32 824 Integratiebeleid

Nr. 8 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 februari 2013

De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) heeft in april 2012 op eigen initiatief een briefadvies aangeboden aan de toenmalige minister voor Immigratie, Integratie en Asiel. Onderwerp van dit advies is het huidige systeem van etnische categorisering in relatie tot het hedendaagse integratiebeleid.

Op verzoek van de toenmalige algemene Kamercommissie Immigratie, Integratie en Asiel van 20 juni 2012 geef ik in deze brief een reactie op dit advies.

Aanbevelingen RMO

De centrale vraag van de RMO is in hoeverre het veranderende integratiebeleid gevolgen heeft voor de manier waarop de overheid geboortelandinformatie registreert en categoriseert ten behoeve van onderzoek.

De Raad concentreert zich op de registratie van geboortelandinformatie in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA). Het advies van de RMO is om de informatieverschaffing te beperken tot de eerste generatie migranten. Dit betekent volgens de Raad dat de registratie van geboortelandinformatie voor de tweede generatie in de GBA geschrapt kan worden. De redenering van de RMO is dat informatie over de tweede generatie niet langer nodig is voor de ontwikkeling van het integratiebeleid.

In de visie van de RMO is de rol van de overheid gelimiteerd als het gaat om registeren van geboortelandinformatie en het categoriseren ten behoeve van onderzoek. De RMO adviseert om de huidige manier van registeren en categoriseren grotendeels stop te zetten door de onderzoekscategorieën allochtoon, niet-westerse allochtoon en autochtoon te laten vervallen, zowel voor nieuw gemigreerden als voor de tweede generatie. Publicatie van beschikbare niet-gekoppelde gegevens door de overheid kan doorgaan, maar zou beperkt moeten worden tot de aanduidingen «geboren in Nederland» en «geboren in het buitenland» als het gaat om het geboorteland en «Nederlanders» en «Vreemdelingen» als het gaat om de registratie van nationaliteit.

Reactie op advies

In de Agenda Integratie (Kamerstuk 32 824, nr. 7) heb ik aangegeven dat er in de samenleving een duidelijke integratieopgave ligt. Ik sta voor een probleemgerichte aanpak van integratievraagstukken en het bevorderen van kansen op integratie. Het doel van het integratiebeleid – volwaardige deelname aan de samenleving – is niet veranderd en onverminderd van belang. Om een dergelijke aanpak adequaat te kunnen uitvoeren is betrouwbare en consistente informatie nodig over de positie die migranten en hun kinderen innemen in de Nederlandse samenleving.

Het feitelijk onderbouwen van dit integratiebeleid vraagt om informatie die consistent en eenduidig is. Ook vraagt de analyse van lange termijn ontwikkelingen en trends in de integratie om herhalingsonderzoek op basis van dezelfde categorieën, zodat informatie vergelijkbaar is.

Om participatie van (nieuwe) groepen in de samenleving goed te kunnen volgen is het onderscheid tussen de eerste en tweede generatie, als het gaat om beleidsinformatie, zowel nationaal als lokaal, van belang. Deze informatie is nodig om deugdelijke uitspraken te kunnen doen over de mate van integratie en het zoeken naar beleidsmatige oplossingen. Zo weten we op basis van deze informatie hoe de integratie van de tweede generatie verloopt. Uit het beschikbare cijfermateriaal, zoals het jaarrapport integratie 2012, komt bijvoorbeeld naar voren dat de werkloosheid onder migrantenjongeren in het eerste kwartaal van 2012 is gestegen naar 29%.

Bron voor deze benodigde beleidsinformatie is de GBA. In de GBA staan objectieve gegevens over burgers die voor overheidsorganisaties nodig zijn om hun taken uit te oefenen. Onderdeel van deze set aan gegevens is de registratie van het geboorteland. Deze gegevens over het geboorteland kunnen worden aangevuld met de geregistreerde gegevens van het geboorteland van de ouders, op voorwaarde dat hier toestemming voor is verkregen via zogenoemde autorisatiebesluiten op grond van de wet op de GBA en voor zover het geboorteland van de ouders bekend is. Deze geboortelandinformatie wordt gekoppeld met gegevens uit andere databronnen, bijvoorbeeld inkomensgegevens, om betrouwbare uitspraken te kunnen doen over bijvoorbeeld arbeidsmarktparticipatie, onderwijsdeelname en migratiepatronen van migranten en hun kinderen. Op grond van de Wet op de GBA en de Wet bescherming persoonsgegevens wordt de privacy van deze gegevens beschermd.

Ook biedt de geboortelandinformatie uit de GBA de geëigende basis voor het trekken van representatieve steekproeven voor onderzoek naar maatschappelijke vraagstukken, en voor het toetsen en beoordelen van de kwaliteit van steekproefonderzoek. Als geboortelandgegevens uit de GBA worden geschrapt vervallen deze mogelijkheden. Dit heeft gevolgen voor de kwaliteit van beleidsinformatie en daarmee voor de onderbouwing en evaluatie van het gevoerde integratiebeleid.

Ook is objectieve registratie van geboortelandinformatie nodig voor sommige overheidsorganisaties voor de uitoefening van hun taken. Zo gebruiken de gemeenten de geboortelandinformatie en de geboortelandinformatie van de ouders voor het uitoefenen van taken op het gebied van de burgerlijke stand, het opmaken van geboorte-, huwelijks- en overlijdensakten, en het opsporen van kinderen die zonder startkwalificatie school hebben verlaten. Ik acht het dan ook van belang dat de registratie van geboortelandinformatie, zoals die momenteel plaatsvindt in de GBA, wordt gecontinueerd, zowel voor mensen wiens gegevens al opgenomen staan als voor nieuwe migranten.

Het alternatief dat geschetst wordt door de RMO om de aanduidingen «geboren in Nederland» en «geboren in het buitenland» te registeren en als categorie te gebruiken schiet tekort als basis voor betrouwbare beleidsinformatie over de mate en de ontwikkeling van de integratie van migranten en hun nakomelingen. Zo zal bijvoorbeeld de diversiteit aan integratiepatronen en heterogeniteit tussen en binnen groepen onzichtbaar worden, aangezien alleen informatie beschikbaar komt op grond van het onderscheid «geboren in Nederland» of «geboren in het buitenland».

Deze reactie ziet op de informatie en de categorisering van informatie die nodig is om te komen tot betrouwbare kennis over de samenleving en een valide onderbouwing van het integratiebeleid. Deze reactie gaat niet over de manier waarop mensen hun identiteit beleven en invullen. Ik sta voor een samenleving van gelijkwaardige burgers waarin afkomst niets meer of minder dan iemands achtergrond is.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Naar boven