afgewogen kan worden ten opzichte van andere nationale belangen die in de ondergrond samenkomen». Naar de mening van de leden van de SP-fractie lijkt het er niet alleen op dat besluitvorming over het nationale belang van water is uitgesteld, maar dat hierdoor in de loop der tijd ook andere criteria zijn toegevoegd. Deze leden lezen in de brief geen duidelijke afweging om drinkwater al dan niet tot nationaal belang te verklaren. Er staan weliswaar verontrustende zinnen in als «bij een kwart [van de drinkwaterwinningen] worden de kwaliteitsnormen op het Drinkwaterbesluit overschreden» en «de doorwerking van vastgestelde grondwaterbeschermingsgebieden in bestemmingsplannen is momenteel onvoldoende». Maar de leden hebben het gevoel dat door de strategie voor duurzame veiligstelling van voldoende en kwalitatief grondwater wordt voorgesorteerd op onwenselijke concessies. Wat nu voorligt, is in de ogen van deze leden een onvoldoende beantwoording van het voornemen en zeker onvoldoende onderzoek voor een gedegen afweging. Deze leden dringen erop aan drinkwater van nationaal belang te verklaren.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat het veiligstellen van drinkwaterbronnen een grote prioriteit heeft. Zij vragen de Minister van IenM op basis van welke overwegingen wordt besloten of drinkwater als nationaal belang wordt verankerd.
Ruimtelijke ordening Noordzee en Waddenzee
Ten aanzien van het reserveren van zandwingebieden voor kustsuppletie hebben de leden van de VVD-fractie de vraag of de Minister van IenM bereid is om te onderzoeken of, en zo ja, in welke mate, het IJsselmeer (inclusief Markermeer) gebruikt kan worden om een bijdrage te leveren aan de hoeveelheid zand die nodig is als ophoogzand in de Noordelijke Randstad, met name voor de vele projecten in het groot project RRAAM (Rijk- en Regioprogramma Amsterdam Almere Markermeer).
Algemeen
De leden van de fractie van de SP willen weten, indien ruimtelijke afwegingen integraal onderdeel zullen uitmaken van de Structuurvisie Ondergrond, aan welke relevante dossiers door de Ministers wordt gedacht en vooral op welke wijze de leden van het Bestuurlijk Overleg Ruimte en Bereikbaarheid (voorheen Bestuurlijk Koepeloverleg Infrastructuur en Milieu) voor hen relevante dossiers kunnen aandragen. Naast de Structuurvisie Schaliegas denk ik met name aan de beleidsnota Drinkwater (ruimtelijke bescherming van waterwingebieden, reserveringen van strategische grondwatervoorraden), het Nationaal Waterplan (afstemming met ruimtelijke ordening voor de Noordzee en Waddenzee), de uitwerking van het SER Energieakkoord (de ruimtelijke claims die hieruit voortvloeien voor activiteiten die gebruik willen maken van de ondergrond), het kleine veldenbeleid voor gaswinning, de eindberging van radioactief afval (de uitkomsten van OPERA) en de mogelijke opslag van CO2 in de ondergrond. Decentrale overheden, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties zijn betrokken bij het opstellen van de opgaven van de ondergrond en hebben alle gelegenheid om voor hen relevante dossiers aan te dragen. In de zomer van 2014 vindt vaststelling van de opgaven plaats in het Bestuurlijk Overleg Ruimte en Bereikbaarheid (BORB).
Ook willen deze leden de toezegging dat tot het aanbieden van de Structuurvisie Ondergrond in het eerste kwartaal van 2015 geen onomkeerbare beslissingen, bijvoorbeeld ten aanzien van boringen naar schaliegas, worden genomen. In reactie hierop verwijs ik naar de brief van de Minister van Economische Zaken van 13 november 2013 (Kamerstuk 28 982, nr. 135) waarin is aangegeven dat eind 2014/begin 2015 de ontwerp Structuurvisie Schaliegas aan uw Kamer zal worden gestuurd. Deze ontwerp Structuurvisie Schaliegas zal ook breed worden geconsulteerd. Een ieder krijgt de gelegenheid hierop een zienswijze in te dienen. De Structuurvisie Schaliegas zal worden vastgesteld in overleg met uw Kamer. Hieruit volgt dat er ten aanzien van de Structuurvisie Schaliegas in het eerste kwartaal van 2015 nog geen onomkeerbare beslissingen zullen zijn genomen.
