33 037 Mestbeleid

Nr. 189 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 februari 2017

Op 18 november en 30 december jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over het maatregelenpakket fosfaatreductie 2017 (Kamerstuk 34 532, nrs. 45 en 98).

Vandaag heb ik met de Eurocommissaris voor Milieu, de heer Vella, de gesprekken over het maatregelenpakket fosfaatreductie 2017 afgerond. NZO, LTO-Nederland, NMV, NAJK, Nevedi en Rabobank Nederland ondersteunen het maatregelenpakket. Genoemde partijen zijn betrokken bij het opstellen, uitwerken en uitvoeren van de maatregelen in het pakket. Dat zal het hele jaar veel inspanning van alle betrokken partijen en ondernemers vragen. Daarnaast hebben de NVV en LTO varkenshouderij zich bereid verklaard in samenwerking met Nevedi de fosfaatproductie in de varkenshouderij in 2017 te verminderen door een verlaging van het fosforgehalte in het veevoer.

Ik ben er van overtuigd dat het maatregelenpakket solide is en een goede basis biedt om in 2017 de benodigde fosfaatreductie daadwerkelijk te realiseren.

Achtergrond

Het maatregelenpakket fosfaatreductie 2017 heeft tot doel de fosfaatproductie in Nederland voor het einde van 2017 terug te brengen tot het niveau dat is toegestaan op basis van de derogatiebeschikking Nitraatrichtlijn. In 2015 heeft Nederland het in de derogatiebeschikking opgenomen fosfaatproductieplafond overschreden. De eerste prognose van het Centraal Bureau voor het Statistiek (CBS) wijst uit dat het plafond ook in 2016 is overschreden (Kamerstuk 33 037, nr. 184) en het is de verwachting dat de overschrijding, zonder nadere maatregelen, zal doorzetten. Overschrijding van het fosfaatproductieplafond kan aanleiding zijn om de derogatie te verliezen. Om de derogatie in 2017 te kunnen behouden en om met de Europese Commissie te kunnen spreken over voorzetting van derogatie vanaf 2018, is het noodzakelijk de situatie van overschrijding te herstellen (Kamerstuk 34 532, nrs. 18 en 45).

Het plan richt zich op het realiseren van fosfaatreductie in 2017. Vanaf 1 januari 2018 kan, met de herziening van de Meststoffenwet ter introductie van het stelsel van fosfaatrechten voor de melkveehouderij, wettelijk worden geborgd dat de fosfaatproductie onder het niveau van het plafond blijft.

Overleg met de Europese Commissie

De afgelopen periode heeft zeer intensief overleg met verschillende diensten van de Europese Commissie plaatsgevonden over het maatregelenpakket fosfaatreductie 2017. De Europese Commissie heeft zich constructief opgesteld en was vanzelfsprekend kritisch in de beoordeling van de haalbaarheid en de beoogde effectiviteit van het maatregelenpakket. Belangrijk aandachtspunt voor de Europese Commissie was de publieke borging van de maatregelen. Dit heeft geleid tot een versterking van de publieke borging. Ik heb uw Kamer al eerder geïnformeerd over mijn voornemens omtrent de borging van het fosfaatreductieplan van de zuivelondernemingen (Kamerstuk 34 532, nr. 98). Daarnaast heeft de Europese Commissie steeds het belang benadrukt van de verenigbaarheid van de maatregelen met de geldende kaders voor staatssteun, mededinging en de gemeenschappelijke marktordening en van een goede monitoring van de effectiviteit van de maatregelen.

Vandaag heb ik met Commissaris Vella de gesprekken over het maatregelenpakket fosfaatreductie 2017 afgerond. Om te voorkomen dat de derogatie in 2017 wordt ingetrokken, moet Nederland het maatregelenpakket fosfaatreductie 2017 uitvoeren en moet uit de monitoring blijken dat de maatregelen voldoende effectief zijn om de benodigde fosfaatreductie in 2017 te realiseren. Een voortzetting van derogatie vanaf 2018 is alleen mogelijk onder voorwaarde dat het maatregelenpakket 2017 voldoende effectief blijkt om te voldoen aan de Europese regels.

Maatregelenpakket fosfaatreductie 2017

Het maatregelenpakket fosfaatreductie 2017 bestaat uit drie maatregelen.

1. Voerspoor melkveehouderij

Vanaf 1 januari 2017 is de al bestaande overeenkomst «verbeteren mineralenefficiëntie op melkveebedrijven via de kringloopwijzer» tussen Nevedi, LTO, NZO en de Vereniging van Accountants en Belastingadviseurs (VLB) aangescherpt. Elk mengvoerbedrijf brengt het fosforgehalte in het mengvoer terug tot 4,3 gram per kilogram of levert mengvoer met een fosfor/ruw eiwitverhouding van 2,2. Daarnaast geeft de mengvoerindustrie de garantie dat het jaarrond gemiddelde van het fosforgehalte in melkveemengvoer over alle betrokken mengvoerbedrijven maximaal 4,3 gram per kilo is.

