Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 februari 2014
Tijdens het vragenuur van 21 januari 2014 over het manipuleren van afzendergegevens
bij telefonie (Handelingen II 2013/14, nr. 43), ook bekend als << spoofing>>, zijn
door de leden Recourt (PvdA), Van der Steur (VVD), Gesthuizen (SP), Schouw (S66) en
Voortman (GroenLinks) zorgen geuit over de gevolgen die spoofing zou hebben voor strafrechtelijke
onderzoeken, de privacy van betrokkenen en de mogelijkheden om spoofing te voorkomen.
Ook zijn er vragen gesteld over de omvang van het gebruik van spoofing in strafrechtelijke
onderzoeken en hoe deze omvang door politie en het Openbaar Ministerie wordt vastgesteld.
Specifiek is gevraagd door de leden of personen onterecht als verdachte in beeld zijn
gekomen door spoofing.
Tijdens het vragenuur van 21 januari 2014 heb ik toegezegd deze aspecten van spoofing
goed uit te zoeken met politie, het Openbaar Ministerie, de providers en andere betrokkenen.
Tevens heb ik toegezegd de Kamer te informeren over de stand van zaken voorafgaand
aan het Algemeen Overleg van 12 februari 2014 over privacy. Met deze brief geef ik
uitvoering aan deze toezegging.
Het fenomeen «spoofing» waar in het artikel van NU.nl van 20 januari 20141 op wordt ingegaan, is het manipuleren van de afzenderinformatie bij telefonie. Het
gaat hierbij om voorwenden dat de beller belt vanaf een ander telefoonnummer dan in
werkelijkheid het geval is.
Spoofing bij telefonie bestaat al geruime tijd, maar door het digitaal bellen is dit
makkelijker geworden. Deze manipulatiemogelijkheden bij digitaal bellen zijn bekend.
Hiervan wordt door bellers al meer dan tien jaar gebruik gemaakt. Er zijn verschillende
diensten die spoofing aanbieden.
De politie en het Openbaar Ministerie maken in strafrechtelijke onderzoeken gebruik
van telecommunicatiegegevens en hebben dus ook te maken met spoofing. De politie en
OM zijn hierop zeer alert. De politie beschikt over diverse middelen om te verifiëren
of een beller gebruik maakt van spoofing. Verificatie van telefoonnummers en de gebruiker
is een belangrijk onderdeel van een strafrechtelijk onderzoek en dus ook de detectie
van spoofing. Van belang is in dit kader te melden dat telecommunicatiegegevens nooit
als alleenstaand bewijs wordt geaccepteerd worden. Er zal altijd meer onderzoek moeten
worden gedaan en gekeken of de gegevens in de rest van de bewijsmiddelen passen.
De door de leden genoemde aspecten alsook andere relevante aspecten omtrent spoofing
worden momenteel nader uitgezocht. Rekening houdend met nieuwe technologische ontwikkelingen
wil ik met de betrokken instanties inventariseren of de detectie van spoofing voor
verbetering vatbaar is. Naar aanleiding van de inventarisatie zal ik bezien of er
aanleiding is maatregelen te treffen die eventuele nadelen van spoofing voor strafrechtelijke
onderzoeken kunnen ondervangen. Dit vergt zorgvuldige afstemming met alle betrokkenen.
Deze inventarisatie zal de komende tijd worden uitgevoerd en ik zal u daarover zo
spoedig mogelijk berichten.
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten