32 827 Toekomst mediabeleid

Nr. 32 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 maart 2012

Tijdens het debat over de mediabegroting op 12 december 2011 (kamerstuk 33 000 VIII, nr. 169) heb ik uw Kamer toegezegd terug te zullen komen op de budgettaire gevolgen van de uitwerking van het regeerakkoord voor de zogeheten 2.42-omroepen. Ik doe hierbij die belofte gestand.

In mijn brief van 17 juni 20111 heb ik de gevolgen beschreven van de vereenvoudiging van het omroepbestel voor de 2.42-omroepen. De aanwijzingsprocedure verandert niet, maar zowel de uitvoering van de omroepactiviteiten als de financiering ervan wijzigt wel. Ik ga hieronder kort in op deze gevolgen. Daarnaast ga ik in op de geld-op-schema-systematiek, waaraan de 2.42-omroepen – net als alle andere omroepen nu al – gaan meedoen.

Organisatie

Kerkgenootschappen en genootschappen op levensbeschouwelijke grondslag brengen hun omroepactiviteiten – nu uitgeoefend door de 2.42-omroepen – onder bij een aanverwante omroeporganisatie of de NTR. Dat doen ze al in de huidige erkenningperiode (2010–2016). Hiervoor komt een overgangsregeling.

Voor de periode vanaf 2016 kan opnieuw per hoofdstroming (er zijn er 7) een aanwijzing aangevraagd worden door een kerkgenootschap of genootschap op levensbeschouwelijke grondslag. De uitvoering van deze aanwijzing vanaf 2016 wordt organisatorisch en financieel onderdeel van de omroeporganisatie waarbij deze zich heeft aangesloten. De religieuze en geestelijke omroepactiviteiten blijven herkenbaar en redactioneel onafhankelijk. Dit wordt bijvoorbeeld geborgd door een programmaraad en een redactiestatuut.

Het budget dat bij de aanwijzing hoort, wordt beheerd door de omroeporganisatie waarbij de 2.42-omroep zich heeft aangesloten. Dit budget wordt besteed aan specifieke religieuze en geestelijke programmering.

De verdeling van het budget en de zendtijd voor specifiek levensbeschouwelijk media-aanbod zal na 2016 plaatsvinden via de geld-op-schema-systematiek.

Deze systematiek geldt nu al voor al het media-aanbod van de omroeporganisaties. Ik ga hieronder in op wat dit concreet betekent voor de 2.42-omroepen.

Bezuinigingstaakstelling en geld-op-schema

De 2.42-omroepen leveren in de periode tot 2016 hun aandeel in de bezuinigingstaakstelling voor de landelijke publieke omroep, op basis van het onderzoek van de Boston Consulting Group. Het gaat om een bedrag van € 6 miljoen. Het budget wordt verder verlaagd met € 7 miljoen omdat het kabinet vindt dat de 2.42-omroepen zich moeten houden aan hun wettelijke taak: het verzorgen van specifiek religieus en geestelijk media-aanbod. De totale bezuinigingstaakstelling bedraagt daarmee € 13 miljoen.

In mijn brief over de mediabegroting van 25 november 2011 heb ik de bezuinigingstaakstelling voor de 2.42-omroepen op één onderdeel verder uitgewerkt. De bezuiniging van € 7 miljoen wordt in mindering gebracht op de bezuinigingstaakstelling van de NTR en de omroeporganisaties waarbij de 2.42-omroepen zich aansluiten. Deze omroeporganisaties houden daardoor relatief meer ruimte voor programmering dan omroeporganisaties waarbij zich geen 2.42-omroep heeft aangesloten. De omroeporganisaties behouden de vrijheid om zelf invulling te geven aan deze ruimte in hun programmering, uiteraard wel via de geld-op-schema-systematiek.

De geld-op-schema-systematiek betekent dat in het programmaschema per tijdstip en genre, het beschikbare budget is weergegeven. De intekening op een bepaald tijdstip voor levensbeschouwelijke programmering, doen – na 2016 – de omroeporganisaties en NTR namens de 2.42-omroepen die zich bij hen aangesloten hebben. Onderdeel van deze systematiek is ook dat als het programmaschema daar ruimte voor biedt, de 2.42-omroepen via het variabele budget een hoger programmabudget kunnen verwerven. Zij mogen echter alleen intekenen op het genre levensbeschouwelijke programmering.

De NPO – verantwoordelijk voor de programmaschema’s – dient er voor te zorgen dat het totaal aantal uren en budget voor religieuze en geestelijke programmering gerealiseerd kan worden. Het budget wordt toegekend aan de omroeporganisatie waarbij de (voormalige) 2.42-omroep is aangesloten. Deze omroeporganisaties zorgen er voor dat het religieuze en geestelijke media-aanbod daadwerkelijk wordt gemaakt.

Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 827, nr. 1.

Naar boven