33 000 V Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2012

Nr. 22 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 november 2011

Met deze Kamerbrief stel ik u op de hoogte van de ontwikkelingen in de relatie met SNV zoals toegezegd in het Algemeen Overleg van 20 april 2011.

Tevens ga ik in op de motie Dijkhoff (32 500 V, nr. 180) en de motie Driessen c.s.(32 500 V, nr. 170), vertrekregeling directeur, die op 28 april 2011 is aangenomen. Op de motie Ferrier, Dijkhoff (32 500 V, nr. 171) over de eisen aan ontwikkelingsorganisaties op het gebied van transparantie, goed bestuur en beloning ben ik met mijn brief van 15 augustus 2011 (32 500 V, nr. 206) ingegaan.

In deze brief ga ik achtereenvolgens in op het Strategy paper 2011–2015 van de organisatie (I), de subsidie voor de komende vier jaar (II), het proces vanaf de Raad van Toezicht (III) en ten slotte, de getroffen maatregelen in de verantwoordingspraktijk tussen SNV en BZ (IV).

I. Strategy Paper 2011-2015

De huidige subsidie van SNV beslaat de periode 2007–2015. Voor de resterende vier jaar, heeft SNV een Strategy Paper 2011–2015 opgesteld. Daarin positioneert SNV zich als een not-for-profit ontwikkelingsorganisatie die bijdraagt aan duurzame ontwikkeling door ondersteuning van lokale partners in ontwikkelingslanden. Het betreft hier publieke, private en civiele partners. SNV heeft focus aangebracht door zich niet langer op zeven maar op drie sectoren te gaan richten, namelijk de verbetering van de toegang tot voedsel, water en energie voor de armen. Voor het realiseren van haar doelstellingen in die drie sectoren, onderscheidt de organisatie drie rollen: de advisering van haar lokale partners, het opereren als kennismakelaar en belangenbehartiging.

De generieke subsidie voor SNV loopt eind 2015 af. SNV zal zich vanaf die tijd moeten profileren als een not-for-profit ontwikkelingsorganisatie die onafhankelijk van subsidie door de Nederlandse overheid functioneert. Actieve fondsenwerving wordt dus van het grootste belang. SNV heeft in 2011 naar schatting Eur 24 mln. aan externe middelen kunnen werven en verwacht de komende jaren een jaarlijkse groei van dat bedrag met 20 procent te kunnen realiseren.

II. Subsidie 2012–2015

De subsidierelatie voor de resterende vier jaren heb ik zodanig herzien dat SNV in staat is zich versneld te ontwikkelen tot een organisatie die na 2015 onafhankelijk is van BZ-subsidie. Om dit proces te faciliteren heb ik de volgende maatregelen genomen:

  • De huidige subsidiebeschikking wordt aangepast om het SNV mogelijk te maken om programmasubsidies van ambassades of themadirecties verwerven. SNV zal daarbij uiteraard moeten concurreren met andere organisaties. Op dit moment is dat voor SNV niet mogelijk, waardoor een transitie naar een organisatie die op eigen benen kan staan wordt belemmerd.

  • De generieke subsidie wordt verlaagd tot EUR 70 mln. in 2012, Eur 60 mln. in 2013, Eur 55 mln. in 2014 en Eur 55 mln. in 2015. Met deze en de al in 2009 en 2010 doorgevoerde bezuinigingen wordt de subsidie voor de totale periode verlaagd van Eur 794,8 mln. tot Eur 670,6 mln. Deze verlaging is enerzijds ingegeven door de in het Regeerakkoord afgesproken bezuinigingen op OS. Anderzijds past de verlaging in het streven SNV in 2016 onafhankelijk van BZ-subsidie te maken.

  • Met SNV is afgesproken dat een transitieplan wordt opgesteld waarin de organisatie duidelijk weergeeft hoe het proces naar een onafhankelijke not-for-profit organisatie zal worden vormgegeven. Ook zal daarbij worden aangegeven met welke additionele kosten deze ombuiging gepaard gaat en of deze binnen de subsidiebeschikking kunnen worden opgevangen.

Voor zover het financiering uit generieke subsidiemiddelen betreft, streeft SNV in zijn landenprogramma’s naar complementariteit met ambassadeprogramma’s conform alle met Nederlandse overheidsfondsen gefinancierde ontwikkelingsorganisaties.

III. Raad van Toezicht

Arthur Arnold is op 17 augustus 2011 aangetreden, als nieuwe voorzitter van de Raad van Toezicht. De heer Arnold heeft een ruime ervaring in de commerciële, de investerings- en de ontwikkelingssector, onder meer als CEO van de ontwikkelingsbank FMO. De overige leden van de Raad van Toezicht hebben hun functie neergelegd om de nieuwe voorzitter in staat te stellen een nieuwe Raad van Toezicht samen te stellen. Vervolgens zijn twee leden verzocht aan te blijven totdat een nieuwe Raad van Toezicht is samengesteld om de continuïteit te waarborgen.

De door de Raad van Toezicht aangestelde interim-directeur is op 3 november tot directeur benoemd.

IV. Invoering maatregelen in de verantwoordingspraktijk tussen SNV en BZ

Als laatste wil ik u informeren over de maatregelen die zowel door SNV als door BZ zijn doorgevoerd ten aanzien van de verantwoording van SNV:

Van de zijde van SNV zijn de volgende maatregelen doorgevoerd:

  • De procedures voor onkostenvergoeding en aanbestedingen zijn herzien en aangescherpt.

  • Een klokkenluidersregeling en de gedragscode zijn in werking gesteld; deze heb ik de Tweede Kamer aangeboden met brief van 21 juli 2011 (32 500 V, nr. 203).

  • Een interne fraude respons procedure is in werking gesteld voor de tijdige en zorgvuldige opvolging van geconstateerde onrechtmatigheden.

Van de zijde van het ministerie zijn de volgende stappen gezet.

  • In de herziene generieke subsidiebeschikking 2011–2015 wordt de vertrekregeling van de directeur van SNV verdisconteerd. Daarmee geef ik gehoor aan de motie Driessen, Dijkhoff en Irrgang zoals aangenomen op 28 april 2011 (32 500 V, nr. 170).

  • De DG-norm is voor SNV met ingang van 1 januari 2011 in werking getreden. Deze norm is, met bijbehorende maatregelen bij niet-naleving daarvan (art. 13 standaardbeschikking), opgenomen in de nieuwe subsidiebeschikking.

  • De Accountantsdienst van BZ heeft onderzocht of in interne audit rapporten van SNV onregelmatigheden zijn geconstateerd die ten onrechte niet aan het ministerie zijn gemeld. Uit dit onderzoek over de jaren 2009–2010 is gebleken dat de interne controle bij SNV goed is opgezet en dat op constateringen van onrechtmatigheden adequaat is gereageerd. In twee van de 21 in deze periode uitgevoerde interne audits zijn onregelmatigheden geconstateerd die niet zijn gemeld aan het ministerie, (in beide gevallen waren de aanbestedingsprocedures niet gevolgd). SNV heeft nadrukkelijk verklaard dat het niet melden van onregelmatigheden in 2009 en 2010 een omissie is, die berust op nalatigheid zonder enige bijbedoeling.

  • Naar aanleiding van vorenstaande constatering heb ik in de subsidiebeschikking een bepaling opgenomen, gericht op de tijdige melding door SNV van onrechtmatigheden (fraude, niet volgen van aanbestedingsprocedures) en van kwesties die politiek of publicitair gevoelig liggen en die reputatieschade kunnen opleveren.

  • ABD-topconsultants heeft op mijn verzoek onderzocht of de toezichts- relatie t.o.v. (onder andere) SNV in voldoende mate is vastgelegd en of deze in de praktijk voldoende werkt. Zij constateren dat dit het geval is en dat BZ-medewerkers consciëntieus opereren. Toch zien de ABD-consultants ook mogelijkheden ter verbetering. Zo kan er meer gebruik worden gemaakt van de toezichtstructuur die binnen SNV zelf reeds bestaat en adviseren de consultants de BZ-werkprocessen zo in te richten dat beleid, uitvoering en toezicht zijn gescheiden. Ik heb deze aanbeveling overgenomen. In de herziene beschikking wordt de toezichtsrelatie tussen SNV en BZ geregeld. Daarbij wordt nadrukkelijker aansluiting bij SNV’s interne toezicht gezocht. Ook worden BZ-werkprocessen in kaart gebracht om te komen tot de gewenste scheiding van beleid, uitvoering en toezicht.

Ten slotte

In 2012 vindt een evaluatie plaats van het SNV-programma, die wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB).

Ik heb er vertrouwen in dat met de in deze brief geschetste maatregelen SNV in de komende vier jaar op effectieve wijze uitvoering kan geven aan haar mandaat en zich in voldoende mate zal kunnen voorbereiden op een toekomst waarin de organisatie onafhankelijk van BZ-subsidie kan opereren.

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen

Naar boven