In reactie op vragen van de leden van de SP-fractie over de betrokkenheid van de Commissie voor de m.e.r. meld ik dat naast de informele contacten die ik met de Commissie voor de m.e.r. onderhoud, ik voornemens ben om de Commissie advies te vragen op de nog op te stellen notitie reikwijdte en detailniveau (NRD) van de Structuurvisie Ondergrond en daarmee op de inhoud van het planMER. Naar verwachting zal dit in de zomer gebeuren.
De leden van de fractie van de SP dringen aan om in de Structuurvisie Ondergrond concrete doelstellingen te formuleren, waardoor kwantitatieve toetsing mogelijk is. Ten aanzien van dit punt merk ik op dat in de Monitor Infrastructuur en Ruimte 2012 is aangegeven dat in de Structuurvisie Ondergrond de doelen voor de ondergrond worden uitgewerkt. Zodra de Structuurvisie is vastgesteld, zal het PBL de mogelijkheid van indicatoren op dit gebied nagaan, zodat hiermee ook het nationaal belang 4, efficiënt gebruik van de ondergrond, meegenomen kan worden in deze monitor.
De leden van de D66-fractie vragen hoe de Structuurvisie Ondergrond zich straks zal verhouden tot de Omgevingswet. Ook vragen deze leden hoe de Ministers de Mijnbouwwet gaan aanpassen en of ruimtelijke ordeningseffecten en milieueffecten straks worden meegewogen in de vergunningverlening, zodat risicovolle activiteiten in kwetsbare gebieden kunnen worden uitgesloten. Daarbij vragen deze leden wanneer deze wetswijziging naar de Kamer komt.
De Structuurvisie Ondergrond moet de verbinding gaan vormen tussen de Mijnbouwwet en de Omgevingswet. Door in een vroegtijdig stadium rekening te houden met effecten op de leefomgeving kan in de Structuurvisie Ondergrond worden aangegeven in welke gebieden activiteiten wel of niet wenselijk zijn. Door de koppeling van de Mijnbouwwet met de Structuurvisie Ondergrond wordt het mogelijk om bij de vergunningverlening op grond van de Mijnbouwwet een ruimtelijke afweging te maken. Ik wijs hierbij op de eerder genoemde brief van de Minister van Economische Zaken van 13 november 2013 waarin is aangegeven dat de Mijnbouwwet aangepast wordt om een geschikte koppeling te maken met de Structuurvisie Schaliegas en de Structuurvisie Ondergrond zodat deze structuurvisies, die naast ruimtelijke ordeningseffecten ook op milieueffecten worden gebaseerd, als ruimtelijk kader in relatie tot de Mijnbouwwet gebruikt kunnen worden. Uiterlijk eind dit jaar wordt u over de inhoud van de voor te stellen wijzigingen geïnformeerd.
De komende Omgevingswet voorziet ook in het instrument «omgevingsvisie». Dit wordt een veelomvattende visie met strategische hoofdkeuzen voor het beleid op lange termijn en over de volle breedte van de leefomgeving. Een visie op de ondergrond kan daar onderdeel van zijn. Uitwerking van bepaalde deelterreinen van de omgevingsvisie, zoals de ondergrond, kunnen ook in het instrument «programma» worden vormgegeven.
Belang van samenwerking
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat het van belang is dat de Unie van Waterschappen en de drinkwaterbedrijven worden betrokken bij het opstellen van de Structuurvisie Ondergrond en verzoeken de Ministers aan te geven hoe dit zal gebeuren. Ten aanzien van dit punt merk ik op dat de Unie van Waterschappen (UvW), net als het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), zeer nauw betrokken is bij de totstandkoming van de structuurvisie, zowel ambtelijk als bestuurlijk. Het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties worden geconsulteerd over tussenproducten en om inbreng gevraagd. Vanwege het belang van een goede drinkwatervoorziening zijn de drinkwaterbedrijven binnen deze groep een belangrijke partij.
In antwoord op vragen van de SP-fractie over de betrokkenheid van de Kamer bij mijn intentie om aanvullend op de Structuurvisie Ondergrond afspraken te maken met decentrale overheden en het bedrijfsleven over de doorwerking van zaken die spelen op regionaal niveau bericht ik u het volgende. Het is mijn ambitie en inzet om met de Structuurvisie Ondergrond een samenhangend document te maken waarin alle opgaven voor de ondergrond aan de orde komen. In de Structuurvisie Ondergrond – en de Structuurvisie Schaliegas als integraal onderdeel daarvan – komen onder meer de ruimtelijke aspecten aan de orde van activiteiten die gebruik maken van de ondergrond waarbij sprake is van een Rijksverantwoordelijkheid, waaronder nationale belangen, en waarvoor besluitvorming wenselijk is op bovenregionaal niveau. De besluitvorming op deze aspecten bindt alleen het Rijk. Over de doorwerking van (ruimtelijke) aspecten die voortvloeien uit opgaven waarvoor andere partijen verantwoordelijk zijn, zullen aanvullende afspraken met decentrale overheden en/of het bedrijfsleven worden gemaakt. De ontwerp-Structuurvisie Ondergrond zal gezamenlijk met de te maken (bestuurlijke) afspraken aan de Kamer worden aangeboden.
In antwoord op vragen van de leden van de D66-fractie over de wijze waarop de opgaven over het land worden verdeeld, de manier waarop lokale overheden worden geconsulteerd en welke inspraak zij hebben op de verdeling zodanig dat hun belangen volwaardig worden meegewogen, wil ik benadrukken dat gezamenlijk met de decentrale overheden afspraken worden gemaakt over de manier waarop, en op grond waarvan, ruimtelijke afwegingen in de ondergrond worden gemaakt. Daartoe stellen wij gezamenlijk een afwegingssystematiek op, waarvan principes als uitgaan van het natuurlijk systeem, doelmatig omgaan met voorraden, maar ook de wijze waarop partijen elkaar bij hun afweging betrekken onderdeel uit maken. De decentrale overheden, vertegenwoordigd door UvW, IPO en VNG, zijn nauw betrokken bij de verdeling van de opgaven. Over welke opgaven door het Rijk worden opgepakt en een plek krijgen in de structuurvisie zelf en welke opgaven door decentrale overheden worden opgepakt, vindt intensief overleg plaats. Daarmee wordt bevorderd dat hun belangen en visies integraal onderdeel uitmaken van de ruimtelijke afweging die op rijksniveau wordt gemaakt. Ook kunnen zij via de zienswijzeprocedure hun standpunt kenbaar maken. Via deze wegen kunnen decentrale overheden de afstemming borgen met bijvoorbeeld provinciale structuurvisies, waarin regionale afspraken over de ondergrond zijn vastgelegd.
In antwoord op de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie over het delen met de Kamer van de brede inventarisatie kan ik melden dat deze, nadat deze in de zomer van 2014 is vastgesteld in het Bestuurlijk Overleg Ruimte en Bereikbaarheid (BORB), desgevraagd beschikbaar is. De belangrijkste elementen uit de inventarisatie staan vermeld in de Kamerbrief (Kamerstuk 33 136, nr. 6) en zullen meer gedetailleerd opgenomen worden in de ontwerp structuurvisie.
Beleidsopgaven
In antwoord op vragen van de SP-fractie over de opsomming van de beleidsopgaven en of er nog ruimte is voor een bredere invulling dan de beleidsterreinen genoemd in de brief van 12 februari jl. geef ik aan dat de in deze brief genoemde terreinen de meest in het oogspringende terreinen zijn. De opsomming is dus geen uitputtend overzicht van de bredere inventarisatie van beleidsopgaven. Daarmee zijn naast de rijksbelangen ook de regionale belangen aan de orde. Als uitwerking van het bredere programma dat in het kader van de Structuurvisie Ondergrond wordt uitgevoerd geven partijen ieder vanuit hun eigen bevoegdheid en verantwoordelijkheid uitwerking aan het beleid voor de ondergrond. Met «de aanpassing van wet- en regelgeving ten behoeve van ruimtelijke afweging» worden mogelijkheden bedoeld als een aanpassing van de Mijnbouwwet en het vormgeven en uitwerken van de Omgevingswet. Met «een betere benutting en sturing van opslagmogelijkheden» wordt onder andere bedoeld het in beeld brengen van de mogelijkheden en behoefte aan ondergrondse opslag en buffering van gassen en stoffen (zoals aardgas, stikstof, waterstof en CO2). Voor de keuze van onderwerpen die in de Structuurvisie Ondergrond worden opgepakt is de diepte waarop iets zich bevindt niet bepalend. In de Structuurvisie Ondergrond zullen ruimtelijke keuzes worden gemaakt voor activiteiten waarvoor het Rijk bevoegd gezag is of een verantwoordelijkheid heeft. In mijn reactie van 28 maart 2012 refereer ik ten aanzien van archeologische bodemschatten aan de opzet van de structuurvisie die ik toen voor ogen had. Inmiddels is de insteek verbreed en wordt er in het bredere programma STRONG uitdrukkelijk aandacht besteed aan cultuurhistorische en natuurlijke waarden van de bodem, waaronder archeologische waarden. De leden van de SP-fractie vragen daarbij naar concrete voorbeelden van archeologische waarden waarbij het Rijk bevoegd gezag is. Een voorbeeld hiervan is de Rijksverantwoordelijkheid voor het bodemarchief indien het gaat om de vergunningverlening voor rijksmonumenten en bij activiteiten waarvoor het Rijk vergunningverlener of initiatiefnemer is, zoals bij ontgrondingen in rijkswateren en mijnbouwactiviteiten. Bij deze activiteiten kan, zoals gebruikelijk, in het kader van de vergunningverlening of MER-procedure archeologisch (voor)onderzoek worden vereist ten aanzien van bekende of te verwachten archeologische waarden. Er is een groot aantal rijksmonumenten die archeologische waarden hebben. Voorbeelden hiervan zijn: Schokland, scheepswrakken en grafheuvels.
De leden van de SP-fractie vragen voorts hoe het toevoegen van de landbouw aan de SVIR zich verhoudt tot de decentrale taak om deze sector ruimtelijk te faciliteren en de wijze waarop dit zich verhoudt tot de Structuurvisie Ondergrond. In antwoord hierop is het onze inzet dat het Rijk, decentrale overheden en bedrijfsleven ieder vanuit hun eigen bevoegdheid en verantwoordelijkheid uitwerking geven aan opgaven voor de ondergrond. Hierbij gaan alle partijen uit van een gedeeld beeld in de vorm van een afwegingssystematiek over de manier waarop met de ondergrond dient te worden omgegaan en de wijze waarop samenwerking vorm krijgt. In de afwegingssystematiek komen uitgangspunten aan de orde voor het gebruik van de ondergrond. Een betere benutting van ecosysteemdiensten en zuinig omgaan met (strategische) voorraden, waaronder ook verstaan zou kunnen worden het sturen op behoud van goede landbouwgronden voor de landbouw, kunnen hier onderdeel van gaan uitmaken.
Vervolgstappen
De leden van de SP-fractie vragen door wie en op welk moment de opgaven worden vastgesteld en op welke wijze de leden van de Tweede Kamer hierbij worden betrokken. Dit voorjaar worden de opgaven bestuurlijk getoetst bij vertegenwoordigers van UvW, IPO en VNG, waarna deze worden vastgesteld in het Bestuurlijk Overleg Ruimte en Bereikbaarheid (BORB). Dit is het periodieke overleg van IenM-bewindslieden met de decentrale overheden. Nadat de opgaven in de zomer van 2014 zijn vastgesteld in het BORB, zijn deze desgevraagd beschikbaar. De belangrijkste elementen uit de opgaven staan vermeld in de Kamerbrief (Kamerstuk 33 136, nr. 6) en zullen meer gedetailleerd opgenomen worden in de ontwerp structuurvisie. Aanbieding daarvan aan de Tweede Kamer is in het eerste kwartaal van 2015 voorzien.
Met betrekking tot de vraag van de leden van de SP-fractie of het in de techniek van de structuurvisie mogelijk is te komen tot een gewijzigde bevoegdheidsverdeling is het antwoord ontkennend. Voor een wijziging in de bevoegdheidsverdeling is een wetswijziging noodzakelijk. Wel kan, wanneer daar behoefte aan is, in de Structuurvisie of in de afspraken met decentrale overheden een voornemen tot wijziging van de bevoegdheidsverdeling op een bepaald beleidsterrein worden aangekondigd.
Aan het verzoek van de leden van de SP-fractie om vóór de aanbieding van de Structuurvisie Ondergrond aan de Kamer een overzicht te sturen met daarin de gemaakte keuzes en de gekozen afwegingssystematiek die (eventueel) zal doorwerken naar andere schaalniveaus en om vooraf te vernemen welke zaken op welke wijze zullen neerdalen in de wet, een algemene maatregel van bestuur (AMvB) of een ministeriële regeling, kan ik bij het aanbieden van de ontwerp Structuurvisie aan de Kamer voldoen: daarmee zullen onder andere de gemaakte keuzes, de afwegingssystematiek en de verankering in wet- en regelgeving aan de Kamer worden voorgelegd voor zover die betrekking hebben op ruimtelijke aspecten. Dit geeft de Kamer de mogelijkheid om bij te sturen wanneer zij dat nodig acht. Eventuele aanpassingen worden verwerkt in de definitieve Structuurvisie Ondergrond, die vervolgens aan de Kamer wordt aangeboden.
