32 708 Parlementair onderzoek Economische dimensie verduurzaming voedselproductie

Nr. 24 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juli 2012

De heer Koopmans heeft mij op 19 juni verzocht om een reactie op de uitspraak van Louise Fresco over diervriendelijk versus milieuvriendelijk produceren in het licht van de verduurzamingdiscussie. Mevrouw Fresco stelde dat de diervriendelijkste kip milieuonvriendelijk is.

De stelling van mevrouw Fresco klopt. Uit wetenschappelijke rapporten (onder andere Blonk milieu advies) blijkt dat biologisch geproduceerd pluimveevlees op een aantal milieuaspecten slechter scoort dan gangbaar geproduceerd pluimveevlees en op een aantal milieu-aspecten vergelijkbaar of beter scoort. In opdracht van het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) voert de WUR een vergelijkende studie uit naar het verschil in scores op duurzaamheid (milieu, dierenwelzijn, diergezondheid/antibioticagebruik) tussen gangbaar en biologische pluimveevleesproductie. Het rapport verschijnt deze zomer. Dit is ook aangegeven in recente antwoorden op Kamervragen over de «plofkip» (Aanhangsel der Handelingen 2011–2012, nr. 2830).

In Nederland staan de ontwikkelingen ondertussen niet stil: er is beweging in de Nederlandse markt voor zowel diervriendelijk als voor milieuvriendelijk geproduceerd pluimveevlees. En men probeert dit waar mogelijk beiden te integreren in nieuwe concepten (bij legpluimvee gebeurt dit al vergaand in de Rondeelstallen):

  • Vanwege veranderende consumentenvraag en vanwege het grote prijsverschil tussen gangbaar en biologisch pluimveevlees is het scharrelvleeskuikenconcept op basis van het 1-ster Beter Levenkenmerk ontwikkeld en in de markt gezet. Dit tussensegment combineert de positieve aspecten van de gangbare pluimveevleesproductie (milieubelasting) met de positieve aspecten van het biologische concept (beter dierenwelzijn, robuuster dier met betere gezondheid en minimale noodzaak tot antibioticumgebruik). Sleutel hiervoor is het gebruik van trager groeiende vleeskuikenrassen, die sterker en robuuster zijn dan de gangbare vleeskuikenrassen. In combinatie met meer leefruimte, daglicht in de stallen, meer afleidingsmateriaal in de stal (graan strooien, strobalen) en overdekte uitloop wordt een forse verbetering gerealiseerd voor dierwelzijn en -gezondheid.

  • In het kader van het Verbond van Den Bosch (Regie-orgaan van Doorn) hebben de ketenschakels in de vleesketens afgesproken dat uiterlijk in 2020 al het vlees in de Nederlandse winkelschappen duurzaam is geproduceerd. De verwachting is dat ook hier zowel stappen qua diervriendelijkheid als qua milieuvriendelijkheid worden gezet.

  • Op 14 juni jl. heeft het Centraal Bureau Levensmiddelen (CBL) aangekondigd dat de gezamenlijke Nederlandse retailers voor mei 2013 de inkoopspecificaties van duurzaam (pluimvee)vlees zullen vastleggen met als basis voor dierwelzijn het 1-ster Beter Levenkenmerk. Daarnaast wordt gedacht aan gebruik van antibiotica, verantwoord geproduceerde soja, diergezondheid, milieu aspecten (CO2 footprint, ammoniak), sluiten van kringlopen. Deze trekkracht vanuit de retail is essentieel voor de verdere verduurzaming van de pluimveevleesketen.

Daarnaast werd op 19 juni gevraagd naar het plan van aanpak over de verduurzaming van de voedselproductie, die ik bij het AO over Verduurzaming voedsel in januari jl. heb toegezegd (Handelingen II 2011/12, nr. 42, item 8, blz. 30–66). Ik zal u hierover na de zomer informeren.

Belangrijke pijlers onder dit plan worden gevormd door de agenda’s van de topsectoren Agro & Food en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen. Deze zijn vorig jaar aan uw Kamer gestuurd. Voorts heeft het kabinet in april innovatiecontracten met beide topsectoren afgesloten waarin verduurzaming van voedsel een belangrijk onderdeel uitmaakt. Ik constateer dat het bedrijfsleven haar verantwoordelijkheid neemt om verduurzaming van de voedselproductie vorm te geven. Zij ziet daarmee voldoende kansen om haar internationale concurrentiepositie te versterken.

Verder heb ik u in een brief van 1 juni jl. gemeld dat ik een Regiegroep Duurzame Veehouderij en Agroketens heb ingesteld (Kamerstuk 28 973, nr. 108). Deze Regiegroep zal op basis van de aanpak per keten nagaan in hoeverre met de ingezette activiteiten de beoogde duurzaamheiddoelstellingen worden gerealiseerd. Over de voortgang zal ik u in het najaar rapporteren.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

Naar boven