Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 december 2015
In het Algemeen Overleg van 14 oktober jl. heeft mijn voorgangster toegezegd uw Kamer
te informeren over de planning van de evaluatie van de Meststoffenwet en van het zesde
Actieprogramma Nitraatrichtlijn (Kamerstuk 33 037, nr. 167). Bij dezen kom ik de toezegging na.
Volgens artikel 46 van de Meststoffenwet dient deze wet tenminste eenmaal per vijf
jaar te worden geëvalueerd. De vorige evaluatie dateert van 2012. Dit impliceert dat
formeel uiterlijk 31 december 2017 een verslag over de doeltreffendheid en de effecten
van deze wet in de praktijk aan uw Kamer aangeboden moet zijn. Ik ben echter al gestart
met de evaluatie en wil het eindrapport ultimo 2016 opleveren en aan uw Kamer aanbieden.
De evaluatie van de Meststoffenwet loopt daarmee gelijk op met de voorgeschreven vierjaarlijkse
Nitraatrapportage aan de Europese Commissie (zie hierna).
De evaluatie Meststoffenwet bestaat uit een ex post en een ex ante deel plus een handelingsperspectief.
Tevens wordt een sociaalwetenschappelijk onderzoek uitgevoerd naar opvattingen en
gedrag van agrarisch ondernemers met betrekking tot de mestregelgeving. De genoemde
delen vormen de basis voor het Syntheserapport dat door het Planbureau voor de Leefomgeving
(PBL) wordt opgesteld.
De regelgeving voor meststoffen is de nationale uitwerking van de Europese Nitraatrichtlijn.
Het doel van de Nitraatrichtlijn – vervuiling van het grond- en oppervlaktewater tegengaan
en goede landbouwpraktijk bevorderen – draagt bij aan de doelen van de Kaderrichtlijn
Water (waarvoor de Minister van Infrastructuur en Milieu verantwoordelijk is). Deze
sterke verwevenheid van de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water komt ook naar
voren in de centrale vraagstelling van de synthese: «Wat is de mate van doeltreffendheid
en doelmatigheid van het gevoerde beleid en kans op doelbereik van de Nitraatrichtlijn
aan het einde van het 5e Actieprogramma (2017) en het realiseren van de Kaderrichtlijn Water doelen ten aanzien
van nutriënten uiterlijk in 2027?»
De ex post evaluatie van de Meststoffenwet is gebaseerd op gegevens verzameld in de
afgelopen jaren, aangevuld met analyses en verklaringen. De Nitraatrapportage moet
voor 1 juli 2016 aan de Europese Commissie zijn aangeboden. De Nitraatrapportage is
één van de gegevensbronnen voor de ex post evaluatie Meststoffenwet. Het ex ante deel
van de evaluatie bevat een kwantitatieve en kwalitatieve doorrekening van a) huidig
en voorgenomen beleid voor de komende jaren; b) mogelijke beleidsopties voor de toekomst
(het handelingsperspectief).
Op 1 oktober jl. is op een bijeenkomst voor circa 30 verschillende belangenorganisaties,
waaronder die van land- en tuinbouw en waterbeheerders, de inhoud en het proces van
de evaluatie uiteengezet. Aansluitend is de mogelijkheid geboden te reageren op de
ex post evaluatievragen. Daar is in beperkte mate gebruik van gemaakt. Voor het vormgeven
van ex ante onderzoeksvarianten worden de belangenorganisaties op korte termijn eveneens
bevraagd. Er is een tweede bijeenkomst voor deze groep voorzien na oplevering van
de concepten van de evaluatierapporten.
De Nitraatrichtlijn schrijft voor dat lidstaten actieprogramma’s ontwikkelen die er
voor zorgen dat: «...De waterverontreiniging die wordt veroorzaakt of teweeggebracht
door nitraten uit agrarische bronnen verminderen en verdere verontreiniging van dien
aard wordt voorkomen». Het huidige Nederlandse Actieprogramma Nitraatrichtlijn loopt
tot en met 2017. Het nieuwe, zesde, Actieprogramma Nitraatrichtlijn zal de jaren 2018
tot en met 2021 bestrijken.
Uitgaande van de concept-evaluatieresultaten Meststoffenwet wordt medio 2016 gestart
met de invulling van het Actieprogramma, dat eind 2016 in concept gereed moet zijn.
Ook hierbij worden belangenorganisaties betrokken, overeenkomstig de wijze waarop
zij zijn betrokken bij de Evaluatie Meststoffenwet. Ik informeer uw Kamer tijdig nader
over de voorgenomen inhoud van dit Actieprogramma. Het zesde Actieprogramma Nitraatrichtlijn
is tevens de basis voor onderhandelingen met de Europese Commissie over een nieuwe
derogatie, dat wil zeggen: onder voorwaarden toestaan van uitzonderingen in het gebruik
van stikstof uit dierlijke mest op landbouwgronden.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
M.H.P. van Dam