Op deze wijze wordt in 2017 de fosfaatproductie met 1,7 miljoen kilogram gereduceerd.

De maatregel wordt geheel door private partijen uitgevoerd. Op basis van de ervaring van de afgelopen jaren verwacht ik dat de maatregel het beoogde effect zal sorteren. Desalniettemin bereid ik, mede gezien het belang dat de Europese Commissie hecht aan publieke borging en aan garanties over de effectiviteit van maatregelen, in overleg met betrokken partijen een ministeriële regeling voor op basis van artikel 3.8 van het Besluit diervoeders. Zo wordt, in het geval de private aanpak onverhoopt minder effectief is dan verwacht, het maximale fosforgehalte in mengvoer op melkveebedrijven in regelgeving voorgeschreven. De regeling treedt op 15 mei as. in werking tenzij uit de monitoring over de eerste drie maanden van 2017 blijkt dat ten minste 20% van de totale beoogde doelstelling van 1,7 miljoen kilogram fosfaat is gerealiseerd.

2. Fosfaatreductie door zuivelondernemingen

Op 30 december jl. heb ik uw Kamer al geïnformeerd over mijn voornemen het plan dat door de zuivelsector is ontwikkeld om fosfaat te reduceren, te borgen in een ministeriële regeling onder de Landbouwwet (Kamerstuk 34 532, nr. 98). De regeling wordt in overleg met ZuivelNL voorbereid. Op verzoek van de sector zal in de Ministeriële Regeling, in tegenstelling tot het «fosfaatreductieplan van de zuivelsector», niet langer de optie worden geboden om deel te nemen aan een melkgeldregeling, maar wordt enkel de GVE-reductieregeling opgenomen. De regeling zal half februari worden gepubliceerd en is beoogd in werking te treden op 1 maart.

De ministeriële regeling stuurt op het stapsgewijs verkleinen van melkveestapel. Op bedrijfsniveau moet de veestapel worden teruggebracht tot het niveau van 2 juli 2015 minus 4%. Grondgebonden bedrijven zijn uitgezonderd van deze korting van 4%.

Per periode van twee maanden wordt een reductiedoelstelling opgelegd. Bedrijven die daar niet aan voldoen betalen een heffing. Bedrijven die wel voldoen aan de bij die periode behorende reductiedoelstelling, maar de veestapel nog niet hebben gereduceerd tot het niveau van 2 juli 2015 (minus 4%), betalen een lagere heffing. Uit de heffingsinkomsten wordt een bonus uitgekeerd aan ondernemers die hun melkveestapel reduceren tot onder het niveau van 2 juli 2015 (minus 4%).

De ministeriële regeling ziet daarnaast op niet-melkleverende bedrijven om te voorkomen dat rundvee naar deze bedrijven wordt verplaatst om aan de doelstelling voor vermindering van dieren te voldoen zonder dat feitelijk sprake is van fosfaatreductie. De exacte afbakening van deze bedrijven en wijze waarop de heffing wordt vastgesteld wordt bekend bij de publicatie van de regeling.

De ministeriële regeling wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland in samenwerking met de zuivelbedrijven.

Met deze maatregel wordt een fosfaatreductie van 4 miljoen kilogram beoogd.

3. Reductie van de veestapel

Melkveehouders, die in 2017 de melkveestapel beëindigen zodanig dat deze dieren geen fosfaat meer produceren in Nederland, komen in aanmerking voor een premie per dier. Deze premie is een compensatie voor de afname van de financiële opbrengsten en kosten van het melkveebedrijf als gevolg van het beëindigen van de melkveehouderij in 2017. Hiervoor zal, in meerdere tranches, een subsidieregeling worden opengesteld. De hoogte van de premie is degressief. Immers, deelname aan een latere tranche betekent een kortere leegstandsperiode in 2017. Dat levert naar rato een lagere premie per dier op. Voorlopig wordt voorzien in drie openstellingen. Voor deze subsidieregeling is in totaal € 50 miljoen beschikbaar, waarvan de helft door de zuivelsector wordt gefinancierd.

De eerste openstelling van de regeling zal zijn van 20 februari tot en met 3 maart. Voor de eerste openstelling is in totaal € 12 miljoen beschikbaar. De premie per melkkoe voor de eerste openstelling wordt voor deze openstelling vastgesteld op € 1.200.

In de komende dagen zal de subsidieregeling worden gepubliceerd zodat de exacte voorwaarden voor deelname aan de regeling voor melkveehouders bekend worden. De regeling zal worden uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Met deze maatregel wordt een reductie van 2,5 miljoen kilogram fosfaat beoogd.

Bovenstaande maatregelen zien op het reduceren van fosfaatproductie in de melkveehouderij. Dat is logisch omdat de groei van de veestapel én de overschrijding van het plafond in die sector het grootst zijn. In aanvulling daarop wordt in 2017 fosfaatreductie in de varkenshouderij gerealiseerd.

Eind januari hebben de Nederlandse Vakbond Varkenshouders (NVV) en LTO varkenshouderij een voorstel gedaan voor het eenmalig reduceren van de fosfaatproductie in de varkenshouderij in 2017. De Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie (Nevedi) is hierbij betrokken. Uitgangspunt voor de sector is een vrijwillige aanpak waarbij een varkenshouder de keuze heeft om fosfor-armer veevoer af te nemen. De varkenssector en de diervoederindustrie werken een private stimuleringsregeling uit, waarbij een deelnemende varkenshouder voor elke kilogram fosfaatreductie een premie krijgt. Bij de invulling van de stimuleringsregeling worden de volgende onderwerpen uitgewerkt:

  • Een inspanningsverplichting met betrekking tot de reductie van de fosfaatproductie van 1 miljoen kilogram in 2017. Hiervoor heb ik € 1 miljoen gereserveerd voor de uitvoeringskosten van de stimuleringsregeling en andere onderdelen van het Actieplan vitalisering varkenshouderij. Daarnaast stel ik naar rato van de omvang van de gerealiseerde fosfaatreductie middelen beschikbaar tot een maximum van € 4 miljoen.

  • Tijdig voor de inwerkingtreding van de regeling heeft de sector een uitvoeringsplan opgesteld, waarin de verantwoordelijkheden van de partijen voor de uitvoering en voor de communicatie naar de varkenshouders helder zijn aangegeven.

De regeling treedt per 1 april 2017 in werking.

Tenslotte heb ik besloten de ontheffingen die in het verleden zijn verstrekt in het kader van de Regeling ontheffing productierechten Meststoffenwet (POR-regeling) en die geldig zijn tot en met 31 december 2017 niet te verlengen na die datum. De reden daarvoor is dat deze tijdelijke ontheffingen aan varkens- en pluimveehouders zijn verstrekt in de situatie dat de fosfaatproductie ruim onder het fosfaatproductieplafond en de daarvan afgeleide sectorale deelplafonds lag. Nu dat niet langer het geval is, vind ik het niet wenselijk dat individuele ondernemers worden ontzien van de verplichting om over voldoende dierrechten te beschikken. Dat zou immers onvermijdelijk moeten leiden tot compensatie van de daarmee samenhangende fosfaatproductie door andere ondernemers. In totaal gaat het om 1,6 miljoen kilogram fosfaat. Voor deze ondernemers betekent dit dat zij in 2018 over extra dierrechten moeten beschikken of de veestapel moeten verkleinen.

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland zal de betrokken ondernemers zo snel mogelijk informeren om te voorkomen dat zij onterecht de verwachting kunnen hebben dat de ontheffingen worden verlengd na 31 december 2017.

Monitoring

De maatregelen in het pakket fosfaatreductie 2017 beogen de fosfaatproductie met 8,2 miljoen kilogram te reduceren. Daarbovenop wil de varkenshouderij 1 miljoen kilogram fosfaat reduceren. Zoals ik uw Kamer eerder heb geïnformeerd ga ik uit van een reductieopgave van 6,6 miljoen kilogram (Kamerstuk 34 532, nr. 43). Die prognose was gebaseerd op actuele cijfers over de ontwikkeling van de veestapel tot eind 2016. Het maatregelenpakket biedt dus een ruime marge om eventuele en onverhoopte tegenvallers in de uitvoering gedurende het jaar binnen het pakket op te vangen.

Ik heb met Commissaris Vella ook gesproken over de monitoring van de effectiviteit van het maatregelenpakket fosfaatreductie 2017. Het CBS zal de monitoring uitvoeren en maandelijks aan mij rapporteren over de effectiviteit van de verschillende maatregelen. Daarnaast zal per kwartaal een rapportage worden gemaakt over de ontwikkeling van de totale fosfaatproductie. De rapportages worden gebaseerd op gegevens over de ontwikkeling van de melkveestapel uit het Identificatie- en Registratie systeem (I&R) van RVO.nl en gegevens van Nevedi over de fosforgehalten in het mengvoer dat wordt afgeleverd in de melkveehouderij. De Europese Commissie ontvangt deze maandelijkse rapportages. De monitoring vormt de basis voor een driemaandelijks ijkmoment waarop met alle betrokken partijen wordt bepaald in hoeverre de gestelde doelen binnen bereik komen.

Ik zal uw Kamer zoals toegezegd in het debat van 1 december jl. toegezegd iedere drie maanden informeren over de uitvoering van de maatregelen en over het effect dat daarmee is bereikt (Handelingen II 2016/17, nr. 30, item 13).

Vervolg

Nederland presenteert een sterk en overtuigend maatregelenpakket met voldoende marge en voldoende draagvlak in de sector om vertrouwen te hebben dat de fosfaatproductie aan het einde van 2017 weer onder het toegestane niveau is gebracht. De opgave waar we nu voor staan is om in gezamenlijkheid de maatregelen uit te voeren.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven