32 670 Voortgang Natura 2000

Nr. 68 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 februari 2013

Het netwerk van Natura 2000-gebieden levert een belangrijke bijdrage aan het behouden van de biodiversiteit in Nederland. In deze gebieden beschermt Nederland natuurwaarden die op Nederlands en Europees niveau van belang zijn. Ik wil u graag informeren over de stand van zaken betreffende het definitief aanwijzen van deze Natura 2000-gebieden. Daarnaast wil ik u informeren over hoe ik om ga met de resultaten vanuit twee acties uit het 10-puntenplan Natura 2000 (Kamerstuk 32 670, nr. 24): het onderzoeken van de mogelijkheid tot het schrappen van gebieden en tot het samenvoegen van gebieden.

Aanwijzingsbesluiten

Natura 2000-gebieden zijn van belang om de natuurwaarden ook voor de lange termijn te beschermen. De bescherming kan consequenties met zich meebrengen voor activiteiten die in en rondom het gebied worden ontplooit. Ik vind het van belang om betrokkenen nu zo snel mogelijk duidelijkheid te geven over de redenen en strekking van de bescherming van het natuurgebied in hun directe omgeving. Op basis van deze duidelijkheid kan zo snel mogelijk worden gestart met goed beheer om te zorgen dat natuurwaarden ook daadwerkelijk behouden of, waar nodig, hersteld worden.

Ik wil vaart maken met de definitieve aanwijzing van de Natura 2000-gebieden. De motie Van Veldhoven c.s. (Kamerstuk 33 400 XIII, nr. 89) roept mij hier ook toe op. Het proces om voor de zomer daadwerkelijk stappen te kunnen zetten ben ik gestart. Na het definitief aanwijzen van de gebieden kunnen ook de beheerplannen definitief worden gemaakt.

Schrappen van gebieden

Voor vijf (deel)gebieden is bij de Europese Commissie verzocht deze gebieden van de zogenaamde Communautaire Lijst te verwijderen, waardoor deze gebieden niet langer onder de bescherming van de Habitatrichtlijn vallen. Voor drie gebieden heeft de Europese Commissie ingestemd met dit verzoek (Boddenbroek, Groot Zandbrink en Teeselinkven) en deze gebieden zijn dan ook van de Communautaire Lijst verwijderd. Hiermee vallen deze gebieden niet langer onder het beschermingsregime vanuit de Habitatrichtlijn en zullen dan ook niet definitief worden aangewezen.

Voor de andere twee (deel)gebieden is de situatie anders. Over deze twee gebieden is in de demissionaire periode van het vorige kabinet discussie met de Europese Commissie ontstaan, waarbij de besluitvorming is overgelaten aan het huidige kabinet.

Achter de Voort

Voor het deelgebied Achter de Voort (onderdeel van het gebied Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek) heeft de Europese Commissie aangegeven dat bescherming hiervan noodzakelijk is om te voldoen aan onze internationale verplichtingen. Het deelgebied is nodig voor het bereiken van de landelijk gunstige staat van instandhouding in het kader van de Habitatrichtlijn. Het pleidooi van Nederland voor het schrappen van dit deelgebied had onvoldoende ecologische basis. De ecologische onderbouwing die vereist is om een gebied van de Communautaire Lijst te verwijderen is dan ook niet door de Europese Commissie geaccepteerd. Dit deelgebied zal ik daarom toch opnemen in het definitieve aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek.

Polder Stein

In 2010 heeft Nederland de Europese Commissie verzocht het voormalige Habitatrichtlijngebied Polder Stein (gelegen binnen de begrenzing van het Vogelrichtlijngebied Broekvelden, Vettenbroek en Polder Stein) van de Communautaire Lijst te verwijderen. Uit de destijds beschikbare wetenschappelijke informatie was namelijk geconcludeerd dat het habitattype waarvoor het gebied was geselecteerd als Natura 2000-gebied reeds bij de selectie niet meer in het gebied voorkwam. Het betreft het habitattype Glanshaver- en vossenstaarthooilanden (H6510), en daarbinnen het zogenoemde Kievitsbloemhooiland. Het gebied is daarop volgend door de Europese Commissie ook van de Communautaire Lijst verwijderd.

Begin vorig jaar is Nederland en de Europese Commissie er per brief op geattendeerd dat de getrokken conclusie niet juist zou zijn. Hierop is vorig voorjaar de beschikbare informatie en de situatie ter plekke opnieuw beoordeeld. Daaruit bleek dat dit habitattype nog steeds voorkomt en dat was ook bij de inwerkingtreding van het beschermingsregime (2004) het geval. Aangezien dit habitattype een belangrijke rol speelt in het bereiken van de landelijk gunstige staat van instandhouding moet het gebied deel uit maken van het Natura 2000-netwerk. Na overleg met de Commissie moet de conclusie worden getrokken dat het gebied in 2003 terecht was aangemeld als Habitatrichtlijngebied. Ik zal dit gebied dan ook opnieuw voordragen bij de Europese Commissie voor plaatsing op de Communautaire Lijst. Deze zal naar verwachting eind van het jaar worden vastgesteld. Daarop volgend zal ik, zoals de procedure van ons vraagt, Polder Stein wat nu al is aangewezen als Vogelrichtlijngebied ook aanwijzen als Habitatrichtlijngebied.

Ik acht het van groot belang dat voor de betrokkenen bij beide gebieden nu duidelijkheid wordt geboden zodat gebiedsprocessen hierop aangepast kunnen worden. Ik zal de betrokken provincies dan ook over deze besluiten informeren.

Samenvoegen gebieden

Afgelopen jaar is in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken door Alterra, in samenwerking met Universiteit Tilburg, een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden van het samenvoegen van gebieden (zie Kamerstuk 32 670, nr. 24). Zoals aangegeven in het 10-puntenplan wordt onderzocht hoe, binnen de verplichtingen van de Vogel- en Habitatrichtlijn, met het samenvoegen van gebieden voordelen kunnen ontstaan voor bevoegde gezagen, initiatiefnemers en beheerders. Bij deze brief bied ik u het rapport aan.1 Het rapport geeft aan dat samenvoegen van gebieden mogelijk is als rekening wordt gehouden met enkele randvoorwaarden:

  • De samen te voegen gebieden dienen een ecologische samenhang te hebben, zoals ook al meerdere malen is aangegeven in uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State over de huidige begrenzing van gebieden.

  • Waar flexibiliteit ontstaat in het ruimtelijk schuiven van natuurwaarden, mag de verspreiding van de natuurwaarde op landelijke schaal niet verminderen.

  • Het samenvoegen moet een ecologische meerwaarde met zich meebrengen.

Ik deel deze randvoorwaarden, waarbij ik ook het duurzaam borgen van het behalen van instandhoudingsdoelstellingen tot een ecologische meerwaarde reken. Hierbij denk ik aan het vinden van synergie met bijvoorbeeld maatregelen die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water of het efficiënter inzetten van middelen.

Pilots

In het onderzoek zijn drie pilots2 uitgevoerd. Voor twee van deze, Oost Twente en Laag Holland, is de conclusie in het rapport dat het samenvoegen van de onderzochte gebieden niet mogelijk is binnen de gestelde randvoorwaarden of dat het niet de gewenste flexibiliteit oplevert. Voor de gebieden in de uiterwaarden van de IJssel, de Rijn en de Waal en de Gelderse Poort geeft samenvoeging tot één gebied winst. Daarbij kunnen de instandhoudingsdoelstellingen nog steeds worden bereikt. Er wordt daarnaast meer ruimte gecreëerd voor projecten, bijvoorbeeld in het kader van hoogwaterveiligheid.

Door gebieden samen te voegen kan binnen een groter gebied worden gezocht naar de beste potenties om natuurwaarden uit te breiden. Hierdoor kan op andere plekken ruimte ontstaan. Gezien de positieve uitkomst van dit onderzoek ben ik, in overleg met de bevoegde gezagen, overgegaan tot het voorbereiden van één definitief aanwijzingsbesluit «Rijntakken». Dit betreft een samenvoeging van het in ontwerp aangewezen Natura 2000-gebied Gelderse Poort en de stroomafwaarts daarvan gelegen Uiterwaarden IJssel, Uiterwaarden Nederrijn en Uiterwaarden Waal.

Wanneer in de toekomst blijkt dat voor andere Natura 2000-gebieden samenvoeging binnen de gestelde randvoorwaarden een oplossing of verlichting kan bieden wil ik dit graag faciliteren. Daarbij vind ik het van groot belang dat als gevolg van het samenvoegen van gebieden de natuurwaarden niet achteruitgaan en het behalen van doelstellingen niet in gevaar komt.

Deltawateren

In dit kader heeft de aangenomen motie Koppejan / Van Veldhoven (Kamerstuk 30 862, nr. 84) verzocht tot het onderzoeken of het samenvoegen van de Deltawateren extra ruimte op kan leveren voor natuurwaarden. Het samenvoegen van alle Deltawateren lijkt, omdat er momenteel onvoldoende ecologische samenhang tussen alle gebieden aanwezig is, niet mogelijk. Nieuwe ontwikkelingen, waaronder bijvoorbeeld een toekomstig advies van de Deltacommissie, kunnen aanleiding zijn om het samenvoegen van (enkele) Deltawateren opnieuw te overwegen en mogelijkheden en wenselijkheid opnieuw te onderzoeken.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

In de drie pilots zijn de volgende gebieden meegenomen:

  • Oost Twente: Gebieden Springendal en Dal van de Mosbeek, Bergvennen en Brecklenkanpseveld, Achter de Voort, Agelerbroek en Voltherbroek, Lemselermaten, Dinkelland, Landgoederen Oldenzaal en Lonnekermeer.

  • Laag Holland: Gebieden Eilandspolder, Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder, Polder Westzaan en Ilperveld, Varkensland, Oostzanersveld & Twiske.

  • Rijntakken: Gebieden Uiterwaarden IJssel, Uiterwaarden Neder-Rijn, Gelderse Poort, Uiterwaarden Waal en Loevestein (Pompveld & Kornsche Boezem).

Naar boven