32 670 Voortgang Natura 2000

Nr. 106 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Ontvangen ter Griffie op 2 maart 2016.

De vastgestelde algemene maatregel van bestuur is aan de Kamer overgelegd tot en met 22 maart 2016.

De vastgestelde algemene maatregel van bestuur kan niet eerder inwerking treden dan op 23 maart 2016.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 maart 2016

Hierbij doe ik u toekomen het Besluit van 9 februari 2016, houdende wijziging van het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998 in verband met vrijstelling van de vergunningplicht voor weiden van vee en gebruik van meststoffen1. Het besluit is op 22 februari 2016 gepubliceerd in Stb. nr. 75; het advies van de Raad van State en het nader rapport zijn op dezelfde datum gepubliceerd in Stcrt. 2016, nr. 7116.

Het besluit is door mijn ambtsvoorgangster aangekondigd bij brief van 2 maart 2015 (Kamerstuk 32 670, nr. 94). In het verleden is er in het algemeen van uitgegaan dat het weiden van vee en het gebruik van meststoffen als zodanig niet vergunningplichtig zijn. Als gevolg van jurisprudentie is daarover onzekerheid ontstaan, wat ook de tendens om vee op stal te houden zou kunnen versterken. Het bijgevoegde besluit – dat mede op verzoek van de provincies tot stand is gekomen – beoogt deze onduidelijkheid weg te nemen. Zoals in de nota van toelichting is aangegeven, is met de effecten van weiden en gebruik van meststoffen rekening gehouden met het kader van het programma aanpak stikstof 2015–2021 en kunnen in samenhang met de in dat kader getroffen maatregelen en de mest- en ammoniakwetgeving negatieve effecten worden uitgesloten.

De voorlegging van het besluit aan uw Kamer geschiedt in het kader van de nahangprocedure, voorzien in artikel 19da, derde lid, van de Natuurbeschermingswet 1998. Uit genoemde wetsbepaling volgt dat het besluit niet eerder in werking treedt dan zes weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het is geplaatst en dat van plaatsing onverwijld mededeling wordt gedaan aan de beide Kamers der Staten-Generaal. Ik zal de termijn van 6 weken in acht nemen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de onderhavige brief door uw Kamer.

Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven