32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid op weg naar 2020

Nr. 23 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 januari 2013

Tijdens het AO Biobrandstoffen op 18 december 2012 is afgesproken dat ik schriftelijk zal toelichten welke hoeveelheid conventionele biobrandstoffen nu en in de toekomst ingezet mag worden om aan de bijmengverplichting te voldoen. Aanleiding was de vraag of in Nederland het gebruik van conventionele biobrandstoffen toeneemt of mag toenemen ten opzichte van de huidige situatie. Om op die vraag antwoord te kunnen geven zal ik in deze brief onderscheid maken tussen de huidige en verwachte situatie.

Huidige situatie

In de EU-richtlijn hernieuwbare energie is vastgesteld dat in 2020 minstens 10% van de energie in het vervoer uit hernieuwbare bronnen afkomstig moet zijn.

Op basis van het Nationaal Actieplan Hernieuwbare Energie (NAP) uit 2010 is het aandeel hernieuwbare energie in vervoer in Nederland voor 2020 voorspeld.

Hierbij was de inschatting dat in 2020, bij ongewijzigd beleid, ongeveer 5,8% door de inzet van conventionele biobrandstoffen, 3,5% door de inzet van geavanceerde biobrandstoffen en 0,79% door het aandeel hernieuwbare elektriciteit zal worden behaald. Het potentiële aandeel biogas en waterstof uit hernieuwbare bronnen is in het NAP nog niet gekwantificeerd.

Deze inschatting komt goed overeen met de feitelijke situatie in 2011. Uit de jaarrapportage over 2011 van de Nederlandse Emissieautoriteit blijkt dat de jaarverplichting van 4,25% voor 2,6% werd ingevuld met conventionele biobrandstoffen. De rest werd ingevuld met geavanceerde biobrandstoffen.

Tijdens het debat op 18 december werd gesproken over de inzet van ongeveer 3% conventionele biobrandstoffen.

Voorstel van de Europese Commissie

In het nieuwe voorstel van de Europese Commissie wordt voor het behalen van de Europese doelstelling van 10% hernieuwbare energie in het vervoer in 2020 de bijdrage van conventionele biobrandstoffen gelimiteerd tot 5%. Hiermee wil de Commissie voorkomen dat de indirecte veranderingen in landgebruik (ILUC) toenemen in de periode tot 2020. Deze limiet respecteert echter ook de investeringen die bedrijven in het verleden gedaan hebben.

De limiet komt overeen met de hoeveelheid biobrandstoffen die in Europa in 2011 op de markt werd gebracht. In sommige landen is in verhouding iets meer op de markt gebracht, in andere landen, waaronder Nederland, iets minder. Per saldo komt het voorstel van de Commissie neer op een stand still op Europees niveau van de inzet van conventionele biobrandstoffen, ten opzichte van 2011. In de Energieraad van februari en de Milieuraad van maart zal het voorstel van de Commissie ter sprake komen.

Motie Leegte/Versnelling groeipad

In mijn brief van 3 december 2012 heb ik aangegeven dat de versnelling van het groeipad waartoe de motie Leegte (TK 32 813, nr. 4) oproept naar verwachting vanaf 1 januari 2015 kan worden ingezet. Tijdens het AO Biobrandstoffen heb ik daaraan toegevoegd dat het percentage van 10% hernieuwbare energie in 2017 kan worden bereikt.

Het gewijzigde groeipad ziet er dan als volgt uit:

Percentage biobrandstoffen

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Oude groeipad

 

4,25

4,5

5,0

5,5

6,25

7

7,75

8,5

9,25

10

Nieuwe

Totaal1

4,25

4,5

5,0

5,5

7,0

8,5

10

10

10

10

wettelijke

Conventioneel

2

5,0

5,0

5,0

5,0

5,0

5,0

verplichting

Geavanceerd

2

2,0

3,5

5,0

5,0

5,0

5,0

Feitelijk3

Totaal1

4,31

Conventioneel

2,6

Geavanceerd

1,7

X Noot
1

Hieronder verstaan we de inzet van conventionele dan wel geavanceerde biobrandstoffen, hernieuwbare elektriciteit in vervoer en het potentiële aandeel biogas en waterstof uit hernieuwbare bronnen.

X Noot
2

De versnelling van het groeipad zal per 2015 in werking treden. Tot deze tijd gelden er geen doelstellingen voor conventionele dan wel geavanceerde biobrandstoffen.

X Noot
3

De feitelijke percentages van het jaar 2012 en verder zijn nog niet bekend.

Uit de tabel kunt u opmaken dat de nieuwe totale wettelijke verplichting uit de tabel is gebaseerd op de motie Leegte; een versneld groeipad naar een aandeel van 10% hernieuwbare energie.

Het aandeel conventionele biobrandstoffen uit de tabel is gebaseerd op het huidige commissievoorstel, waarin dit aandeel wordt gelimiteerd op 5% in 2020. De onderhandelingen over dit voorstel zijn net gestart. Ik verwacht dat de limiet op de inzet van conventionele biobrandstoffen uit het commissievoorstel per 1 januari 2015 kan worden geïmplementeerd in de Nederlandse wet- en regelgeving. Dit is uiteraard mede afhankelijk van de snelheid en uitkomsten van het besluitvormingsproces op Europees niveau.

In uw Kamer is een breed gedeelde opvatting dat de versnelling van het groeipad gekoppeld moet zijn aan de garantie dat de verhoging van de jaarverplichting volledig wordt ingevuld met geavanceerde biobrandstoffen. Ik deel deze opvatting en wil geavanceerde biobrandstoffen stimuleren, zoals ook blijkt uit bovenstaande. Ik laat de potentie van deze geavanceerde biobrandstoffen momenteel in kaart brengen; ik verwacht u hierover voor het meireces nader te kunnen informeren.

Het nieuwe groeipad zal in 2015 in werking treden en ik ben voornemens de gehele groei in te laten vullen met geavanceerde biobrandstoffen.

Tot slot wil ik opmerken dat de keuze over bovenstaand groeipad is genomen op basis van de huidig inzicht. Mocht de besluitvorming en discussie in Europa een andere wending nemen, dan zal ik U daarvan zo spoedig mogelijk op de hoogte stellen. Daarbij zal ik dan tevens de eventuele gevolgen van bovenstaand groeipad aantekenen.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Naar boven