Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 oktober 2011
Zoals toegezegd bij de plenaire behandeling op 6 oktober 2011 van bovengenoemd wetsvoorstel informeer ik u hierbij over het
volgende.
Het lid Spekman (PvdA) heeft mij vragen gesteld over de gegevens die het Centraal indicatieorgaan zorg (CIZ) kan verstrekken
met betrekking tot het aantal geïndiceerde uren AWBZ-zorg. Het college kan ten behoeve van de handhaving willen beschikken
over een adequate verificatie van de door belanghebbenden verstrekte informatie over de mantelzorg. Dit kan de deskundige
informatie van het CIZ zijn, bestaande uit het bruto en het netto aantal uren per week waarvoor de AWBZ-zorg geïndiceerd is.
In antwoord hierop heb ik meegedeeld dat de extra verstrekking van deze gegevens in overleg met de minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport wordt uitgewerkt.
Op dit moment is onzeker of de gegevensverstrekking vóór 1 januari 2012 is te realiseren voor de nieuwe instroom; de maatregel
treedt per 1 juli 2012 in werking voor het zittend bestand. In verband hiermee heb ik aangegeven dat ik, tot het CIZ de gegevens
kan verstrekken, tegemoet wil komen aan de door het lid Spekman genoemde bezwaren. Ik zal de gemeenten meedelen dat als aan
de overige voorwaarden voor de indicatiestelling wordt voldaan, het als aannemelijk kan worden beschouwd dat de 10 uur mantelzorg
wordt verleend door een van de gezinsleden, als belanghebbenden dat verklaren. In dat geval is geen verder bewijs nodig. De
regering streeft er naar dat deze tijdelijke oplossing niet langer dan het eerste kwartaal van 2012 zal hoeven te duren.
Door het lid Azmani (VVD) is mij gevraagd naar de kosten die verbonden zijn aan vorenbedoelde gegevensverstrekking door het
CIZ. In antwoord op deze vraag deel ik u mee dat de extra gegevensverstrekking op zodanige wijze wordt uitgewerkt dat de kosten
minimaal zijn. Deze worden verwerkt in de begroting van het CIZ.
Het lid Spekman (PvdA) heeft mij vragen gesteld over de reikwijdte van de uitzondering op de gezinsbijstand voor personen
met een AWBZ-indicatie in de situatie waarin de geïndiceerde zorg deels door een meerderjarige kind (of meerderjarige kinderen)
dan wel ouder(s) wordt verleend. Ik heb tijdens de plenaire behandeling in antwoord op vragen van uw Kamer aangegeven dat
het de bedoeling van de regering is in dit wetsvoorstel te regelen dat de uitzondering van toepassing is als de AWBZ-geïndiceerde
zorg die door het kind (of de kinderen) dan wel de ouder(s) zelf wordt verleend ten minste tien AWBZ-geïndiceerde uren per
week omvat. Dit sluit dus niet uit dat er ook professionele zorg wordt verleend. Met deze technische nota van wijziging wil
de regering de misverstanden uitsluiten die kennelijk over dit artikel kunnen ontstaan (kamerstuk 32 815, nr. 70).
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
P. de Krom