32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

Nr. 1112 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 november 2022

Hierbij ontvangt u de Klimaatnota en de Klimaat- en energieverkenning 2022 van het Planbureau voor de Leefomgeving. In de Klimaatnota legt het kabinet verantwoording af over het gevoerde Klimaatbeleid, zoals vastgelegd in de Klimaatwet. Met deze brief ontvangt u ook het koninklijk besluit voor de oprichting van de Klimaatraad. Voor de zomer heeft u het ontwerp-Beleidsprogramma ontvangen. Eerder is richting uw Kamer aangegeven dat er naar aanleiding van de internetconsultatie en het beschouwing van de RvS een aangepast Beleidsprogramma wordt aangeboden. Er is echter voor gekozen om de kabinetsreactie op beide te verwerken in een Nota van Antwoord en Nader rapport. Deze stukken maken samen het aangepaste Beleidsprogramma en heeft u bij Prinsjesdag samen met de concept-Klimaatnota ontvangen (Kamerstuk 32 813, nr. 1091). Daarbij is aangegeven dat het beleid uit het ontwerp-beleidsprogramma (inhoudelijk) niet is gewijzigd na de internetconsultatie, maar wel dat deze ideeën bij de verdere uitwerking van het beleid (waaronder het IBO) worden betrokken. Hiermee zijn de wettelijke stappen doorlopen om tot het Beleidsprogramma te komen feitelijk gezien doorlopen. De Raad van State heeft echter aangeven dat deze procedure niet geheel overzichtelijk is. Ik neem dit zorgpunt ter harte en zal bij een volgende aanpassing van het Klimaatplan bezien hoe dat beter kan.

Klimaatnota

Ten opzichte van de concept-Klimaatnota die op Prinsjesdag aan het parlement is verzonden bevat de Klimaatnota een geactualiseerd wetgevingsprogramma en een overzicht van de (verwachte) nationale doelen die volgen uit het Europese beleid.

Klimaat- en Energieverkenning 2022

Uit de KEV 2022 blijkt dat wanneer rekening wordt gehouden met het geagendeerde beleid de raming voor de uitstoot van broeikasgassen uitkomt op 41–52% reductie ten opzichte van 1990. De industrie is de enige sector waarvan de raming inclusief het geagendeerde beleid in de buurt komt van de indicatieve restopgave die in lijn is met ten minste 55% reductie (bij sturing op bovenkant bandbreedte, cq 60% CO2-reductie in 2030). Voor de 4 andere sectoren komt de indicatieve restopgave nog niet binnen bereik. Daarbij past de kanttekening dat voor een groot deel van het geagendeerde beleid het voor het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) nog niet mogelijk is een inschatting van het effect te bepalen, of dat het effect niet, zoals gedacht, in 2030 optreedt, maar in latere jaren. Maar zelfs wanneer dit deel van het geagendeerde beleid de bijdrage levert die hierbij in het coalitieakkoord was voorzien is het duidelijk dat er nog een groot gat overbrugd moet worden.

Sector

Indicatieve restopgave in het beleidsprogramma Klimaat (Mton)

Raming PBL obv vastgesteld en voorgenomen beleid (Mton)

Raming PBL inclusief geagendeerd beleid (Mton)

Industrie

34,4–35,3

41

28–43

Elektriciteit

6,1–20,5

8–13

10–25

Mobiliteit

23,7–24,9

28

25–30

Gebouwde Omgeving

10,0–11,2

18

13–19

Landbouw

18,9

23

21–24

Landgebruik

1,8–2,7

3,7

1,8–3,1

Totaal

95–114

114–1391

108–1331

X Noot
1

Ramingen per sector tellen niet op tot het totaal op nationaal niveau vanwege onderlinge afhankelijkheden

Vervolgtraject

Zoals aangekondigd in het ontwerp-beleidsprogramma Klimaat wil het kabinet met het klimaatbeleid programmeren op 60% reductie, zodat 55% in 2030 met grote waarschijnlijkheid wordt gehaald. Het kabinet werkt met volle kracht aan de verdere uitwerking van de maatregelen uit het beleidsprogramma, gericht op een zo groot mogelijk beleidseffect (rekening houdend met de bovenkant van de bandbreedte van de per sector geformuleerde restopgaven in bovenstaande tabel). Het kabinet streeft ernaar dat in een volgende KEV alle onderdelen van het beleidsprogramma zo concreet zijn uitgewerkt dat ze door PBL van een effectinschatting kunnen worden voorzien.

In aanvulling daarop wordt het ontwerp-beleidsprogramma de komende maanden onderworpen aan een onafhankelijk interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO). Deze analyse moet een menukaart aan beleidsopties opleveren, waaruit het kabinet een keus zal maken voor aanscherping en bijstelling van het beleid. Het kabinet zal hierover in het voorjaar van 2023 besluiten. In de Kamerbrief van 20 september jl. heeft het kabinet al enkele maatregelen benoemd die de komende tijd verder worden uitgewerkt.1 Bij besluitvorming in het voorjaar over aanscherping en bijstelling van het beleid gericht op 60% reductie zal het kabinet zo nodig de indicatieve restopgaven per sector herijken.

Oprichting wetenschappelijke Klimaatraad

Als onderdeel van het ontwerp-Beleidsprogramma Klimaat is uw Kamer voor de zomer geïnformeerd over de oprichting van de onafhankelijke wetenschappelijke Klimaatraad. De kwartiermakersfase is in de zomermaanden opgestart. Hierbij ontvangt u een koninklijk besluit om de Klimaatraad als een tijdelijk adviescollege in te stellen op basis van de Kaderwet adviescolleges. Dit is ter overbrugging van de periode die nodig is voor de voorgenomen verankering van de wetenschappelijke Klimaatraad in de Klimaatwet. Binnenkort zal worden gestart met het werven van de voorzitter door middel van een open sollicitatieprocedure.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten


X Noot
1

Met de Kamerbrief van 20 september jl. (Kamerstuk 32 813, nr. 1091) is ook uitvoering gegeven aan de toezeggingen gedaan tijdens de debatten op 9 en 22 juni (Handelingen II 2021/22, nr. 90, item 8 en Kamerstuk 32 813, nr. 1083), waarin wordt verzocht in de Kamerbrief in te gaan op de structurele maatregelen om de uitstoot van kolencentrales te compenseren.

Naar boven