De leden van de D66-fractie vragen wanneer de beleidsopgaven definitief worden vastgesteld, wanneer de bestuurlijke afspraken worden gemaakt, welke tijdsplanning de Ministers hanteren en wanneer de Kamer verder wordt geïnformeerd over de Structuurvisie Ondergrond. Zoals hiervoor aangegeven is, is het onze inzet om in de zomer van 2014 de opgaven definitief bestuurlijk vast te stellen. Het is onze inzet om het planMER en de MKBA eind 2014 af te ronden en mede op basis van de uitkomsten in het eerste kwartaal van 2015 de ontwerp-Structuurvisie Ondergrond, gezamenlijk met aanvullende bestuurlijke afspraken, aan de Tweede Kamer aan te bieden.
Energievoorziening
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of er in het belang van de transitie naar duurzame energie scenario’s worden onderzocht waarin voorrang wordt gegeven om fossiele voorraden niet te winnen maar juist zoveel mogelijk in de ondergrond te laten zitten. Als antwoord hierop geef ik aan dat de visie van het kabinet op de toekomstige energievoorziening beschreven staat in het Energierapport 2011 en het SER-Energieakkoord. Fossiele energiebronnen zullen voorlopig een belangrijke rol blijven spelen in de energievoorziening tijdens de transitieperiode naar een toekomstige situatie waarin voornamelijk gebruik wordt gemaakt van duurzame energie. Afwegingen over het gebruik van fossiele energie, waaronder de wens om doelmatig om te gaan met fossiele voorraden, kunnen belangrijke elementen zijn in de gezamenlijk met andere overheden te ontwikkelen afwegingssystematiek.
Om in de Structuurvisie Ondergrond ruimtelijke keuzes te kunnen maken die betrekking hebben op het gebruik van verschillende vormen van energie wordt de in het Energierapport 2011 en het SER-energieakkoord beschreven visie in het energiedossier ruimtelijk uitgewerkt. Deze uitwerking is input voor de Structuurvisie Ondergrond en is nodig voor ruimtelijke afwegingen over het gebruik van alle energievormen, zowel bovengrondse vormen als ondergrondse bronnen (naast aardgas bijvoorbeeld ook geothermie en opslagmogelijkheden in lege aardgasvelden en lege zoutcavernes).
Schaliegas
De leden van de PvdA-fractie geven aan het van belang te vinden dat er een integrale afweging wordt gemaakt tussen alle activiteiten en functies van de ondergrond, zoals drinkwatervoorziening en grondwaterkwantiteit, en derhalve van mening te zijn dat het verstandig is de Structuurvisie Schaliegas als nationaal belang in de Structuurvisie Ondergrond te integreren. Ook vragen zij of de Ministers nog steeds voornemens zijn om de Structuurvisie Schaliegas integraal onderdeel te laten zijn van de Structuurvisie Ondergrond. Ook de leden van de D66-fractie vragen hoe de afweging tussen schaliegas en bodemopgaven, zoals drinkwater, wordt gemaakt en vragen of de Ministers kunnen bevestigen dat de twee Structuurvisies uiteindelijk één Structuurvisie zullen vormen.
In reactie hierop kan ik bevestigen dat ik het van belang vind om een integrale afweging te maken tussen alle activiteiten en functies van de ondergrond. In de brief van 12 februari jl. (Kamerstuk 33 136, nr. 6) heb ik aangegeven dat de Structuurvisie Schaliegas integraal onderdeel zal uitmaken van de Structuurvisie Ondergrond. Hier houd ik aan vast. Alleen dan kan Structuurvisie Ondergrond het integrale kader bieden voor ruimtelijke afwegingen met betrekking tot de ondergrond. Gedurende het milieuonderzoek en het opstellen van de Structuurvisie Schaliegas zal intensieve afstemming plaatsvinden tussen de beide structuurvisies voor wat betreft de aanpak en uitgangspunten. De Structuurvisie Ondergrond zal uiteindelijk het ruimtelijk afwegingskader zijn voor ondergrondse activiteiten, waarin schaliegas één van de activiteiten is die wordt afgewogen ten opzichte van andere ondergrondse en bovengrondse activiteiten.
In reactie op de vraag van de leden van de D66-fractie op welke manier en wanneer de Ministers decentrale overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties en burgers gaan betrekken bij de afweging over schaliegas meld ik u dat de Minister van Economische Zaken een ieder, burgers en maatschappelijke organisaties, in de gelegenheid zal stellen om op de conceptnotitie reikwijdte en detailniveau een zienswijze in te dienen. De Commissie voor de m.e.r zal om advies worden gevraagd en ook betrokken bestuursorganen worden geconsulteerd. In april informeert de Minister van Economische zaken u in een separate brief over de betrokkenheid van stakeholders bij het planMER en de Structuurvisie Schaliegas.
In antwoord op de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie naar de hiërarchie tussen de Structuurvisies Schaliegas en de Structuurvisie Ondergrond en het verzoek van deze leden om de Structuurvisie Schaliegas pas op te stellen nadat de Structuurvisie Ondergrond gereed is, benadruk ik – zoals eerder in deze brief aangegeven – dat aan beide structuurvisies dezelfde uitgangspunten en afwegingssystematiek ten grondslag zullen liggen. Hiermee wordt geborgd dat de Structuurvisie Schaliegas integraal onderdeel kan en zal worden van de Structuurvisie Ondergrond. De Structuurvisie Schaliegas is te beschouwen als een nadere uitwerking van een onderdeel van de Structuurvisie Ondergrond. De Structuurvisie Schaliegas brengt gebieden in kaart welke geschikt zijn voor de eventuele winning van schaliegas, waarbij de gevolgen voor mens, milieu en natuur het best geborgd zijn. In de Structuurvisie Ondergrond zal vervolgens het afwegingskader geformuleerd worden in bredere zin, waarbij ook de afweging met andere activiteiten in of functies van de ondergrond zal plaatsvinden. De Structuurvisie Schaliegas wordt geïntegreerd in dit afwegingskader en daarmee geldt het afwegingskader ook voor schaliegas.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen tevens om een toezegging dat er een maatschappelijke discussie wordt gevoerd over nut en noodzaak van schaliegas voor de economie en een duurzame energievoorziening vóór het verschijnen van de Structuurvisie Schaliegas. Deze leden vragen de Ministers tevens om inzichtelijk te maken met welke partijen deze discussie gevoerd moet worden. Ook vragen zij de Ministers om aan te geven op welke wijze welke partijen en belanghebbenden wanneer in het proces betrokken zijn en worden bij de totstandkoming van de Structuurvisie Schaliegas en de Structuurvisie Ondergrond. Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik naar de brief die de Minister van Economische Zaken in april aan uw Kamer stuurt met een reactie op verschillende vragen over schaliegas waarbij een en ander in samenhang zal worden beantwoord. In deze brief wordt ook aangegeven hoe nut en noodzaak een plek krijgt in de Structuurvisie Schaliegas.
In antwoord op de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie of de Ministers het ermee eens zijn dat zorgvuldigheid belangrijker is dan snelheid, en zo ja, hoe invulling wordt gegeven aan deze belangenafweging bevestig ik dat bij het opstellen van de Structuurvisies Ondergrond en de Structuurvisie Schaliegas zorgvuldigheid voorop staat. Teneinde te borgen dat alle relevante milieuaspecten in de afweging worden betrokken zal voor beide structuurvisies een planMER opgesteld worden. Daarnaast zal voor de Structuurvisie Ondergrond ook een MKBA worden gemaakt.
Aardwarmte
De leden van de SP-fractie vragen waarom de winning van aardwarmte alleen nuttig is op plekken met een grote warmtevraag, wat de definitie is van een grote warmtevraag en of er in de benadering van aardwarmte ook gekeken wordt naar de bijdrage die aardwarmte kan leveren als (mogelijke) oplossing aan het energievraagstuk. Ons antwoord hierop is dat vooralsnog de gewonnen aardwarmte direct wordt gebruikt voor verwarming van gebouwen en glastuinbouwkassen en daarmee een bijdrage levert aan het vergroten van het aandeel duurzame energie. Naast glastuinbouw is een woonwijk of een ziekenhuis een voorbeeld van een situatie waarbij sprake kan zijn van een grote warmtevraag. Warmtetransport over grotere afstanden is echter nog een technische uitdaging. Winning van aardwarmte is daarom nu nog met name zinvol wanneer het direct bovengronds gebruikt wordt. Wel ligt er op het ogenblik een aantal plannen voor regionale warmtenetwerken, waarbij geothermie als extra bron van duurzame warmte ingevoegd kan worden. Diepe aardwarmtewinning waarbij stoom wordt omgezet in elektriciteit, die over grote afstand getransporteerd kan worden, vindt op dit moment in Nederland nog niet plaats.
Opslag
In antwoord op vragen van leden van de SP-fractie over een tweede levensfase is onze reactie dat het vooraf nadenken over een tweede levensfase van een ondergrondse functie onder meer betrekking heeft op lege gasvelden en lege zoutcavernes. Zoals eerder vermeld neemt het kabinet zich voor de in het Energierapport 2011 en het SER-Energieakkoord beschreven visie ruimtelijk uit te werken. Daarmee wordt helder welke functies bijvoorbeeld lege aardgasvelden en lege zoutcavernes kunnen vervullen. Gezien de geuite wensen in het kader van STRONG zal worden bezien of het zinvol en mogelijk is om de besluitvorming over vergunningaanvragen op grond van de Mijnbouwwet ook in dit opzicht in een breder ruimtelijk kader te plaatsen.
Drinkwatervoorziening
In antwoord op de vraag van leden van de VVD-fractie en de PvdA-fractie of er ook aandacht is voor activiteiten vlak over de grens en mogelijke effecten hiervan, kan ik melden dat via een inventarisatie bij de grensprovincies en bij Rijkswaterstaat is nagegaan welke (huidige of voorziene) ondergrondse activiteiten in de buurlanden effect hebben op Nederlands grondgebied en vice versa. Ook de buurlanden worden hierover geconsulteerd. Zo nodig wordt overleg met de buurlanden gevoerd om mogelijke knelpunten te bespreken.
Zowel de leden van de PvdA-fractie, de SP-fractie als de D66-fractie hebben opmerkingen gemaakt en vragen gesteld over het aanmerken van grondwater voor de drinkwatervoorziening als nationaal belang in de Structuurvisie Ondergrond. In reactie daarop het volgende. Op grond van de Drinkwaterwet heeft het Rijk – net als de andere bestuursorganen – een zorgplicht voor een duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening. In de beleidsnota drinkwater zal worden omschreven wat de betekenis voor het Rijk is. Daarmee heeft het Rijk een belang om in het kader van de Structuurvisie Ondergrond drinkwaterwinningen uit grondwater en waar nodig strategische grondwatervoorraden te beschermen. De uitvoering van het beschermingsbeleid ligt bij de decentrale overheden. Het is in dit stadium nog te vroeg om aan te geven of met de decentrale overheden tot aanvullende afspraken gekomen moet worden. Bij de verdere uitwerking van de ontwerp-Structuurvisie Ondergrond zal gekeken worden naar de toekomstige behoefte aan winning van grondwater voor drinkwater. Daarbij is en blijft uitgangspunt dat gestreefd wordt naar een situatie waarbij met eenvoudige zuivering levering van drinkwater uit grondwater mogelijk moet zijn. Bezien zal worden welke (potentiële) bedreigingen optreden. Mochten daarbij knelpunten naar voren komen die niet lokaal opgelost kunnen worden dan kan het Rijk zo nodig haar doorzettingsmacht gebruiken en de bescherming van grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening ook in de Structuurvisie Ondergrond verankeren als nationaal belang.
De leden van de PvdA-fractie geven aan van mening te zijn dat het van belang is dat kwetsbare grondwaterbeschermingsgebieden worden beschermd en dat risicovolle ontwikkelingen in de diepe ondergrond alleen mogen worden toegestaan als zij aan zeer strenge eisen voldoen. Deze leden onderschrijven dat er nu te weinig mogelijkheden zijn om een ruimtelijke afweging te maken en vragen of het een optie is om dit in de Mijnbouwwet vast te leggen. In reactie hierop bevestig ik de mening van deze leden te delen dat het van belang is om kwetsbare grondwaterbeschermingsgebieden te beschermen. Deze bescherming wordt vormgegeven in de Omgevingswet. Er zal worden onderzocht hoe er in de Mijnbouwwet een geschikte koppeling kan worden gemaakt met de structuurvisies zodat deze als ruimtelijk kader in relatie tot de Mijnbouwwet gebruikt kunnen worden. Zoals hiervoor genoemd wordt uw Kamer uiterlijk eind dit jaar over de inhoud van de voor te stellen wijzigingen geïnformeerd.
De leden van de PvdA-fractie verzoeken de Minister van Infrastructuur en Milieu om ervoor zorg te dragen dat conform de verdringingsreeks (volgens de Waterwet) bij oppervlaktewater, de drinkwatervoorziening kan prevaleren boven andere watervragende functies in de Structuurvisie Ondergrond. Ook vragen zij hoe de Minister ervoor kan zorgen dat als onderdeel van de Omgevingswet de drinkwaterwinning voldoende wordt gewaarborgd in de ruimtelijke plannen van de overheden. In reactie hierop benadruk ik dat de Drinkwaterwet voorschrijft dat alle bestuursorganen – inclusief het Rijk – zorg dragen voor een duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening en dat zij bij de uitoefening van bevoegdheden de duurzame veiligstelling van de drinkwatervoorziening moeten meewegen als «dwingende reden van groot openbaar belang». De wetgever kent daarmee aan de openbare drinkwatervoorziening een hoger belang toe dan aan andere watervragende functies. De eigenaren van drinkwaterbedrijven hebben een zorgplicht voor een «voldoende en duurzame uitvoering van de openbare drinkwatervoorziening binnen een distributiegebied». Binnen de ruimtelijke ordening moeten bestuursorganen het zwaarwegende belang van de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening afwegen tegen of afstemmen op andere, ook niet-watervragende, gebruiksfuncties. Dit wordt uitgewerkt in de Structuurvisie Ondergrond, maar ook in omgevingsplannen op provinciaal niveau en bestemmingsplannen op gemeentelijk niveau.
De bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de drinkwaterwinning is een belang dat het kabinet expliciet in de Omgevingswet zal regelen. In het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel zal aan de provincies de wettelijke opdracht worden gegeven om bij provinciale omgevingsverordening regels te stellen voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de productie van drinkwater. Deze regels kunnen zich zowel richten tot burgers, waarbij bepaalde activiteiten rechtstreeks worden gereguleerd, maar zullen zich ook kunnen richten tot gemeenten of waterschappen, waarbij regels worden gesteld aan door die overheden vast te stellen besluiten, zoals de omgevingsplannen en omgevingsvergunningen. De laatst genoemde vorm van regulering zal ertoe leiden dat het belang van de bescherming van het grondwater bij de voorbereiding van ruimtelijke besluiten zal worden betrokken.
Ruimtelijke ordening Noordzee en Waddenzee
Ten aanzien van het reserveren van zandwingebieden voor kustsuppletie hebben de leden van de VVD-fractie de vraag of de Minister van IenM bereid is om te onderzoeken of, en zo ja, in welke mate, het IJsselmeer (inclusief Markermeer) gebruikt kan worden om een bijdrage te leveren aan de hoeveelheid zand die nodig is als ophoogzand in de Noordelijke Randstad, met name voor de vele projecten in het groot project RRAAM (Rijk- en Regioprogramma Amsterdam Almere Markermeer). In reactie hierop stel ik dat het zand in het IJsselmeergebied, inclusief het Markermeer, geschikt is om gebruikt te worden als ophoogzand en daarmee in beginsel als zand voor de projecten in en rondom dit gebied, waaronder de RRAAM-projecten in de Noordelijke Randstad. De mate waarin wordt bepaald door de markt, de concessies die marktpartijen aanvragen en de kosten van de zandwinning. Deze kosten omvatten o.a. de transportkosten en de extra kosten als gevolg van het feit dat het zand in dit gebied niet op alle plaatsen direct aan de oppervlakte van de bodem ligt. Zo ligt in het Markermeer het zand onder een laag slib en holocene klei; dit wordt ook wel aangeduid als dekgrond. In het kader van de natuuronderzoeken en het verkennen van optimalisaties voor RRAAM is naar voren gekomen dat deze dekgrond gebruikt zou kunnen worden voor natuurbouw. Daarom worden momenteel de kansen bekeken voor het kunnen koppelen en afstemmen van de vraag naar (ophoog)zand en de inzet van/vraag naar dekgrond voor het realiseren van de in de Rijksstructuurvisie RRAAM afgesproken natuur. In een pilot «Optimalisatie grondstromen» onderzoek ik momenteel de potentiële voordelen van deze koppeling.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33136-8.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.