32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

Nr. 875 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 augustus 2021

Op verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat reageer ik met deze brief op het manifest «Investeren in de toekomst, is investeren in de jongeren», dat enige tijd geleden aan uw Kamer is aangeboden.

Als bewindspersoon voor Klimaat en Energie ben ik verantwoordelijk voor het opstellen, monitoren en implementeren van het Nederlandse klimaatbeleid, inclusief het betrekken van maatschappelijke actoren bij de uitvoering hiervan. In die hoedanigheid verwelkom ik deze en andere initiatieven van jongeren om mee te denken over een onderwerp dat bepalend zal zijn voor hun eigen toekomst.

We hebben in Nederland gelukkig de mooie traditie dat jongeren actief worden betrokken bij het klimaatbeleid, zowel nationaal als internationaal. Zo maken sinds de onderhandelingen op de COP21 voor het klimaatakkoord van Parijs de Nederlandse VN-jongerenvertegenwoordigers deel uit van onze officiële onderhandelingsdelegatie. Op nationaal niveau spelen organisaties als de Jonge Klimaatbeweging (JKB) en de young climate professionals van de Klimaat en Energie Koepel (KEK) al sinds 2018 een actieve rol bij de totstandkoming en implementatie van het nationale klimaatbeleid. Momenteel zijn zij betrokken bij het ontwerp en de uitvoering van de Regionale Energiestrategieën (RES’en).

Verder wordt sinds vorig jaar onder auspiciën van de klimaatgezant het programma «Jonge Klimaatambassadeurs van de Toekomst» georganiseerd. In dit programma doorloopt een groep jongeren met zeer uiteenlopende achtergronden een les- en ervaringsprogramma waarin zij uitgroeien tot volwaardige ambassadeurs die na afloop weer andere jongeren en volwassenen in hun eigen leefomgeving klimaatbewuster kunnen maken.

Wat betreft de inhoud van het manifest onderschrijf ik de urgentie die hierin wordt opgeroepen; het feit dat we als Nederland en internationale gemeenschap voor een majeure opgave staan om de opwarming van de aarde door klimaatverandering tegen te gaan. Het kabinet spant zich dan ook in om het 2030-doel van de Nederlandse Klimaatwet te realiseren. In dat kader heb ik de Kamer per brief van 25 juni jl. geïnformeerd over het feit dat het kabinet maatregelen zal uitwerken die op korte termijn CO2-reductie realiseren om ten minste een emissiereductie van 49% in 2030 in het vizier te houden. Daarbij heb ik aangegeven dat, met name in het licht van de demissionaire status, bezien zal worden hoe dit proces ingepast kan worden in de besluitvorming over de begroting voor 2022. Daarbij wordt de Kamer in ieder geval bij de Klimaatnota dit najaar, in lijn met de motie van het lid Thijssen (Kamerstuk 35 668, nr. 24) en conform de cyclus van de Klimaatwet, ook geïnformeerd over welke aanvullende maatregelen mogelijk zijn voor de uitvoering van het Urgenda-vonnis, passend binnen het langetermijn-klimaatbeleid gericht op 2030 en 2050.

Het manifest maakt ook duidelijk dat de klimaatcrisis samenvalt met parallelle problematiek elders in ons ecosysteem en in onze economie: de fijnstof- en stikstofuitstoot, de onder druk staande biodiversiteit en mogelijke schaarste aan grondstoffen. Dat deze parallelle problematiek ook maatschappelijke gevolgen heeft is evident, ook voor de toekomst van onze jongeren en de generaties na hen. Zoals ik eerder heb aangegeven ben ik daarom van mening dat jongeren een stem moeten hebben in de vormgeving van het klimaatbeleid.

Mijn voorganger heeft eerder de JKB en de KEK uitgenodigd om, mede op aandringen van uw Kamer (motie van het lid Moorlag; Kamerstuk 32 813, nr. 507), regelmatig van gedachten te wisselen over de koers van het beleid. Ik ben van plan om deze halfjaarlijkse gesprekkenreeks voort te zetten en zal daarbij ook de initiatiefnemer van het manifest, Youth for Climate, uitnodigen.

Tenslotte is het goed om aan te geven dat de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media middels beantwoording van Kamervragen reeds is ingegaan op de onderwijskundige aspecten van dit manifest (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 3441).

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, D. Yeşilgöz-Zegerius

Naar boven