32 634 Financiering politieke partijen

Nr. 2 RAPPORT

Inhoud

  

blz.

   
 

Samenvatting

3

   

1

Inleiding

5

   

2

Partijfinanciering in Nederland

6

2.1

Subsidiëring politieke partijen

6

2.1.1

Landelijke politieke partijen

6

2.1.2

Lokale politieke partijen

9

2.1.3

Zendtijd politieke partijen

9

2.1.4

Nederlands Instituut voor Meerpartijendemocratie

10

2.2

Private financiering

10

2.3

Ontwikkeling in wet- en regelgeving

11

2.3.1

Wetsontwerp financiering politieke partijen

11

2.3.2

Initiatiefwet openbaarheid giften aan politieke partijen

12

   

3

Partijfinanciering internationaal

14

3.1

Europese Unie

14

3.2

Raad van Europa

16

3.2.1

Aanbevelingen van de Raad van Europa

16

3.2.2

GRECO-evaluatie

16

3.3

Verenigde Naties

20

   

4

Vergelijkende studies

21

4.1

Onderzoek naar partijfinanciering in Europese landen

21

4.1.1

Rijksuniversiteit Groningen

21

4.1.2

Onderzoek Raad van Europa

24

4.2

Onderzoek naar partijfinanciering wereldwijd

25

   

5

Conclusies

28

   

6

Reactie minister van BZK

29

   
 

Bijlage 1 Lidstaten GRECO

30

   
 

Bijlage 2 Implementatie aanbevelingen Raad van Europa in Nederland

31

   
 

Afkortingen

33

   
 

Literatuur

34

SAMENVATTING

De financiering van politieke partijen is een belangrijk onderwerp voor de integriteit en transparantie van het openbaar bestuur. Het gaat hierbij om (wettelijke) regelingen voor de subsidiëring van politieke partijen en/of voor de regulering van de overige financieringsbronnen (giften, donaties etc.) van deze partijen. Internationale organisaties als de Raad van Europa en de Verenigde Naties houden zich, mede vanuit het oogpunt van corruptiebestrijding, met dit thema bezig. Ook de Algemene Rekenkamer vindt het bevorderen van de transparantie en integriteit van het openbaar bestuur van groot belang en heeft daarom een onderzoek gedaan naar de regelingen voor de financiering van politieke partijen.

In Nederland kennen we sinds 1999 de Wet subsidiëring politieke partijen (WSPP), die voorziet in een subsidieregeling voor politieke partijen die vertegenwoordigd zijn in het Nederlandse parlement. Jaarlijks is met deze subsidieregeling ongeveer € 15 miljoen gemoeid. Er is geen wettelijke regeling voor de subsidiëring van lokale politieke partijen. Wel heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) in 2009 de Subsidieregeling vorming en scholing raadsleden tot stand gebracht

De WSPP bevat een beperkt aantal regels voor giften en andere private financieringsbronnen van politieke partijen.

Politieke partijen of bewegingen die geen leden toelaten komen op grond van de WSPP niet in aanmerking voor subsidie.

In Nederland zijn de subsidiebedragen per hoofd van de bevolking in relatie tot andere Europese landen vrij laag. De hoogte van het subsidiebedrag voor een politieke partij is in Nederland mede afhankelijk van het aantal betalende leden van de partij. In andere landen speelt alleen het aantal zetels in het parlement of het aantal stemmen een rol. In verhouding tot andere landen is Nederland een uitzondering in de zin dat de subsidie mede wordt bepaald door het al dan niet hebben van een wetenschappelijk instituut en van een jongerenorganisatie binnen de partij.

Nederland is terughoudend in de regulering van giften en andere private financieringsbronnen van politieke partijen. Zelfs zo terughoudend dat Nederland niet voldoet aan verschillende aanbevelingen van de Raad van Europa waaraan Nederland zich, als lid van de Raad van Europa en van de Group of States against corruption (GRECO) van deze Raad, wel heeft gecommitteerd.

Zo worden in Nederland nauwelijks of geen beperkingen opgelegd aan de herkomst of hoogte van giften. In andere Europese landen gelden vaak wel beperkingen aan het type donor (bijvoorbeeld geen rechtspersonen, geen anonieme donoren of geen buitenlandse donoren) en/of aan het maximaal te schenken bedrag. Verder voldoet Nederland niet of slechts in beperkte mate aan de aanbevelingen op het gebied van transparantie en zijn er geen sancties voor politieke partijen die de regels overtreden.

Volgens de Nederlandse wetgeving moeten politieke partijen giften van € 4 537,80 of meer die niet afkomstig zijn van natuurlijke personen openbaar maken in hun financieel verslag. De naam van de gever behoeft daarbij niet vermeld te worden, als die daar bezwaar tegen heeft. In relatie tot andere landen is dit grensbedrag hoog. Er is slechts beperkte transparantie via de websites van politieke partijen.

In 2008 is een kritisch evaluatierapport van GRECO verschenen over partijfinanciering in Nederland. GRECO constateert dat het publiek in Nederland onvoldoende toegang heeft tot informatie over de financiering van politieke partijen. Adequaat toezicht en sancties ontbreken eveneens. De minister van BZK heeft in reactie op dit rapport laten weten dat het kabinet de kritiek uit de GRECO-evaluatie onderschrijft. In een vervolgrapport van medio 2010 concludeert GRECO dat de voortgang bij de implementatie van de aanbevelingen teleurstellend is.

Al sinds 2006 is een wetsontwerp in voorbereiding dat een deel van de tekortkomingen van de huidige Wet subsidiëring politieke partijen zou moeten wegnemen. Het is nog onduidelijk wanneer de minister van BZK, die primair verantwoordelijk is voor de totstandkoming van wetgeving op dit gebied, het wetsontwerp aan de Raad van State zal voorleggen. Ook is nog onduidelijk of het wetsontwerp alle relevante tekortkomingen zal wegnemen. Met de op 7 december 2010 aangenomen motie Heijnen heeft de Tweede Kamer de minister van BZK gevraagd om het wetsvoorstel vóór 1 maart 2011 in te dienen. Daarnaast hebben de Kamerleden Dibi en Schouw eind november 2010 een voorontwerp van een initiatiefwet gepresenteerd voor de openbaarmaking van giften aan politieke partijen.

Om de transparantie van de financiering van politieke partijen te bevorderen, is het van belang dat nieuwe wetgeving tegemoet komt aan de aanbevelingen van de Raad van Europa voor partijfinanciering.

De minister van BZK heeft op 19 januari 2011 gereageerd op ons rapport. Het rapport geeft hem geen aanleiding tot commentaar. Hij beziet momenteel het wetsvoorstel dat door het vorige kabinet is voorbereid. Zijn inzet is erop gericht om zo snel mogelijk tot indiening over te gaan.

1 INLEIDING

De Algemene Rekenkamer heeft de bestaande regelingen voor de financiering van politieke partijen in Nederland geïnventariseerd. Het gaat hierbij om (wettelijke) regelingen voor de subsidiëring van politieke partijen en/of voor de regulering van de overige financieringsbronnen (giften, donaties etc.) van deze partijen. 1 We zijn ook nagegaan hoe deze regelingen zich verhouden tot soortgelijke regelingen in het buitenland en tot de aanbevelingen van de Raad van Europa.

De financiering van politieke partijen staat, ook in internationaal verband, in de belangstelling, vanwege de integriteitsrisico’s die eraan zijn verbonden voor het goed functioneren van een democratie. Internationale organisaties als de Raad van Europa en de Verenigde Naties houden zich ook met dit thema bezig, mede vanuit het oogpunt van corruptiebestrijding.

In deze inventarisatie staan de volgende vragen centraal:

  • 1. Welke wet- en regelgeving bestaat (of is in ontwikkeling) voor partijfinanciering?

  • 2. Hoe is de subsidiëring van politieke partijen geregeld?

  • 3. Welke eisen zijn er gesteld aan de financiering uit overige bronnen (zoals giften)?

  • 4. Welke eisen zijn er gesteld aan verantwoording, transparantie en controle?

  • 5. Verantwoorden politieke partijen zich in jaarverslagen of anderszins over hun financiering?

  • 6. Hoe verhouden de regelingen in Nederland zich tot de regeling in de EU en is er relevante jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie in dit verband?

  • 7. Voldoet Nederland aan de aanbevelingen van de Raad van Europa voor de transparantie in de financiering van politieke partijen?

De eerste vijf vragen hebben betrekking op de Nederlandse wet- en regelgeving voor de financiering van politieke partijen en worden beantwoord in hoofdstuk 2. Vervolgens gaan we in hoofdstuk 3 in op internationale regelingen (de vragen 6 en 7), zowel op de regeling in de EU als op de aanbevelingen die de Raad van Europa heeft opgesteld voor de financiering van politieke partijen. De regelingen voor partijfinanciering zijn verschillend per land. In hoofdstuk 4 presenteren we een beknopt overzicht van vergelijkende studies van derden op dit terrein. Tot slot formuleren we in hoofdstuk 5 enkele overkoepelende conclusies. De bestuurlijke reactie van de minister van BZK op dit rapport komt aan de orde in hoofdstuk 6.

2 PARTIJFINANCIERING IN NEDERLAND

2.1 Subsidiëring politieke partijen

2.1.1 Landelijke politieke partijen

De WSPP van 17 mei 1999 vormt het huidige wettelijke kader voor de subsidiëring van landelijke politieke partijen. Krachtens artikel 2 van deze wet verstrekt de minister van BZK jaarlijks een subsidie aan een politieke partij die aan de laatst gehouden verkiezingen voor de Tweede Kamer of Eerste Kamer der Staten-Generaal heeft deelgenomen en één of meer zetels heeft behaald.

Een politieke partij is gedefinieerd als een vereniging waarvan de aanduiding op grond van artikel G1 van de Kieswet is geregistreerd in het register van aanduidingen voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer (artikel 1 WSPP).

Om in aanmerking te komen voor subsidie moet de politieke partij op de peildatum (de eerste dag van het kalenderjaar) over ten minste 1 000 leden te beschikken. Dat moeten leden zijn die vergader- en stemrechten hebben in de vereniging en die jaarlijks € 12 of meer aan contributie betalen (artikel 2, lid 3 WSPP). Dit betekent dat politieke partijen die geen leden toelaten, volgens de huidige wetgeving niet in aanmerking komen voor subsidie.

Op grond van artikel 5 van de WSPP wordt de subsidie slechts verstrekt voor uitgaven die direct samenhangen met de volgende activiteiten:

  • politieke vormings- en scholingsactiviteiten;

  • informatievoorziening;

  • het onderhouden van contacten met zusterpartijen buiten Nederland;

  • het ondersteunen van vormings- en scholingsactiviteiten voor het kader van zusterpartijen buiten Nederland;

  • politiek wetenschappelijke activiteiten;

  • activiteiten ter bevordering van politieke participatie van jongeren;

  • het werven van leden;

  • het betrekken van niet-leden bij subsidiabele activiteiten van de politieke partij;

  • werving, selectie en begeleiding van politieke ambtsdragers;

  • activiteiten in het kader van verkiezingscampagnes.

De WSPP bevat specifieke bepalingen voor de subsidiëring van jongerenorganisaties en wetenschappelijke instituten van politieke partijen. Een partij kan één politieke jongerenorganisatie en één politiekwetenschappelijk instituut aanduiden en daarmee een schriftelijke overeenkomst tot subsidieverlening sluiten. De jongerenorganisatie moet een vereniging zijn die uitsluitend of in hoofdzaak activiteiten verricht ter bevordering van de politieke participatie van jongeren met in ieder geval 100 leden niet jonger dan 14 jaar en niet ouder dan 27 jaar. Het wetenschappelijk instituut dient een rechtspersoon te zijn die uitsluitend of in hoofdzaak politiekwetenschappelijke activiteiten verricht.

Hoogte subsidie en verdelingsgrondslagen

De overheid keert per jaar in totaal ongeveer € 15 miljoen aan subsidie uit op grond van de WSPP. De subsidie kent de volgende componenten (artikel 6 WSPP):

  • Een vast basisbedrag (2008: € 182 886/2009: € 187 138/2010: € 187 990);

  • Een vast bedrag per Kamerzetel 2 (2008: € 53 046/2009: € 54 279/2010: € 54 526);

  • Een bedrag per lid van de politieke partij. Naar evenredigheid van het aantal leden wordt een totaalbedrag verdeeld van € 2 002 505 in 2008, € 2 049 063 in 2009 en € 2 058 386 in 2010.

  • Als de partij een politiek wetenschappelijk instituut heeft aangeduid een basisbedrag van € 128 450 (2008), € 131 436 (2009), respectievelijk € 132 034 (2010) en per Kamerzetel € 13 202 (2008), € 13 509 (2009) en € 13 570 (2010).

  • Als de partij een jongerenorganisatie heeft aangeduid een bedrag per Kamerzetel en een bedrag per jeugdlid. Het betreft een evenredig aandeel in het voor alle politieke partijen beschikbaar gestelde bedrag. Voor de verdeling van het bedrag per Kamerzetel was in 2008 € 514 901 beschikbaar en een gelijk bedrag voor de verdeling van het bedrag per lid van de jongerenorganisatie (in 2009: € 526 872 en in 2010: € 529 269).

Op basis van gegevens van het Ministerie van BZK hebben we de volgende tabellen opgesteld over de hoogte van de subsidiëring van politieke partijen in Nederland in 2008 en 2009. In die jaren ontvingen tien partijen subsidie van de overheid. Negen daarvan waren vertegenwoordigd in de Tweede Kamer en één partij, de Onafhankelijke Senaatsfractie (OSF), had alleen een zetel in de Eerste Kamer. Deze politieke partijen beschikten alle over een wetenschappelijk instituut en, met uitzondering van de OSF, ook over een jongerenorganisatie met voldoende jeugdleden om in aanmerking te komen voor subsidie. 3

Tabel 1 Hoogte subsidie voor politieke partijen in 2008 (bedragen in €)

Partij

Aantal zetels

Aantal leden

Aantal jeugdleden

Subsidie algemeen

Subsidie wetenschappelijk instituut

Subsidie jongeren-organisatie

Subsidie totaal

CDA

41

54 746

844

2 742 932

669 732

181 781

3 594 445

PvdA

33

58 334

1 277

2 343 807

564 116

169 013

3 076 936

SP

25

45 867

2 143

1 822 751

387 004

172 693

2 382 448

VVD

22

36 832

1 294

1 609 026

418 894

129 489

2 157 409

GL

7

17 789

628

679 361

220 864

49 416

949 641

CU

6

26 766

1 517

689 471

207 662

79 531

976 664

D66

3

9 418

997

408 283

168 056

48 825

625 164

SGP

2

26 663

4 176

476 563

154 854

165 922

797 339

PvdD

2

7 123

680

339 091

154 854

22 329

516 274

OSF

1

1 095

0

236 449

133 572

0

370 021

 

142

284 633

13 556

11 347 734

3 079 608

1 018 999

15 446 341

Bron: Ministerie van BZK

Tabel 2 Hoogte subsidie voor politieke partijen in 2009 (bedragen in €)

Partij

Aantal zetels

Aantal leden

Aantal jeugdleden

Subsidie algemeen

Subsidie wetenschappelijk instituut

Subsidie jongeren-organisatie

Subsidie totaal

CDA

41

54 548

985

2 811 694

685 305

192 448

3 689 447

PvdA

33

55 471

976

2 384 215

577 233

162 196

3 123 645

SP

25

43 856

1 569

1 864 999

373 251

155 929

2 394 179

VVD

22

36 678

1 294

1 649 642

421 066

133 763

2 204 470

GL

7

16 847

625

690 357

225 999

51 058

967 414

CU

6

25 378

1 550

698 498

212 490

75 731

986 719

D66

3

11 604

1 661

434 879

171 963

77 388

684 230

SGP

2

28 874

3 977

492 328

158 454

165 925

816 707

PvdD

2

7 649

587

351 662

158 454

30 861

540 977

OSF

1

1 144

0

238 869

136 720

0

375 589

 

142

282 049

13 224

11 617 143

3 120 935

1 045 299

15 783 377

Bron: Ministerie van BZK

Voor het jaar 2010 was begin 2011, ten tijde van de afronding van dit rapport, nog geen subsidieafrekening opgesteld. Het Ministerie van BZK heeft voor dat jaar alleen voorschotten van 80% van het vermoedelijke subsidiebedrag aan de politieke partijen uitbetaald. De subsidievoorschotten voor 2010 staan in onderstaande tabel.

Tabel 3 Subsidievoorschotten voor politieke partijen in 2010 (in €)

Partij

Voorschot 2010

CDA

2 980 351

PvdA

2 470 053

SP

2 008 346

VVD

1 746 161

GL

773 140

CU

774 567

D66

578 760

SGP

624 478

PvdD

435 831

OSF

315 526

Totaal

12 707 213

Bron: Ministerie van BZK

Verantwoording

Aan de subsidie op grond van de WSPP is de voorwaarde verbonden dat de politieke partij een zodanige administratie voert dat daaruit steeds de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en plichten, alsmede de betalingen en ontvangsten, kunnen worden nagegaan (artikel 9 WSPP). De administratie dient met de daartoe behorende bescheiden tien jaar bewaard te worden.

Artikel 10 WSPP bepaalt dat de aanvraag tot vaststelling van de subsidie binnen zes maanden na afloop van het jaar moet worden ingediend. Deze aanvraag moet vergezeld gaan van een financieel verslag en een activiteitenverslag. Het financieel verslag omvat een rekening van de uitgaven en ontvangsten met de bijbehorende toelichting die van belang is voor de vaststelling van de subsidie. Het financieel verslag moet zijn opgesteld volgens de normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd. Uitgegaan wordt van het kasstelsel. Ook moet het verslag een opgave bevatten van het ledental van de politieke partij en van de politieke jongerenorganisatie, voor zover van belang voor de vaststelling van de subsidie.

De politieke partij moet een accountant opdracht geven tot onderzoek van het financieel verslag (artikel 11 WSPP). De accountant onderzoekt of het financieel verslag voldoet aan de eisen en of het activiteitenverslag, voor zover hij dit verslag kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is. De accountant onderzoekt ook de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen en de juistheid van de opgegeven ledenaantallen voor zover van belang voor de vaststelling van de subsidie. De verklaring van de accountant moet worden meegezonden met de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

2.1.2 Lokale politieke partijen

In 2009 heeft de minister van BZK de Subsidieregeling vorming en scholing raadsleden tot stand gebracht. 4 Deze subsidie wordt op aanvraag van landelijke, provinciale of lokale politieke partijen verstrekt voor de kosten van vorming en scholing van raadsleden en kandidaat-raadsleden. 5

De subsidie is afhankelijk van het aantal raadszetels van de politieke partij op 1 januari van een kalenderjaar. In totaal gaat het om een subsidiebedrag van € 400 000 per jaar. Het subsidiebedrag per raadszetel wordt berekend door dit totaalbedrag te delen door het totaal aantal raadszetels van de politieke partijen die vóór 1 februari van het kalenderjaar een subsidie hebben aangevraagd.

Slechts partijen die een vereniging zijn met volledige rechtsbevoegdheid komen voor subsidie in aanmerking. Partijen of groeperingen die zich anders hebben georganiseerd of individuele raadsleden kunnen geen subsidie aanvragen. De subsidie kan worden aangewend voor uitgaven aan vormings- en scholingsactiviteiten van de partij of van de bestuurdersvereniging, dan wel het scholingsinstituut van de partij. Ook kan de partij cursuskosten betalen van opleidingen die door derden worden aangeboden.

Het Ministerie van BZK stelt subsidiebedragen tot € 25 000 direct op basis van de aanvraag definitief vast. Bij een subsidie van € 25 000 of meer geldt de norm dat de aanvraag tot vaststelling vergezeld gaat van een financieel verslag en een accountantsverklaring over de getrouwheid van het verslag.

2.1.3 Zendtijd politieke partijen

Indirecte overheidsfinanciering van politieke partijen vindt plaats in de vorm van gratis zendtijd op radio en televisie voor alle partijen die zijn vertegenwoordigd in het parlement. Extra zendtijd wordt toebedeeld aan partijen die deelnemen aan verkiezingen in alle kiesdistricten.

Het Commissariaat voor de Media stelt jaarlijks op basis van artikel 6.1 van de Mediawet een aantal uren zendtijd 6 ter beschikking aan politieke partijen die bij de laatstgehouden verkiezingen voor de Tweede of Eerste Kamer der Staten-Generaal een of meer zetels hebben verworven. Daarnaast wijst het commissariaat een aantal uren zendtijd toe aan politieke partijen die in alle kieskringen aan de verkiezingen voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal deelnemen of aan politieke partijen die in Nederland aan de verkiezingen voor het Europese Parlement deelnemen.

Deze uren zendtijd zijn beschikbaar in een door het Commissariaat te bepalen periode die onmiddellijk vooraf gaat aan de dag die in Nederland voor de desbetreffende verkiezingen is vastgesteld. In de Mediawet en de zendtijdbesluiten is niet aangegeven hoe de zendtijd over de politieke partijen verdeeld moet worden. Het Commissariaat voor de Media geeft alle politieke partijen die een aanvraag hebben ingediend en aan de voorwaarden voldoen evenveel zendtijd. De vaststelling van de volgorde van uitzending wordt door loting bepaald.

2.1.4 Nederlands Instituut voor Meerpartijendemocratie

Het Nederlands Instituut voor Meerpartijendemocratie (NIMD) is een democratiseringsorganisatie van Nederlandse politieke partijen voor politieke partijen in Afrika, Latijns-Amerika, Zuid-Oost Azië en Oost-Europa. Het NIMD ontvangt subsidie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Omdat deze subsidie niet bedoeld is voor de financiering van Nederlandse politieke partijen, valt deze buiten het kader van dit rapport. Voor wat betreft het toezicht op het NIMD, verwijzen wij naar ons rapport bij het jaarverslag 2009 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. 7

2.2 Private financiering

Artikel 18 van de WSPP bepaalt dat politieke partijen giften van € 4 537,80 of meer die niet van een natuurlijk persoon afkomstig zijn openbaar moeten maken in hun financieel verslag. Verschillende giften van dezelfde gever met een gezamenlijk bedrag van € 4 537,80 of meer per jaar worden aangemerkt als één gift. Ook moeten politieke partijen in hun financieel verslag het totaal aan giften vermelden, anders dan de contributies van de leden van de partij (artikel 18 WSPP).

Bij de openbaarmaking moet vermeld worden:

  • de hoogte van het bedrag;

  • de datum waarop de gift is gedaan;

  • de naam van de gever (tenzij de gever daar bezwaar tegen heeft; dan moet omschreven worden tot welke categorie 8 van instellingen of organisaties de gever behoort).

Artikel 18 van de WSPP is de enige wettelijke bepaling die kaders stelt aan private giften aan politieke partijen. Voor het overige gelden er voor politieke partijen, zowel landelijke als lokale, geen regels voor hun financiering en de transparantie daarover.

Afdrachten door gekozen volksvertegenwoordigers aan hun partij

De WSPP bevat geen bepalingen over de afdrachten aan een politieke partij door de gekozen volksvertegenwoordigers van die partij. Politieke partijen en de gekozen volksvertegenwoordigers kunnen hierover zelf afspraken maken. Het komt voor dat een politieke partij de afdracht door volksvertegenwoordigers regelt via een cessieovereenkomst, op grond waarvan de Eerste en Tweede Kamer en lokale overheden een deel van de vergoedingen voor volksvertegenwoordigers rechtstreeks aan de politieke partij moet overmaken. Omdat de minister van BZK dit ongewenst acht, is eind 2009 een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer dat erin voorziet dat in de toekomst uitsluitend in persoon zal worden uitbetaald. 9

Vindbaarheid jaarverslagen politieke partijen

In het kader van het onderzoek zijn we nagegaan of de jaarverslagen 2009 van politieke partijen eenvoudig via de websites van de politieke partijen te vinden zijn. Bij vijf partijen (PvdA, VVD, SP, ChristenUnie en D66) was dit het geval. De websites van de overige partijen boden hiertoe, voor zover wij konden nagaan, geen mogelijkheden.

Politieke partijen die een subsidie ontvangen in het kader van de WSPP moeten hun jaarverslagen aan het Ministerie van BZK aanbieden. In beginsel maakt het ministerie deze jaarverslagen niet openbaar, maar naar aanleiding van verzoeken op grond van de Wet Openbaarheid Bestuur zijn de jaarverslagen over 2006 en 2007 beschikbaar gesteld via de website van het ministerie.

Vermelding giften in jaarverslagen 2009

Wij hebben de aan het ministerie gezonden jaarverslagen van de politieke partijen over 2009 ingezien om na te gaan welke informatie de partijen hebben opgenomen over private financiering. We hebben geconstateerd dat de rubricering en specificatie van de bronnen van inkomsten van de partijen verschillen vertonen. Giften van € 4 537,80 of meer van anderen dan natuurlijke personen lijken, afgaande op de jaarverslagen, weinig voor te komen. Zeven politieke partijen nemen hierover informatie op in hun jaarverslagen. Twee van deze partijen vermelden giften van meer dan € 4 537,80. Bij één partij gaat het om een gift van € 10 000 van een bij naam genoemde natuurlijk persoon en bij de andere partij om twee giften van bij naam genoemde stichtingen, die gezamenlijk € 75 000 hebben geschonken. De overige vijf partijen vermelden expliciet in hun jaarverslagen dat zij geen giften van € 4 537,80 of meer hebben ontvangen in 2009.

Drie van de tien partijen die over 2009 subsidie ontvingen op grond van de WSPP, geven in hun jaarverslagen niet expliciet aan of zij giften van meer dan € 4 537,80 hebben ontvangen. Bij één van deze drie partijen zijn de verantwoorde ontvangsten naast de subsidie zo beperkt dat deze partij geen giften van € 4 537,80 of meer ontvangen kan hebben.

2.3 Ontwikkeling in wet- en regelgeving

2.3.1 Wetsontwerp financiering politieke partijen

Het Ministerie van BZK heeft enkele jaren geleden een nieuw wetsontwerp voorbereid dat regels stelt voor de subsidiëring en het toezicht op de financiering van politieke partijen (Wet financiering politieke partijen). Dit wetsvoorstel is in april 2006 ook aan de Algemene Rekenkamer voor commentaar voorgelegd op grond van artikel 96 van de Comptabiliteitswet, maar daarna niet aan de Tweede Kamer ter behandeling aangeboden. In 2009 heeft het Ministerie van BZK het wetsontwerp opnieuw ter hand genomen. De verantwoordelijke beleidsdirectie van het Ministerie van BZK 10 had toen de verwachting dat het wetsontwerp in het voorjaar van 2010 aan de Raad van State aangeboden zou kunnen worden. Door de val van het kabinet-Balkenende IV in februari 2010, de verkiezingen in juni 2010 en de daaropvolgende kabinetsformatie is het daar niet van gekomen.

De belangrijkste wijzigingen die in de Wet financiering politieke partijen worden voorzien ten opzichte van de WSPP kunnen als volgt worden samengevat:

  • Naast politieke partijen met een verenigingsstructuur, worden ook politieke bewegingen zonder rechtspersoonlijkheid uitdrukkelijk onderworpen aan de regels voor partijfinanciering. Het recht op subsidie blijft overigens voorbehouden aan politieke partijen met een verenigingsstructuur en voldoende leden.

  • Ook politieke bewegingen en landelijke neveninstellingen van politieke partijen moeten giften boven het daartoe nieuw vastgestelde bedrag van € 150 registreren met naam en adres van de gever; voor giften in natura geldt een drempelbedrag van € 700. De norm geldt per individuele neveninstelling.

  • Politieke partijen moeten giften van meer dan € 3 000 met naam en adres van de gever melden in hun financieel verslag. Deze bepaling geldt niet voor bijdragen van politieke ambtsdragers op grond van een eigen regeling van een partij of voor legaten. Bij verkiezingen voor de Tweede Kamer geven partijen de Kiesraad twee tot drie weken voor de verkiezingen een overzicht van de in het laatste halfjaar door de partij of kandidaten ontvangen giften van meer dan € 3 000. De Kiesraad maakt dit overzicht openbaar.

  • Een politieke partij mag per donateur (natuurlijke persoon of rechtspersoon) maximaal € 50 000 per jaar ontvangen.

  • De partij registreert schulden van en leningen aan de partij met naam en adres van de schuldeiser; schulden en leningen boven € 25 000 worden in de financiële verantwoording opgenomen met naam en adres van de schuldeiser.

  • De regeling geldt ook voor giften van natuurlijke personen. Bijdragen in natura vallen expliciet onder de regeling.

  • Er komt een andere verdeling van de subsidie. Het aantal leden van politieke partijen gaat zwaarder tellen ten opzichte van het aantal Kamerzetels. Deze verhouding is nu nog 35:65; volgens het voorstel wordt dat 50:50.

  • Het totale subsidiebedrag wordt verlaagd tot € 13,6 miljoen per jaar bij aanvaarding van het voorstel.

  • Nieuw in het parlement gekozen politieke partijen mogen hun subsidie gebruiken voor de uitgaven die zij hebben gedaan in de verkiezingsperiode.

  • De Kiesraad verzorgt de toekenning van de subsidie en houdt toezicht op de naleving van de wet. De Kiesraad kan een bestuurlijke boete opleggen bij overtreding van de gestelde regels.

De financieringsregels over ontvangen bijdragen gelden niet voor regionale, provinciale en gemeentelijke onderdelen van de partij. Naar aanleiding van een advies van de Kiesraad is hiervan afgezien. De raad betwijfelt onder meer of een dergelijke regeling proportioneel is in relatie tot het doel van het wetsvoorstel. Bijdragen van afdelingen aan de centrale partijorganisatie worden als bijdrage aan de partij aangemerkt.

Tijdens de behandeling van de begroting 2011 van het Ministerie van BZK is het wetsontwerp opnieuw aan de orde geweest. De minister van BZK heeft daarbij op 2 december 2010 aangekondigd dat hij het oorspronkelijke wetsvoorstel nogmaals tegen het licht wil houden. Zijn inzet is om zo snel mogelijk tot indiening over te gaan, maar een concrete toezegging heeft hij daarover niet gedaan. Het Kamerlid Heijnen heeft naar aanleiding daarvan tijdens de begrotingsbehandeling een motie ingediend, waarin de minister wordt gevraagd om het wetsvoorstel vóór 1 maart 2011 in te dienen. 11 Deze motie is op 7 december 2010 aangenomen.

2.3.2 Initiatiefwet openbaarheid giften aan politieke partijen

Eind november 2010 hebben de Kamerleden Dibi (GroenLinks) en Schouw (D66) een voorontwerp van een initiatiefwet gepresenteerd tot wijziging van de Wet Subsidiëring politieke partijen in verband met de openbaarmaking van giften aan politieke partijen.

Het voorontwerp houdt in dat een politieke partij giften vanaf € 1 500 (per donateur) op jaarbasis openbaar moet maken. Dit geldt zowel voor giften van natuurlijke personen als voor giften van rechtspersonen. Verder moeten politieke partijen bekend maken welke rechtspersonen aan hen gelieerd zijn. Ook giften aan deze rechtspersonen vallen volgens het voorontwerp onder de verplichting tot openbaarmaking. Het voorontwerp voorziet ook in een sanctiebepaling. Bij overtreding van de bepalingen kan een boete van maximaal € 20 000 worden opgelegd.

3 PARTIJFINANCIERING INTERNATIONAAL

3.1 Europese Unie

Verordening

In 2003 is de Verordening (EG) nr. 2004/2003 tot stand gekomen betreffende het statuut en de financiering van politieke partijen op Europees niveau. Met Verordening (EG) nr. 1524/2007 van 18 december 2007 is deze verordening ingrijpend gewijzigd, onder andere door de toevoeging van de figuur van de politieke stichting op Europees niveau. Dergelijke stichtingen zijn verbonden aan politieke partijen op Europees niveau en verrichten ondersteunende activiteiten voor die partij, zoals onderzoek, analyse en de organisatie van studiebijeenkomsten en opleidingen voor belanghebbenden, waaronder jongerenorganisaties.

Voorwaarden voor de financiering

Politieke partijen op Europees niveau kunnen een verzoek indienen om in aanmerking te komen voor financiering uit de algemene begroting van de Europese Unie (EU). Aan de partij worden de volgende eisen gesteld:

  • De partij dient rechtspersoonlijkheid te bezitten in de lidstaat waar haar zetel gevestigd is.

  • Zij eerbiedigt de beginselen waarop de EU is gegrondvest, te weten vrijheid, democratie, eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden alsmede de rechtstaat.

  • Zij heeft deelgenomen aan de verkiezingen voor het Europees Parlement of heeft het voornemen hiertoe.

  • Zij is in ten minste een vierde van de lidstaten vertegenwoordigd door leden van het Europese parlement of leden van nationale of regionale parlementen of zij heeft in ten minste een vierde van de lidstaten bij de laatste verkiezingen voor het Europees parlement ten minste drie procent behaald van de in ieder van die lidstaten uitgebrachte stemmen.

Bij het eerste verzoek om financiering overlegt de partij een statuut waarin is vastgelegd bij welke organen de verantwoordelijkheid voor de politieke leiding en het financieel beheer berust. Ook moet in het statuut zijn vastgelegd bij welke organen of natuurlijke personen in de respectievelijke lidstaten de wettelijke vertegenwoordiging berust, in het bijzonder voor verwerving of vervreemding van roerende en onroerende goederen en voor het optreden in rechte. Naast het statuut moet ook het politiek programma met de doelstellingen van de partij te worden verstrekt.

De EU stelt de volgende verplichtingen in verband met de financiering van een politieke partij op Europees niveau:

  • jaarlijkse publicatie van een staat van ontvangsten en uitgaven en een verklaring aangaande activa en passiva;

  • het afleggen van een verklaring over de financieringsbronnen van de partij door overlegging van een lijst van donateurs met een opgave per donateur van het geschonken bedrag per jaar voor bedragen boven € 500;

  • de partij aanvaardt geen:

    • anonieme donaties;

    • donaties uit de begrotingen van fracties in het Europees Parlement;

    • donaties van ondernemingen waarop de overheid rechtstreeks of indirect een overheersende rol kan uitoefenen, hetzij op grond van eigendom of financiële participatie, hetzij via de op de onderneming toepasselijke bepalingen;

    • donaties van meer dan € 12 000 per jaar en per donateur van andere natuurlijke of rechtspersonen;

    • donaties van overheden van derde landen.

Bestedingsrestricties

Financieringen van politieke partijen op Europees niveau vanuit de algemene begroting van de EU of uit enige andere bron mogen niet gebruikt worden voor rechtstreekse of zijdelingse financiering van andere politieke partijen, met name niet voor nationale partijen of kandidaten. Daarop blijven namelijk de nationale regelgevingen van toepassing.

Uit de begroting van de EU afkomstige financiering mag uitsluitend worden besteed voor uitgaven die rechtstreeks verband houden met de doelstellingen van het politieke programma van de partij. Deze uitgaven kunnen betrekking hebben op administratieve kosten, kosten in verband met logistieke steun, bijeenkomsten, onderzoek, grensoverschrijdende evenementen, studies, voorlichting en publicaties, maar ook op de financiering van campagnes voor de Europese verkiezingen. De financiering en de beperking van de verkiezingskosten voor de verkiezingen van het Europese Parlement worden echter in elke lidstaat door de nationale bepalingen geregeld. 12 Het nationale recht is ook van toepassing op de verkiezingskosten voor nationale verkiezingen en referenda.

Hoogte subsidie en verdelingsgrondslagen

Voor 2010 is een bedrag van circa € 11 miljoen beschikbaar gesteld voor politieke partijen en daarnaast ruim € 7 miljoen voor politieke stichtingen op Europees niveau.

De middelen worden als volgt verdeeld over de politieke partijen:

  • 15% wordt gelijkelijk verdeeld;

  • 85% wordt verdeeld over de partijen waarvan vertegenwoordigers zetelen in het Europees Parlement, in verhouding tot het aantal gekozen leden.

Financiering uit de algemene EU begroting mag niet meer bedragen dan 85% van de begroting van de politieke partij op Europees niveau.

Bijdragen van nationale politieke partijen die lid zijn van een politieke partij op Europees niveau of van natuurlijke personen die lid zijn van een politieke partij op Europees niveau zijn toegestaan. Zij mogen echter niet meer bedragen dan 40% van de jaarlijkse begroting van deze partij.

Toezicht

De verordening bevat bepalingen over het toezicht door het Europees Parlement. Europese politieke partijen moeten zich jaarlijks verantwoorden in een openbaar verslag en jaarlijks moet ook een audit plaatsvinden door een externe en onafhankelijke instantie. De verordening voorziet ook in bevoegdheden voor de Europese Rekenkamer. Middelen die politieke partijen op Europees niveau ten onrechte uit de algemene begroting van de EU hebben ontvangen, moeten aan die begroting worden terugbetaald.

Verschillen tussen de Europese en de Nederlandse regelingen

De regeling van de financiering van politieke partijen op Europees niveau wijkt af van de regeling die in Nederland geldt. Voor de subsidiëring gelden andere verdelingsgrondslagen en andere restricties voor de besteding(sdoelen). In afwijking van de Nederlandse regeling bevat de verordening van de EU expliciete beperkingen aan de acceptatie van bepaalde (typen) donaties. De EU verordening bevat echter geen bepalingen omtrent de transparantie over giften van particulieren en rechtspersonen. Ook ontbreken sancties, anders dan terugbetaling van ten onrechte ontvangen subsidie.

Jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie

Tegen Verordening 2004/2003 zijn bij het Europese Hof van Justitie diverse beroepszaken aangespannen. 13 De klagers betwistten niet alleen de noodzakelijkheid van de regeling, maar ook de inhoud ervan. Zo zou de verordening een schending inhouden van de beginselen van evenredigheid en subsidiariteit. De verordening zou geen passende waarborgen bieden om te voorkomen dat de toegekende fondsen gebruikt worden voor nationale politieke partijen en de regeling zou kleinere fracties en fracties van minderheden discrimineren. Op 11 juli 2005 heeft het Gerecht van eerste aanleg deze drie beroepen niet-ontvankelijk verklaard.

3.2 Raad van Europa

De Raad van Europa ontplooit verschillende initiatieven ter bevordering van de democratie en bestrijding van corruptie in de lidstaten. De financiering van politieke partijen en verkiezingscampagnes is een thema dat al jaren de aandacht heeft van de Raad. De Raad heeft verschillende publicaties hierover uitgebracht en bijeenkomsten en workshops georganiseerd. In 2003 heeft de Raad aanbevelingen vastgesteld voor de financiering van politieke partijen en van verkiezingscampagnes (zie § 3.2.1). Verder maakt het thema onderdeel uit van de visitatierondes die plaatsvinden in de lidstaten behorend tot de Group of States against corruption (GRECO). 14 Ook in Nederland is een dergelijke visitatie uitgevoerd. Het evaluatierapport is in juni 2008 vastgesteld. In § 3.2.2 gaan wij hier nader op in.

3.2.1 Aanbevelingen van de Raad van Europa

De Raad van Europa (2003) heeft vanuit het streven om democratische principes te bevorderen aanbevelingen opgesteld voor de financiering van politieke partijen. 15 Nederland is lid van de Raad van Europa en van GRECO. Daarmee heeft Nederland zich gecommitteerd aan de aanbevelingen van de Raad van Europa.

Deze aanbevelingen kunnen als volgt worden samengevat:

  • Staatsbijdragen aan politieke partijen moeten beperkt blijven tot een redelijke omvang en zijn gebaseerd op objectieve, eerlijke en redelijke grondslagen. Wat in dit verband als redelijk wordt gezien, is niet nader gespecificeerd. Wel is bepaald dat de bijdragen van de Staat de onafhankelijkheid van politieke partijen niet mag aantasten.

  • Bijdragen aan politieke partijen moeten door de staat worden gereguleerd om belangenconflicten te vermijden, transparantie over giften te bevorderen, geheime donaties te vermijden en om de onafhankelijkheid van politieke partijen te waarborgen.

  • Er dienen waarborgen te zijn dat donaties openbaar worden gemaakt, in ieder geval donaties boven een bepaald (niet nader gespecificeerd) bedrag. De mogelijkheid moet worden overwogen om de bijdragen aan politieke partijen te maximeren. Ook moeten maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat vastgestelde plafonds worden omzeild.

  • Bijdragen aan politieke partijen mogen fiscaal aftrekbaar zijn.

  • Donaties van rechtspersonen aan politieke partijen moeten in de administratie en de verantwoordingen van deze rechtspersonen worden vastgelegd. Aandeelhouders of leden van deze rechtspersonen moeten worden geïnformeerd over deze donaties.

  • De staat moet maatregelen nemen om te voorkomen of anders strikt te reguleren dat rechtspersonen die goederen of diensten leveren aan de overheid donaties doen aan politieke partijen.

  • Rechtspersonen die onder het beheer van de staat of andere overheden staan, mogen geen donaties doen aan politieke partijen.

  • De maatregelen rond bijdragen aan politieke partijen moeten ook van toepassing zijn op organisaties die gelieerd zijn aan de politieke partijen. Ook gelden ze naar analogie voor de financiering van verkiezingscampagnes, van kandidaten voor verkiezingen en van politieke activiteiten van gekozen volksvertegenwoordigers.

  • De staat moet bijdragen van buitenlandse donoren verbieden of anders beperken.

  • De staat moet overwegen grenzen te stellen aan de uitgaven van politieke partijen, bijvoorbeeld om excessieve uitgaven voor verkiezingscampagnes te voorkomen.

  • Van alle (directe en indirecte) uitgaven van politieke partijen moet een boekhouding worden bijgehouden. Hetzelfde geldt voor uitgaven voor verkiezingscampagnes van politieke partijen, kandidatenlijsten en individuele kandidaten.

  • Politieke partijen moeten de aard en waarde van donaties aan de partij registreren. Boven een bepaald bedrag moeten donoren geïdentificeerd worden in de boekhouding.

  • Politieke partijen en daaraan gelieerde organisaties moeten een boekhouding bijhouden en (geconsolideerde) verantwoordingen opstellen.

  • De verantwoordingen moeten ten minste jaarlijks worden overlegd aan een onafhankelijke autoriteit die toezicht houdt op de financiering van politieke partijen. De verantwoordingen (of minimaal samenvattingen daarvan) moeten ook ten minste jaarlijks openbaar worden gemaakt.

  • Een onafhankelijke autoriteit moet toezien op de verantwoording door de politieke partijen en op de presentatie en publicatie daarvan.

  • De staat moet bevorderen dat bij politie en justitie specialisten aanwezig zijn ter bestrijding van illegale financiering van politieke partijen en campagnes.

  • Er moeten sancties zijn getroffen om de naleving van de regels voor de financiering van politieke partijen te bevorderen. Deze sancties moeten effectief en proportioneel zijn en inbreuken ontmoedigen.

3.2.2 GRECO-evaluatie

GRECO voert visitaties uit in de lidstaten om na te gaan of zij voldoen aan de richtlijnen om corruptie te voorkomen en te bestrijden. Daartoe behoort ook de evaluatie van de wijze waarop een land de transparantie over de financiering van politieke partijen heeft geregeld. In juni 2008 heeft GRECO een evaluatierapport over de situatie in Nederland uitgebracht.

GRECO concludeert in dat rapport dat het Nederlandse wettelijke kader voor de financiering van politieke partijen niet in overeenstemming is met de aanbevelingen die de Raad van Europa in haar Recommendations (2003) heeft opgesteld voor de bestrijding van corruptie in de financiering van politieke partijen en verkiezingscampagnes. In het bijzonder bevat het wettelijke kader in Nederland geen waarborg dat het electoraat voldoende toegang heeft tot informatie over de financiële belangen van politieke partijen (en andere groeperingen in het parlement). Verder is niet voorzien in voldoende toezicht en een effectief, evenwichtig en afschrikwekkend stelsel van strafmaatregelen.

GRECO ziet het Wetsontwerp financiering politieke partijen (zie § 2.3) als een eerste en belangrijke stap in de juiste richting, omdat dit wetsontwerp een erkenning betekent dat er veel te verbeteren valt aan het bestaande wettelijke kader inzake de financiering van politieke partijen en een aantal kritiekpunten uit het evaluatierapport aanpakt.

GRECO doet Nederland de volgende aanbevelingen:

  • Verplicht alle instanties die zijn vertegenwoordigd in het parlement (politieke partijen en andere groeperingen) om een financieel jaarverslag in te dienen – inclusief informatie over inkomsten, uitgaven, schulden en activa – in een gestandaardiseerde opmaak (vergezeld van toepasselijke richtlijnen, indien nodig).

  • Verplicht alle instanties die zijn vertegenwoordigd in het parlement minstens één keer per jaar alle schenkingen en legaten die zijn ontvangen van natuurlijke personen (inclusief partijleden) en rechtspersonen openbaar te maken, inclusief informatie over de bron van deze schenkingen (in ieder geval boven een bepaalde drempel), hun aard en waarde.

  • Verlaag de huidige drempel voor openbaarmaking in de Wet subsidiëring van politieke partijen voor (bedrijfs-)schenkingen van € 4 537,80 naar een geschikt niveau.

  • Verbied schenkingen van personen van wie de identiteit niet bekend is bij de politieke partij/groepering/kandidaat.

  • Breid de toepasselijkheid van toekomstige voorzieningen over schenkingen (en mogelijke begrenzingen aan schenkingen) uit naar plaatselijke en regionale/provinciale afdelingen van politieke partijen en zorg ervoor dat de rekeningen van politieke partijen worden samengevoegd, inclusief de rekeningen van de plaatselijke en regionale/provinciale afdelingen, in overeenstemming met artikel 11 van Recommendation (2003)4.

  • Neem maatregelen om de transparantie te vergroten rond geldinzamelingsacties door instanties die direct of indirect zijn verbonden met politieke partijen en andere groeperingen in het parlement.

  • Neem maatregelen om te waarborgen dat de jaarverslagen van politieke partijen, evenals financiële informatie over partijen en andere groeperingen die zijn vertegenwoordigd in het parlement en momenteel nog geen verplichting hebben om te rapporteren, openbaar worden gemaakt aan het publiek.

  • Neem maatregelen om transparantie te vergroten in inkomsten en uitgaven van politieke partijen op plaatselijk niveau.

  • Stel onafhankelijk toezicht in op de financiering van politieke partijen en verkiezingscampagnes, in overeenstemming met artikel 14 van Recommendation Rec(2003)4 en voorzie in een orgaan dat wordt belast met de uitvoering van dit toezicht (hoogstwaarschijnlijk wordt dit de Kiesraad) met voldoende bevoegdheden en financiële en personele middelen.

  • Neem nadere maatregelen om het onafhankelijk en onpartijdig functioneren van de Kiesraad en zijn secretariaat te waarborgen bij zijn toekomstige controlerende taken ten aanzien van de regels voor partijfinanciering.

  • Geef een duidelijke definitie van overtredingen van regels voor partijfinanciering en voer effectieve, evenwichtige en afschrikwekkende sancties in voor deze overtredingen.

  • Verduidelijk de bepalingen over sancties in het Wetsontwerp financiering politieke partijen en waarborg dat de sancties voor overtredingen van regels kunnen worden opgelegd aan alle instanties waaraan het wetsontwerp verplichtingen oplegt.

  • Voer passende sancties in voor minder ernstige overtredingen van de regels voor partijfinanciering, in aanvulling op de strafrechtelijke sancties voorzien in het Wetsontwerp financiering politieke partijen. Neem ook in overweging de Kiesraad de bevoegdheid toe te kennen om sancties op te leggen voor de minder ernstige overtredingen.

  • Bied politieke partijen en verkiezingskandidaten advies en training over de regels voor partijfinanciering.

Op 3 september 2008 heeft de minister van BZK in een brief aan de Tweede Kamer 16 laten weten dat het kabinet de kritiek uit de GRECO-evaluatie onderschrijft. De aanbevelingen van GRECO zijn volgens de minister betrokken bij de aanpassing van het Wetsvoorstel financiering politieke partijen.

In aanvulling op de tekortkomingen die in de GRECO-evaluatie zijn vermeld, constateren wij overigens dat Nederland op meer punten afwijkt van de aanbevelingen van de Raad van Europa. Zo zijn er geen grenzen gesteld aan giften uit het buitenland en is er geen verbod op giften van rechtspersonen verbonden aan de overheid en van leveranciers van goederen of diensten aan de overheid. In Nederland zijn er evenmin grenzen gesteld aan de uitgaven van politieke partijen en ontbreken specialisten bij politie en justitie op dit terrein. 17

Op 11 juni 2010 heeft GRECO (2010) een compliance report over Nederland vastgesteld, dat onder andere ingaat op de voortgang bij de implementatie van de aanbevelingen op het terrein van de transparantie over partijfinanciering. GRECO concludeert dat de voortgang teleurstellend is. Van de dertien aanbevelingen zijn er zes ten dele geïmplementeerd. De overige aanbevelingen zijn niet geïmplementeerd. De gedeeltelijke implementatie van de zes aanbevelingen baseert GRECO overigens in hoofdzaak op het gegeven dat maatregelen voorzien zijn in het Wetsontwerp financiering politieke partijen.

Zoals in § 2.3.2 aangegeven, hebben Kamerleden van GroenLinks en D66 eind november 2010 een voorontwerp van een initiatiefwet gepresenteerd voor de openbaarmaking van giften aan politieke partijen. Met dit initiatiefwetsontwerp wordt grotendeels aan de bezwaren van GRECO tegemoetgekomen tegen het huidige stelsel van openbaarmaking van giften. Het initiatiefvoorstel gaat overigens niet in op GRECO suggesties tot:

  • maximering van giften door één organisatie of één persoon;

  • het verstrekken van giften anders dan in geld;

  • het verstrekken van giften door bedrijven die goederen of diensten leveren aan de overheid;

  • giften afkomstig uit het buitenland;

  • de organisatie van het toezicht op de juistheid en volledigheid van openbaar gemaakte giften;

  • giften aan lokale afdelingen van partijen;

  • maximering van de uitgaven door partijen, bijvoorbeeld voor verkiezingscampagnes.

3.3 Verenigde Naties

De United Nations Convention against Corruption, uit 2003, bevat de bepaling dat landen moeten streven naar transparantie bij de financiering van kandidaten voor politieke functies en politieke partijen (artikel 7(3)). Als uitvloeisel van de conventie is het United Nations Democracy Fund (UNDEF) opgezet dat vervolgens een meerjarig project van de International Foundation for Electoral Systems (IFES) heeft gefinancierd op het terrein van «political finance». IFES heeft in november 2009 de publicatie Political Finance Regulation: The Global Experience uitgebracht. Deze publicatie geeft geen concrete richtlijnen, maar formuleert een aantal lessen die kunnen worden getrokken uit de studies naar de financiering van politieke partijen en campagnes en uit ervaringen op dat terrein.

In de eerste plaats stelt IFES vast dat geld onontbeerlijk is voor het bedrijven van democratische politiek. De regulering van de financiering van de politiek mag een gezonde concurrentie tussen politieke stromingen niet in de weg staan. Regulering is echter wel gewenst, want «money is never an unproblematic part of the political system», zo constateert IFES. De lokale omgeving en cultuur moet in de beschouwing worden betrokken als een strategie wordt ontwikkeld om de financiering van politieke partijen en kandidaten te reguleren. Effectieve regelgeving en openheid kunnen helpen om de negatieve effecten van geld in de politiek te beheersen, maar alleen als de regelgeving goed vorm wordt gegeven en goed wordt geïmplementeerd. Zo niet, dan kan regelgeving zelfs misbruikt worden om politieke tegenstanders te beperken in hun mogelijkheden. Effectief toezicht is volgens IFES ook een vereiste en moet zijn gebaseerd op transparantie.

IFES constateert in het rapport dat er ondanks de goede intenties nog veel werk te doen is. Van de 136 landen die per 1 september 2009 de United Nations Convention against Corruption hadden onderschreven, was er slechts van 107 landen voldoende informatie beschikbaar om te beoordelen of zij voldeden aan de eisen van openheid over de financiering van kandidaten voor politieke functies. Van de 107 landen hadden er 67 (57%) geen formele regels voor openheid over de inkomsten en uitgaven van kandidaten (zie ook § 4.2). Bovendien geeft IFES aan dat erkend moet worden dat er vaak een kloof bestaat tussen de formele regels en de naleving ervan. In een groot aantal landen schiet het toezicht in de praktijk tekort.

4 VERGELIJKENDE STUDIES

Voor dit rapport hebben we geïnventariseerd welke vergelijkende studies over partijfinanciering beschikbaar zijn. In § 4.1 gaan we in op twee studies over partijfinanciering in Europese landen. Het gaat om een onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen, dat in opdracht van BZK is uitgevoerd, en een onderzoek van de Raad van Europa. In § 4.2 gaan we in op twee studies die ook partijfinanciering in landen buiten Europa behandelen. Het betreft een onderzoek van IFES, naar partijfinanciering in landen die de United Nations Convention against Corruption hebben onderschreven, en een studie van Michael Pinto-Duschinsky, die is verbonden aan de IFES.

4.1 Onderzoek naar partijfinanciering in Europese landen

4.1.1 Rijksuniversiteit Groningen

In opdracht van het ministerie van BZK heeft het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen van de Rijksuniversiteit Groningen een vergelijkend onderzoek uitgevoerd naar regelingen voor overheidssubsidies en giften voor politieke partijen in Europa. Het onderzoek ging niet in op subsidieverlening aan lokale of regionale partijen. In september 2010 heeft de minister van BZK dit onderzoek aan de Tweede Kamer aangeboden. 18

Het onderzoek geeft een overzicht van de regelingen in België, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk in relatie tot de regeling in Nederland. De onderzoekers hebben dit beeld aangevuld door bestudering van rapporten van GRECO over zes andere Europese landen: Estland, Letland, Luxemburg, Slovenië, Slowakije en IJsland.

Uit het onderzoek komt naar voren dat de Nederlandse regelgeving, in de vorm van de Wet subsidiëring politieke partijen uit 1999, ten opzichte van vele andere landen in de EU bescheiden is.

Ook blijkt dat Nederland per inwoner een relatief klein bedrag aan subsidie verstrekt ten opzichte van andere landen, zie tabel 3.

Tabel 4 Directe overheidssubsidie aan politieke partijen in Europese landen per inwoner (2008)

Land

Bedrag in € per inwoner

IJsland

€ 10,53

Duitsland

€ 5,79

Luxemburg

€ 5,14

Oostenrijk

€ 5,11

Estland

€ 4,46

België

€ 1,89

Ierland

€ 1,35

Slovenië

€ 1,30

Frankrijk

€ 1,20

Nederland

€ 0,93

Slowakije

€ 0,92

Verenigd Koninkrijk

€ 0,04

Letland

n.a.

Gemiddelde

€ 2,58

Bron: Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen/Rijksuniversiteit Groningen

Wat betreft de subsidieverlening wijkt Nederland af van de overige landen doordat de subsidie in Nederland mede wordt bepaald aan de hand van het aantal betalende leden van een partij; in de andere landen geldt alleen het aantal stemmen en/of zetels als verdeelmaatstaf voor de subsidie. Nederland weegt verder het bestaan van wetenschappelijke instituten en het ledental van jongerenorganisaties mee in de subsidieverlening; in andere landen is dit niet het geval. In Duitsland kunnen jongerenorganisaties van politieke partijen overigens wel subsidie ontvangen op grond van andere wet- en regelgeving dan die voor partijfinanciering.

Het rapport gaat verder in op de beperkingen ten aanzien van giften voor politieke partijen. Tabel 4 geeft daarvan een overzicht voor de in de inventarisatie betrokken Europese landen, waarbij de onderzoekers het voorbehoud maken dat de GRECO-rapporten op onderdelen niet eenduidig zijn.

Tabel 5 Regels voor giften aan politieke partijen in Europese landen: registratie, publicatie en beperkingen

Land

Registratie

Publicatie

Beperkingen

België

Boven € 125

Alleen totale bedragen

• Maximaal € 500 aan één partij

• Maximaal € 2 000 aan meer partijen

• Alleen van natuurlijke personen

Duitsland

Boven € 500 met naam en adres donateur

Boven € 10 000 met naam en adres donateur

• Maximaal € 1 000 contant en beperkingen aan giften uit het buitenland

Estland

Alle giften

Alle giften: naam en adres donateur

• Alleen natuurlijke personen

• Niet anoniem

Frankrijk

Boven € 3 000 met naam en adres donateur

Alleen totale bedragen

• Maximaal € 150 contant

• Maximaal € 7 500 van één donateur

• Alleen van natuurlijke personen

Ierland

– Boven € 126,97

– Boven € 5 078,95 met naam en adres donateur

Totale bedragen en giften boven € 5 078,95 met naam en adres donateur

• Maximaal € 126,97 anoniem

• Maximaal € 6 348,79 met naam en adres

• Alleen van personen of organisaties gevestigd in Ierland

Letland

Alle giften

Alle giften: naam en adres donateur, datum

• Maximaal 16 000 Letse lats (ongeveer € 22 800)

• Alleen natuurlijke personen zonder strafblad

Luxemburg

Alle giften

Boven € 250

• Alleen natuurlijke personen

Nederland

Boven € 4 537,80

Indien rechtspersoon: boven € 4 537,80 met naam en adres of algemene aanduiding van categorie

Geen

Oostenrijk

Boven € 7 260 met naam en adres donateur

Alleen totale bedragen (per categorie donateur)

Geen

Slovenië

Boven € 3 638,40

Boven € 3 638,40 naam en adres donateur

• Niet uit buitenland en niet van overheidsbedrijven e.d.

• Max. € 12 128

Slowakije

Alle giften

Alle giften

• Niet uit buitenland en niet van overheidsbedrijven e.d.

• Niet anoniem

Verenigd Koninkrijk

Boven € 268 naam en adres donateur

Giften boven € 6 700 met naam donateur en boven € 1 300 aan partijafdelingen of individuele leden (kandidaten); adressen van organisaties worden wel gepubliceerd, van natuurlijke personen niet

• Alleen van personen of organisaties die in het Verenigd Koninkrijk ingeschreven zijn

IJsland

Alle giften van rechtspersonen

Alleen namen van rechtspersonen en totale bedragen

Maximaal 300 000 IJslandse kronen (ongeveer € 2 488)

Bron: Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen/Rijksuniversiteit Groningen

De meest opvallende verschillen tussen Nederland en de overige landen zijn als volgt samen te vatten:

  • Met uitzondering van Oostenrijk hanteren de andere landen strengere regels voor giften aan partijen dan in Nederland. Dit betreft vooral de registratie van en openbaarheid over ontvangen giften. In Nederland moeten giften van meer dan € 4 537,80 individueel worden geregistreerd. Alleen in Oostenrijk wordt een hogere grens gehanteerd (€ 7 260). In vijf landen moeten alle giften worden geregistreerd (in IJsland alleen als het om giften van rechtspersonen gaat).

  • In meeste onderzochte landen gelden beperkingen voor het type donor (geen rechtspersonen, geen anonieme donoren, geen buitenlandse donoren) en/of het maximum te schenken bedrag. Oostenrijk en Nederland vormen hierop de belangrijkste uitzonderingen.

  • In de meeste landen wordt het toezicht op de naleving van de bepalingen rond giften uitgeoefend door speciale instanties of commissies. In enkele landen (Oostenrijk, Luxemburg, Slovenië en IJsland) heeft de rekenkamer hierin een rol gekregen.

  • Alle onderzochte landen, met uitzondering van Nederland, kennen sancties in de vorm van een geldboete of, bij ernstige overtredingen, gevangenisstraf voor (bestuurders van) partijen die de wettelijk verplichte informatie over giften niet leveren.

4.1.2 Onderzoek Raad van Europa

De Raad van Europa (2003) heeft in december 2003 het rapport Financing political parties and election campaigns – guidelines uitgebracht. Het rapport geeft een toelichting op de aanbevelingen van de Raad, die zijn vastgelegd in Recommendation Rec(2003)4 (zie § 3.2.1). Verder bevat het rapport op onderdelen ook een overzicht van de regelingen voor partijfinanciering in de Europese landen.

Het rapport besteedt aandacht aan de subsidiëring van politieke partijen, maar geeft hiervan geen overzicht per land. Wat betreft de regels die gelden voor private financiering van politieke partijen en campagnes bevat het rapport wel gegevens per land, zie tabel 5.

Tabel 6 Regelgeving partijfinanciering in Europese landen per 2003

Country

Finance law

Disclosure and/or reporting

Limits on private donations

Limits/bans on corporate donations

Limits/bans on foreign donations

Limits on expenditures

Albania

yes

no

no

no

yes (limit)

no

Austria

yes

yes

no

no

no

no

Belgium

yes

yes

yes

yes (ban)

no

yes (party / campaign)

Croatia

yes

yes

no

no

no

no

Czech Republic

yes

yes

no

n/a

yes (ban)

no

Denmark

yes

n/a

no

no

n/a

n/a

Estonia

yes

yes

no

no

yes (limit)

no

Finland

no

n/a

no

no

no

n/a

France

yes

yes

yes

yes (ban)

yes (limit)

yes (campaign)

Georgia

yes

yes

yes

yes

yes (limit)

yes (party / campaign)

Italy

yes

yes

no

no

no

yes (campaign)

Latvia

yes

yes

yes

yes (limit)

yes (ban)

no

Lithuania

yes

yes

no

yes (limit)

yes (limit)

yes (campaign)

Luxembourg

yes

no

no

no

no

n/a

Moldova

yes

yes

no

no

yes (ban)

no

Netherlands

yes

yes

no

no

no

no

Norway

no

yes

no

no

no

n/a

Poland

yes

yes

no

no

yes (ban)

no

Portugal

yes

yes

yes

yes (limit)

yes (limit)

yes (party/campaign)

Romania

yes

yes

yes

yes (limit)

yes (limit)

no

Russian Federation

yes

yes

yes

no

yes (ban)

yes (party/campaign)

Slovak republic

yes

yes

no

no

yes (ban)

yes (campaign)

Slovenia

yes

yes

yes

yes (limit)

yes (ban)

n/a

Spain

yes

yes

yes

yes (limit)

yes (limit)

yes (campaign)

Sweden

no

yes

no

no

no

no

FYR Macedonia

yes

yes

yes

yes (limit)

yes (ban)

yes

Switzerland

no

no

no

no

no

no

Ukraine

n/a

yes

yes

n/a

yes (ban)

yes

United Kingdom

yes

yes

no

no

no

yes (campaign)

Bron: Raad van Europa

Uit deze tabel blijkt dat 24 van de 29 landen (83%) wetgeving hebben op het terrein van partijfinanciering en dat eveneens 24 landen regels stellen aan de verantwoording en de openbaarheid daarvan. Een minderheid van de landen heeft limieten gesteld aan donaties van natuurlijke personen en/of van rechtspersonen. Van deze landen staan België en Frankrijk donaties van rechtspersonen in het geheel niet toe. Een meerderheid van de landen verbiedt donaties vanuit het buitenland of stelt daar limieten aan. Nederland behoort tot de twaalf landen waar geen beperkingen gelden voor donaties uit het buitenland.

4.2 Onderzoek naar partijfinanciering wereldwijd

IFES heeft in het rapport Political Finance Regulation: The Global Experience uit 2009 een tabel opgenomen waarin voor de landen die de United Nations Convention against Corruption hebben onderschreven is aangegeven of in deze landen regels gelden voor de transparantie over de financiering van politieke partijen en kandidaten.

Tabel 7 UNCAC state parties with disclosure systems (article 7(3) UNCAC) – Bron: IFES

UNCAC State Party

Party disc

Cand. discl.

UNCAC State Party

Party discl.

Cand. discl.

UNCAC State Party

Party discl.

Cand. discl.

Afghanistan

yes

yes

Gabon

no

no

Nigeria

yes

no

Albania

yes

no

Georgia

yes

yes

Norway

yes

no

Algeria

no

yes

Ghana

yes

yes

Pakistan

yes

no

Angola

no

yes

Greece

yes

yes

Palau

no

n/a

Antigua and Barbuda

no

yes

Guatemala

yes

no

Panama

yes

yes

Argentina

yes

yes

Guinea Bissau

no

no

Papua New Guinea

yes

n/a

Armenia

yes

yes

Guyana

no

yes

Paraguay

yes

no

Australia

yes

yes

Honduras

yes

no

Peru

yes

no

Austria

yes

no

Hungary

yes

no

Philippines

yes

yes

Azerbaijan

yes

yes

Indonesia

yes

no

Poland

yes

yes

Bahamas

no

no

Iran

n/a

n/a

Portugal

yes

yes

Bangladesh

no

no

Iraq

n/a

n/a

Qatar

n/a

n/a

Belarus

yes

yes

Israel

yes

yes

Romania

yes

no

Belgium

yes

no

Jamaica

no

yes

Russia

yes

yes

Benin

yes

yes

Jordan

n/a

n/a

Rwanda

yes

no

Bolivia

yes

no

Kazakhstan

yes

yes

Sao Toe & Principe

yes

n/a

Bosnia & Herzegovina

yes

no

Kenya

yes

no

Senegal

no

no

Brazil

yes

yes

Korea, Rep.

yes

yes

Serbia

yes

no

Brunei Darussalam

no

no

Kuwait

n/a

n/a

Seychelles

yes

n/a

Bulgaria

yes

no

Kyrgyzstan

no

yes

Sierra Leone

yes

no

Burkina Faso

no

no

Latvia

yes

no

Slovakia

yes

yes

Burundi

no

no

Lebanon

no

yes

Slovenia

yes

yes

Cambodia

yes

no

Lesotho

yes

n/a

South Africa

yes

no

Cameroon

no

no

Liberia

yes

yes

Spain

yes

yes

Canada

yes

yes

Libya

n/a

n/a

Sri Lanka

n/a

yes

Cape Verde

yes

yes

Lithuania

yes

no

Sweden

no

no

Central African Rep.

no

n/a

Luxembourg

yes

no

Tajikistan

yes

yes

Chile

yes

yes

Macedonia

yes

no

Tanzania

no

no

China

no

no

Madagascar

no

n/a

Timor Leste

yes

n/a

Colombia

yes

yes

Malawi

no

no

Togo

n/a

n/a

Congo, Republic

no

no

Malaysia

no

n/a

Trinidad & Tobago

no

yes

Costa Rica

yes

no

Maldives

n/a

n/a

Tunisia

n/a

n/a

Croatia

yes

n/a

Mali

yes

n/a

Turkey

yes

no

Cuba

no

no

Malta

no

yes

Turkmenistan

n/a

n/a

Cyprus

no

no

Moldova

yes

no

Uganda

yes

no

Denmark

no

no

Mauritania

n/a

n/a

United Arab Emirates

n/a

n/a

Djibouti

no

no

Mauritius

no

n/a

United Kingdom

yes

yes

Dominican Republic

yes

no

Mexico

yes

no

United States of America

yes

yes

Ecuador

no

no

Mongolia

n/a

n/a

Uruguay

no

no

Egypt

n/a

yes

Montenegro

yes

no

Uzbekistan

yes

n/a

El Salvador

yes

no

Morocco

yes

no

Venezuela

yes

no

Ethiopia

no

no

Mozambique

yes

yes

Viet Nam

n/a

n/a

Fiji

no

no

Namibia

no

n/a

Yemen

yes

yes

Finland

no

yes

Netherlands

yes

no

Zambia

no

no

France

yes

yes

Nicaragua

yes

no

Zimbabwe

yes

yes

 

 

 

Niger

yes

n/a

 

 

 

Uit tabel 6 blijkt dat 81 van de 136 landen regels hebben voor de transparantie over de financiering van politieke partijen en 46 van de 136 landen voor de financiering van kandidaten voor politieke functies. De overige landen hebben dergelijke regels niet of er was geen informatie beschikbaar over eventuele regelingen op dit terrein.

Een andere bron is een artikel van Michael Pinto-Duschinsky (2002), die is verbonden aan IFES. In een artikel uit oktober 2002 heeft hij de resultaten gepubliceerd van een inventarisatie van regelgeving en subsidies in 104 landen. De volgende tabel geeft een samenvattend beeld van de resultaten van dat onderzoek.

Tabel 8 Inventarisatie regelgeving partijfinanciering in 104 landen

Regelingen

Percentage van de 104 landen waar de regeling bestaat

Enige vorm van verantwoordingseisen (disclosure rules)

62

Verbod (geheel of gedeeltelijk) van donaties uit het buitenland

49

Limieten voor campagne-uitgaven

41

Openbaarheidseisen (gehele of gedeeltelijke) over individuele donoren

32

Limieten aan donaties

28

Verbod op betaalde televisiereclame

22

Verbod (geheel of gedeeltelijk) op bedrijfsdonaties

16

Compleet verbod van bedrijfsdonaties

8

  

Overheidssubsidies

 

Gratis politieke radio-/televisiezendtijd

79

Directe subsidies

59

Bijdragen in nature (anders dan zendtijd)

49

Belastingaftrek van politieke donaties

18

Bron: Michael Pinto-Duschinsky (2002)

Als we deze cijfers vergelijken met het onderzoek van de Raad van Europa (zie § 4.1.2), dan blijkt dat de Europese landen in het algemeen wat striktere regelgeving hebben dan gemiddeld in de 104 landen die zijn betrokken in de inventarisatie van Michael Pinto-Duschinsky. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de regels op het gebied van het afleggen van verantwoording, donaties uit het buitenland en het stellen van limieten aan donaties van personen en/of bedrijven.

5 CONCLUSIES

De financiering van politieke partijen is een belangrijk onderwerp voor de integriteit en transparantie van het openbaar bestuur.

De vigerende Nederlandse wetgeving voor de financiering van politieke partijen voorziet in subsidiëring door de overheid en beperkte regels voor giften en andere private financieringsbronnen.

Overheidssubsidie voor politieke partijen

In Nederland zijn de subsidiebedragen per hoofd van de bevolking in relatie tot andere Europese landen vrij laag. Een bijzonderheid van de subsidieregeling in Nederland is dat deze gedeeltelijk afhankelijk is van de aantallen betalende leden van de partijen. In andere landen speelt alleen het aantal zetels in het parlement of het aantal stemmen een rol.

In verhouding tot andere Europese landen is het ook bijzonder dat de subsidie mede wordt bepaald door het al dan niet hebben van een wetenschappelijk instituut en een jongerenorganisatie binnen de partij.

Private financieringsbronnen

Nederland is terughoudend in de regulering van giften en andere private financieringsbronnen van politieke partijen. Nederland voldoet daardoor niet aan verschillende aanbevelingen van de Raad van Europa. Er worden nauwelijks of geen beperkingen opgelegd aan (de bronnen van) giften. In relatie tot andere Europese landen is het grensbedrag waarboven giften openbaar gemaakt moeten worden hoog.

Transparantie

Giften die niet afkomstig zijn van natuurlijke personen moeten bij bedragen van € 4 537,80 of meer openbaar worden gemaakt in het financieel verslag van de partij. De naam van de gever moet daarbij vermeld worden, tenzij de gever daar bezwaar tegen heeft. Het blijkt niet (eenvoudig) mogelijk te zijn om via internet de jaarverslagen van alle politieke partijen te verkrijgen en te raadplegen.

Volgens het evaluatierapport van GRECO heeft het publiek in Nederland onvoldoende toegang tot informatie over de financiële belangen van politieke partijen. Ook concludeert GRECO dat adequaat toezicht en sancties ontbreken.

Ontwikkeling in wet- en regelgeving

Al jaren heeft het Ministerie van BZK een wetsontwerp in voorbereiding dat een deel van de tekortkomingen van de huidige Wet subsidiëring politieke partijen moet wegnemen. Het is nog onduidelijk wanneer het Wetsontwerp financiering politieke partijen aan de Raad van State voorgelegd zal worden. Ook is nog onduidelijk of het wetsontwerp alle tekortkomingen zal wegnemen. Met de op 7 december 2010 aangenomen motie Heijnen heeft de Tweede Kamer de minister van BZK gevraagd om het wetsvoorstel vóór 1 maart 2011 in te dienen. Daarnaast hebben de Kamerleden Dibi en Schouw eind november 2010 een voorontwerp van een initiatiefwet gepresenteerd voor de openbaarmaking van giften aan politieke partijen.

Om de transparantie van de financiering van politieke partijen te bevorderen, is het van belang dat nieuwe wetgeving tegemoet komt aan de aanbevelingen van de Raad van Europa voor partijfinanciering.

6 REACTIE MINISTER VAN BZK

Met een brief van 19 januari 2011 heeft de minister van BZK gereageerd op ons rapport Financiering politieke partijen. Hieronder geven wij zijn reactie kort weer. De volledige brief staat op onze website www.rekenkamer.nl. De reactie van de minister gaf ons geen aanleiding tot een nawoord.

De minister beschouwt ons rapport als een gedegen studie en geeft aan dat onze conclusies hem geen aanleiding voor commentaar of opmerkingen geven. Verder schrijft de minister dat hij afgelopen najaar bij de behandeling van de Begroting 2011 van het Ministerie van BZK aan de Tweede Kamer heeft gemeld dat hij van oordeel is dat er breed behoefte bestaat aan regels over de giften aan politieke partijen. Hij beziet momenteel het wetsvoorstel dat door het vorige kabinet is voorbereid. Zijn inzet is erop gericht om zo snel mogelijk tot indiening over te gaan.

BIJLAGE 1 LIDSTATEN GRECO

Naam lidstaat

Datum toetreding

Albanië

27-04-2001

Andorra

28-01-2005

Armenië

20-01-2004

Azerbaidjan

01-06-2004

België

01-05-1999

Bosnië-Herzegovina

25-02-2000

Bulgarije

01-05-1999

Cyprus

01-05-1999

Denemarken

03-08-2000

Duitsland

01-05-1999

Estland

01-05-1999

Finland

01-05-1999

Frankrijk

01-05-1999

Georgië

16-09-1999

Griekenland

01-05-1999

Hongarije

09-07-1999

IJsland

01-05-1999

Ierland

01-05-1999

Italië

30-06-2007

Kroatië

02-12-2000

Letland

27-07-2000

Liechtenstein

01-01-2010

Litouwen

01-05-1999

Luxemburg

01-05-1999

Malta

11-05-2001

Moldavië

28-06-2001

Monaco

01-07-2007

Montenegro

06-06-2006

Nederland

18-12-2001

Noorwegen

06-01-2001

Oekraïne

01-01-2006

Oostenrijk

01-12-2006

Polen

20-05-1999

Portugal

01-01-2002

Roemenië

01-05-1999

Rusland

01-02-2007

Servië

01-04-2003

Slowakije

01-05-1999

Slovenië

01-05-1999

Spanje

01-05-1999

Tsjechië

09-02-2002

Turkije

01-01-2004

Verenigd Koninkrijk

18-09-1999

Voormalige Joegoslavische republiek Macedonië

07-10-2000

Zweden

01-05-1999

Zwitserland

01-07-2006

BIJLAGE 2 IMPLEMENTATIE AANBEVELINGEN RAAD VAN EUROPA IN NEDERLAND

Aanbevelingen Raad van Europa

Situatie in Nederland ultimo 2010

Staatsbijdragen aan politieke partijen moeten beperkt blijven tot een redelijke omvang en zijn gebaseerd op objectieve, eerlijke en redelijke grondslagen. De bijdragen van de Staat mogen de onafhankelijkheid van politieke partijen niet mag aantasten.

De WSPP geeft invulling aan deze aanbeveling.

Bijdragen aan politieke partijen moeten door de staat worden gereguleerd om belangenconflicten te vermijden, transparantie over giften te bevorderen, geheime donaties te vermijden en om de onafhankelijkheid van politieke partijen te waarborgen.

Artikel 18 van de WSPP geeft hier een beperkte invulling aan.

Er dienen waarborgen te zijn dat donaties openbaar worden gemaakt, in ieder geval donaties boven een bepaald (niet nader gespecificeerd) bedrag.

Artikel 18 van de WSPP geeft hier een beperkte invulling aan.

De mogelijkheid moet worden overwogen om de bijdragen aan politieke partijen te maximeren. Ook moeten maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat vastgestelde plafonds worden omzeild.

Niet geïmplementeerd.

Bijdragen aan politieke partijen mogen fiscaal aftrekbaar zijn.

Hieraan is voldaan.

Donaties van rechtspersonen aan politieke partijen moeten in de administratie en de verantwoordingen van deze rechtspersonen worden vastgelegd. Aandeelhouders of leden van deze rechtspersonen moeten worden geïnformeerd over deze donaties.

De WSPP geeft een beperkte invulling aan deze aanbeveling.

De staat moet maatregelen nemen om te voorkomen of anders strikt te reguleren dat rechtspersonen die goederen of diensten leveren aan de overheid donaties doen aan politieke partijen.

Niet geïmplementeerd.

Rechtspersonen die onder het beheer van de staat of andere overheden staan, mogen geen donaties doen aan politieke partijen.

Niet geïmplementeerd.

De maatregelen rond bijdragen aan politieke partijen moeten ook van toepassing zijn op organisaties die gelieerd zijn aan de politieke partijen. Ook gelden ze naar analogie voor de financiering van verkiezingscampagnes, van kandidaten voor verkiezingen en van politieke activiteiten van gekozen volksvertegenwoordigers.

Niet geïmplementeerd.

De staat moet bijdragen van buitenlandse donoren verbieden of anders beperken.

Niet geïmplementeerd.

De staat moet overwegen grenzen te stellen aan de uitgaven van politieke partijen, bijvoorbeeld om excessieve uitgaven voor verkiezingscampagnes te voorkomen.

Niet geïmplementeerd.

Van alle (directe en indirecte) uitgaven van politieke partijen moet een boekhouding worden bijgehouden. Hetzelfde geldt voor uitgaven voor verkiezingscampagnes van politieke partijen, kandidatenlijsten en individuele kandidaten.

De WSPP geeft invulling aan deze aanbeveling voor politieke partijen die overheidssubsidie ontvangen.

Politieke partijen moeten de aard en waarde van donaties aan de partij registreren. Boven een bepaald bedrag moeten donoren geïdentificeerd worden in de boekhouding.

Artikel 18 van de WSPP geeft hier een beperkte invulling aan.

Politieke partijen en daaraan gelieerde organisaties moeten een boekhouding bijhouden en (geconsolideerde) verantwoordingen opstellen.

De WSPP geeft invulling aan deze aanbeveling voor politieke partijen die overheidssubsidie ontvangen.

De verantwoordingen moeten ten minste jaarlijks worden overlegd aan een onafhankelijke autoriteit die toezicht houdt op de financiering van politieke partijen. De verantwoordingen (of minimaal samenvattingen daarvan) moeten ook ten minste jaarlijks openbaar worden gemaakt.

Niet geïmplementeerd.

Een onafhankelijke autoriteit moet toezien op de verantwoording door de politieke partijen en op de presentatie en publicatie daarvan.

Niet geïmplementeerd.

De staat moet bevorderen dat bij politie en justitie specialisten aanwezig zijn ter bestrijding van illegale financiering van politieke partijen en campagnes.

Niet geïmplementeerd.

Er moeten sancties zijn getroffen om de naleving van de regels voor de financiering van politieke partijen te bevorderen. Deze sancties moeten effectief en proportioneel zijn en inbreuken ontmoedigen.

Niet geïmplementeerd.

AFKORTINGEN

BZK

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

EG

Europese Gemeenschap

EU

Europese Unie

GRECO

Group of States against Corruption

IFES

International Foundation for Electoral Systems

NIMD

Nederlands Instituut voor Meerpartijendemocratie

OSF

Onafhankelijke Senaatsfractie

VN

Verenigde Naties

WSPP

Wet subsidiëring politieke partijen

UNCAC

United Nations Convention Against Corruption

UNDEF

United Nations Democracy Fund

LITERATUUR

Publicaties

Algemene Rekenkamer (2008). Signaleren van fraude. Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 388, nrs. 1–2. Den Haag: Sdu.

Algemene Rekenkamer (2010). Rapport bij het jaarverslag 2009 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 32 360 V, nr. 2. Den Haag: Sdu

Biezen, Ingrid van (2003). Financing political parties and election campaigns – guidelines. Straatsburg: Council of Europe Publishing.

BZK (2000). Notitie financiering politieke partijen. Den Haag.

BZK (2002). Notitie herijking Wet subsidiëring politieke partijen. Den Haag.

BZK (2007). Vaststellingsbesluiten subsidies voor het jaar 2 006 op grond van de Wet subsidiëring politieke partijen. Den Haag.

BZK (2007a). Brochure Subsidiëring politieke partijen. Den Haag.

BZK (2008). Brief van de minister van BZK over het GRECO evaluatierapport. Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 VII, nr. 77. Den Haag: Sdu.

College Bescherming Persoonsgegevens (2002). Giften aan politieke partijen. Den Haag.

Dragstra, Laurens (2008). Enige opmerkingen over partijfinanciering. De regelgeving voor publieke en private financiering van politieke partijen in Nederland en Duitsland nader bekeken en beoordeeld. Nijmegen: Wolf Legal Publishers.

EU (2003). Verordening (EG) Nr. 2004/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het statuut en de financiering van politieke partijen op Europees niveau. Brussel.

EU (2005). Verordening (EG) Nr. 1 524/2007 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van verordening (EG) Nr. 2004/2003 betreffende het statuut en de financiering van politieke partijen op Europees niveau. Brussel.

EU – Directorate-General for Finance (2009). 2010 annual work programme of grants managed by the Directorate-General for Finance. Brussel.

EU – Directorate-General for Finance (2009a). Grants from the European Parliament to political parties at European level 2004–2009. Brussel.

EU – Directorate-General for Finance (2009b). Grants from the European Parliament to political foundations at European level 2008–2009. Brussel.

Europees Parlement (2005). Verslag over de tenuitvoerlegging van het financieringsstelsel voor politieke partijen op Europees niveau. Brussel.

Europese Hof van Justitie (2004). Beroep ingesteld door Jens Peter Bonde en anderen tegen Europees Parlement en Raad van de EU (zaak T-13/04). Luxemburg: Publicatieblad van de EU; C71/34

GRECO (2008). Evaluatierapport over Nederland inzake «Transparantie in de financiering van politieke partijen» (derde evaluatieronde). Straatsburg.

GRECO (2010). Compliance report on The Netherlands – Transparency of party funding (third evaluation round). Straatsburg.

IFES (2009). Political Finance Regulation: The Global Experience. Washington.

Kiesraad (2006). Advies over voostel van wet financiën politieke partijen. Den Haag.

Lucardie, A.P.M. e.a. (2010). Partijfinanciering in Europa: een vergelijkend onderzoek naar regelingen voor overheidssubsidies en giften voor politieke partijen. Groningen: Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen, Rijksuniversiteit Groningen.

Nehmelman, R. (2000). Ondoorzichtige partijfinanciering: De Wet Subsidiëring politieke partijen en de financiële verantwoordingsplicht van politieke partijen. Groningen: Jaarboek 1999 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen, Groningen.

Pinto-Duschinsky, Michael & Postnikov, Alexander (1999). Campaign finance in foreign countries: Legal regulation and political practices (a comparative Legal survey and analysis). Washington: IFES

Pinto-Duschinsky, Michael (2002). Financing politics: a global view. Journal of Democracy Volume 13, Number 4 (October 2002). Washington.

Raad van Europa (2003). Recommendation Rec(2003)4 of the Committee of Ministers to member states on common rules against corruption in the funding of political parties and electoral campaigns. Straatsburg.

Raad van Europa – European Commission for democracy through law (Venice Commission) (2000). Report on the financing of political parties. Straatsburg.

Raad van Europa – European Commission for democracy through law (Venice Commission) (2000a). Guidelines for financing of political parties. Straatsburg.

Raad van Europa – European Commission for democracy through law (Venice Commission) (2006). Opinion on the prohibition of Financial contributions to political parties from foreign sources (no. 366/2006). Straatsburg.

Transparency International (2008). Accountability and Transparency in Political Finance: why, how and What for? TI Working Paper #01/2008. Berlijn.

Verenigde Naties (2003). United Nations Convention against Corruption (UNCAC); General Assembly resolution 58/4 of 31 October 2003. New York.

Wet- en regelgeving

Comptabiliteitswet 1991

Kieswet 1989

Mediawet 2008

Regeling subsidiëring politieke partijen 1999

Radiozendtijdbesluit 2008–2009

Subsidieregeling vorming en scholing raadsleden 2009

Televisiezendtijdbesluit 2008–2009

United Nations convention against corruption

Wet openbaarheid van bestuur 1991

Wet subsidiëring politieke partijen 1999


XNoot
1

Wij laten in dit verband de (financiële) voorzieningen die voor het functioneren van het parlement zijn getroffen, waaronder de vergoedingen voor Kamerleden en de ondersteuning van Kamerfracties, buiten beschouwing.

XNoot
2

Het gaat hierbij om het aantal zetels in de Tweede Kamer. Alleen als een partij geen zetels in de Tweede Kamer heeft, wordt het aantal zetels in de Eerste Kamer in aanmerking genomen.

XNoot
3

PVV en TON hebben geen subsidie aangevraagd en ontvangen over 2008 en 2009.

XNoot
4

Regeling van 18 mei 2009, nr. 2009-0000189154; Staatscourant 2009, nr. 100 van 4 juni 2009.

XNoot
5

Een lokale afdeling van een landelijke of provinciale politieke partij kan niet als lokale politieke partij subsidie aanvragen. Hetzelfde geldt voor een provinciale afdeling van een landelijke partij.

XNoot
6

In totaal 18,5 uur televisiezendtijd op grond van het Televisiezendtijdbesluit 2008–2009 en 35 uur radiozendtijd op grond van het Radiozendtijdbesluit 2008–2009.

XNoot
7

Algemene Rekenkamer (2010)

XNoot
8

Er is geen indeling in categorieën voorgeschreven.

XNoot
9

Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 32 220, nr. 2.

XNoot
10

Directoraat-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties/Directie Openbaar bestuur

XNoot
11

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 500 VII, nr. 7.

XNoot
12

artikel 8 van de Akte betreffende de verkiezing van de leden in het Europese Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen.

XNoot
13

de zaken T-13/04 van Bonde e.a., T-17/04 van Le Front National e.a. en T-40/04 van Emma Bonino e.a.

XNoot
14

Zie bijlage 1 voor een overzicht van de lidstaten van GRECO.

XNoot
15

Recommendation Rec(2003)4 van 8 april 2003.

XNoot
16

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 VII, nr. 77.

XNoot
17

Zie bijlage 2 voor een overzicht van de implementatie van de aanbevelingen van de Raad van Europa in Nederland.

XNoot
18

Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 32 123 VII, nr. 72.

Naar boven