Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2016
Hierbij zend ik u mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken het rapport:
«Landbouwpraktijk en waterkwaliteit in Nederland; toestand (2012–2014) en trend (1992–2014),
Resultaten van de monitoring voor de Nitraatrichtlijn», dat onlangs aan de Europese
Commissie is aangeboden1.
Met dit door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu opgestelde rapport,
voldoet Nederland aan artikel 10 van de EU Nitraatrichtlijn (91/676/EEG) inzake de
bescherming van wateren tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen.
Conform dit artikel moeten alle EU-lidstaten eens in de vier jaar rapport aan de Europese
Commissie uitbrengen over de implementatie van de Nitraatrichtlijn en de effecten
ervan. Deze rapportages geven inzicht in de mate waarin lidstaten, in casu Nederland,
in staat zijn waterverontreiniging door nitraat uit de landbouw te verminderen en
verdere verontreiniging te voorkomen en zo bij te dragen aan duurzame land- en tuinbouw
en vereiste waterkwaliteit voor o.a. drinkwaterbronnen, zwem- en recreatiewater en
een goede ecologische situatie in zoet- en zoutwater.
Uit de bijgevoegde rapportage blijkt dat nitraatconcentraties in het water op Nederlandse
landbouwbedrijven zijn gedaald en dat de kwaliteit van het oppervlaktewater is verbeterd.
Echter, de verbeteringen zijn beperkt ten opzichte van de vorige monitoringsronde
(2008–2011).
De effecten van Actieprogramma’s, met maatregelen voor de landbouw die de waterkwaliteit
moeten verhogen, zijn pas op termijn – overwegend vijf jaar na afloop van het programma
– zichtbaar. Het volledige effect van het huidige, vijfde Actieprogramma Nitraatrichtlijn
dat loopt tot 2018, zal rond 2023 duidelijk zijn.
Naar verwachting blijven nutriëntenconcentraties afkomstig van de landbouw dalen.
Het is echter de vraag of rond 2027 de gewenste situatie in grond- en oppervlaktewater
overal is bereikt. De thans lopende evaluatie van de Meststoffenwet moet meer inzicht
in deze ontwikkelingen geven. De Staatssecretaris van Economische Zaken heeft u over
deze evaluatie met zijn brieven van 9 december 2015 en 3 februari 2016 in algemene
zin geïnformeerd (Kamerstuk 33 037 nr. 168 en nr. 176).
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
S.A.M. Dijksma