Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32625 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32625 nr. 2 |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is, met het oog op de invoering van een herzien hoofdstuk 11 in de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder en enige andere wetten te wijzigen en te voorzien in overgangsrecht;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet geluidhinder wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de alfabetische rangschikking worden de volgende begripsomschrijvingen ingevoegd:
kaart met daarop aangegeven de wegen en spoorwegen, alsmede de geprojecteerde wegen en spoorwegen, waarop titel 11.3 van de Wet milieubeheer en de daarop berustende bepalingen van toepassing zijn;
een weg waarvoor een verbinding is aangegeven op een kaart van indicatieve en limitatieve hoofdwegverbindingen, die behoort tot een structuurvisie als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening;
tracébesluit als bedoeld in de Tracéwet;.
2. De begripsomschrijving van «andere geluidsgevoelige gebouwen» wordt vervangen door: ander geluidsgevoelig gebouw: bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen gebouw dat vanwege de bestemming of het gebruik daarvan bijzondere bescherming tegen geluid behoeft, niet zijnde een woning;.
3. De begripsomschrijving van «geluidsgevoelig terrein» wordt vervangen door: geluidsgevoelig terrein: bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen terrein dat vanwege de bestemming of het gebruik daarvan bijzondere bescherming tegen geluid behoeft;.
4. De omschrijving van het begrip «spoorweg» wordt vervangen door: spoorweg als bedoeld in artikel 1 van de Spoorwegwet;.
5. De omschrijving van het begrip «weg» wordt vervangen door: voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg of openstaand pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen of duikers, alsmede een spoorweg die niet is aangegeven op de kaart, bedoeld in artikel 106, of de geluidplafondkaart;.
6. Het begrip «wijziging van een spoorweg» en de omschrijving daarvan vervallen.
7. Het begrip «woonwagenstandplaats» en de omschrijving daarvan vervallen.
B
Artikel 1a vervalt.
C
Artikel 1b wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 1 kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat bij de bepaling van de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, vanwege een weg of vanwege een spoorweg, van de gevel van bij de maatregel aangegeven categorieën van andere geluidsgevoelige gebouwen, de waarde van de geluidsbelasting over de periode 19.00–23.00 uur (avond) of de periode 23.00–07.00 uur (nacht) buiten beschouwing wordt gelaten voor zover genoemde gebouwen in de betrokken periode niet overeenkomstig hun bestemming worden gebruikt.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. In deze wet en de daarop berustende bepalingen is de geluidsbelasting Lnight vanwege een industrieterrein, vanwege een weg en vanwege een spoorweg, niet van toepassing ten aanzien van de gevel van bij algemene maatregel van bestuur aangegeven categorieën van andere geluidsgevoelige gebouwen, voor zover genoemde gebouwen in de betrokken periode niet overeenkomstig hun bestemming worden gebruikt.
3. Het vierde lid vervalt onder vernummering van het vijfde tot en met zevende lid tot het vierde tot en met zesde lid.
4. In het zesde lid (nieuw) wordt «zesde lid, onder c» vervangen door: vijfde lid, onder c.
5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat daarbij aangegeven categorieën van gebouwen niet worden aangemerkt als woning in de zin van deze wet.
D
Het opschrift van afdeling 1 van hoofdstuk VI komt te luiden: Afdeling 1. Algemeen.
E
Voor artikel 74 wordt in hoofdstuk VI een artikel ingevoegd, luidende:
Dit hoofdstuk is van toepassing op:
a. de aanleg en reconstructie van wegen die niet zijn aangegeven op de geluidplafondkaart;
b. de sanering van de op grond van artikel 88, eerste lid, zoals dat luidde voor 1 januari 2007, aan Onze Minister gemelde aanwezige woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, voor zover die niet zijn gemeld vanwege de ondervonden geluidsbelasting van wegen die zijn aangegeven op de geluidplafondkaart;
c. de projectie van woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen binnen de zones van wegen, bedoeld in artikel 74.
F
Artikel 74 komt te luiden:
1. Een weg heeft een zone die zich uitstrekt vanaf de as van de weg tot de volgende breedte aan weerszijden van de weg:
a. in stedelijk gebied:
1°. voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken of een of twee sporen: 200 meter;
2°. voor een weg, bestaande uit drie of meer rijstroken of drie of meer sporen: 350 meter;
b. in buitenstedelijk gebied:
1°. voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken of een of twee sporen: 250 meter;
2°. voor een weg, bestaande uit drie of vier rijstroken of drie of meer sporen: 400 meter;
3°. voor een weg, bestaande uit vijf of meer rijstroken: 600 meter.
2. Het eerste lid geldt niet met betrekking tot een weg:
a. die gelegen is binnen een als woonerf aangeduid gebied, of
b. waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.
3. Voor de toepassing van artikel 76 wordt, indien het een nog aan te leggen weg als bedoeld in het eerste of derde lid van dat artikel betreft, de daarbij behorende zone geacht aanwezig te zijn, zodra die weg in een ontwerp-bestemmingsplan is opgenomen.
4. De ruimte boven en onder de weg behoort tot de zone.
G
In artikel 75, eerste lid, wordt na «buitenste rijstrook» ingevoegd: of het buitenste spoor.
H
In hoofdstuk VI vervalt afdeling 2A.
I
In artikel 87j komt het tweede lid te luiden:
2. Op de voorbereiding van een saneringsprogramma is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
J
Artikel 89 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «krachtens het derde lid» vervangen door: krachtens het tweede lid.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Met betrekking tot gevallen als bedoeld in het eerste lid worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gegeven omtrent de aard van de maatregelen die in aanmerking komen, en de omstandigheden waaronder dit het geval is, alsmede omtrent de opzet en het tijdstip van vaststelling van een programma.
K
Artikel 98 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst van het artikel wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. In afwijking van het eerste lid, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 104a, eerste lid:
a. zijn de artikelen 89 en 90, eerste lid, niet van toepassing, en
b. worden in afwijking van artikel 90, tweede en vijfde lid, de in die leden bedoelde maatregelen en ten hoogste toelaatbare waarden vastgesteld als onderdeel van een tracébesluit, en blijft in het tweede lid de zinsnede «na ontvangst van zodanig programma» buiten toepassing.
3. In afwijking van het eerste lid, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 104a, tweede of derde lid:
a. zijn de artikelen 89 en 90, eerste lid, niet van toepassing, en
b. worden in afwijking van artikel 90, tweede en vijfde lid, de in die leden bedoelde maatregelen en ten hoogste toelaatbare waarden vastgesteld als onderdeel van een wegaanpassingsbesluit als bedoeld in artikel 5 van de Spoedwet wegverbreding, of geluidplan als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, van de Spoedwet wegverbreding, en blijft in het tweede lid de zinsnede «na ontvangst van zodanig programma» buiten toepassing.
L
In hoofdstuk VI wordt na afdeling 6 een afdeling ingevoegd, luidende:
M
Na artikel 104 wordt in afdeling 7 (nieuw) een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien de aanleg of wijziging van een hoofdweg waarop de Tracéwet van toepassing is, leidt tot aanleg, reconstructie of wijziging van een weg of spoorweg, en daartoe binnen het betrokken tracé een hogere waarde vereist is voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege die weg of spoorweg, zijn de artikelen 79 en 99, eerste lid, niet van toepassing en wordt door Onze Minister:
a. die hogere waarde, in afwijking van artikel 110a, eerste, tweede en zevende lid, vastgesteld als onderdeel van het tracébesluit, en
b. het akoestisch onderzoek, bedoeld in artikel 77, dan wel als voorgeschreven op grond van artikel 107, ingesteld.
2. Indien de uitvoering van een in de bijlage bij de Spoedwet wegverbreding, onder A, opgenomen wegaanpassingsproject, leidt tot aanleg, reconstructie of wijziging van een weg of spoorweg, en daartoe binnen de grens van het gebied dat is begrepen in een wegaanpassingsbesluit een hogere waarde vereist is voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege die weg of spoorweg, zijn de artikelen 79 en 99, eerste lid, niet van toepassing en wordt door Onze Minister:
a. die hogere waarde, in afwijking van artikel 110a, eerste, tweede en zevende lid, vastgesteld als onderdeel van het wegaanpassingsbesluit, en
b. het akoestisch onderzoek, bedoeld in artikel 77, dan wel als voorgeschreven op grond van artikel 107, ingesteld.
3. Indien een in de bijlage bij de Spoedwet wegverbreding, onder B, opgenomen wegaanpassingsproject, leidt tot aanleg, reconstructie of wijziging van een weg of spoorweg, en daartoe binnen de grens van het gebied dat is begrepen in een geluidplan een hogere waarde vereist is voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege die weg of spoorweg, zijn de artikelen 79 en 99, eerste lid, niet van toepassing en wordt door Onze Minister:
a. die hogere waarde, in afwijking van artikel 110a, eerste, tweede en zevende lid, vastgesteld als onderdeel van het geluidplan, en
b. het akoestisch onderzoek, bedoeld in artikel 77, dan wel als voorgeschreven op grond van artikel 107, ingesteld.
4. Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, wordt:
a. in artikel 83, eerste lid, voor «53 dB» gelezen: 58 dB;
b. in artikel 110a, zesde lid, in plaats van «geven burgemeester en wethouders» gelezen «geeft Onze Minister» en wordt in plaats van «naar hun oordeel» gelezen «naar zijn oordeel»;
c. in artikel 110b, eerste lid, in plaats van «kunnen burgemeester en wethouders» gelezen «kan Onze Minister»;
d. in artikel 110b, tweede lid, in plaats van «kunnen gedeputeerde staten» gelezen «kan Onze Minister», en
e. in artikel 111b in plaats van «treffen burgemeester en wethouders» gelezen «treft de beheerder».
5. Bij de toepassing van het eerste tot en met derde lid neemt het bevoegd gezag een maatregel gericht op het terugbrengen van de verwachte geluidsbelasting van de gevel van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen, niet in aanmerking, indien het treffen daarvan:
a. financieel niet doelmatig is met betrekking tot het beperken van de geluidsbelasting, dan wel
b. stuit op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of technische aard.
Onze Minister stelt regels voor de toepassing van het criterium, bedoeld onder a.
N
Artikel 105 komt te luiden:
In het belang van het voorkomen of beperken van geluid- of trillinghinder, veroorzaakt door het gebruik van een spoorweg, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur eisen worden gesteld met betrekking tot aard, samenstelling, wijze van aanleg of gebruik van de spoorweginfrastructuur.
O
In hoofdstuk VII vervalt afdeling 2.
P
Voor artikel 107 wordt in afdeling 3 van hoofdstuk VII een artikel ingevoegd, luidende:
1. Deze afdeling is van toepassing op:
a. de aanleg en wijziging van spoorwegen die daartoe zijn aangegeven op een kaart;
b. de sanering van bij algemene maatregel van bestuur aangegeven woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen vanwege de ondervonden geluidsbelasting van spoorwegen die zijn aangegeven op de kaart;
c. de projectie van woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen binnen de zones van spoorwegen die zijn aangegeven op de kaart, bedoeld in het eerste lid, of op de geluidplafondkaart.
2. De kaart, bedoeld in het eerste lid, wordt door Onze Minister vastgesteld.
Q
In artikel 107 vervalt de zinsnede: «voor gevallen waarin geen toepassing wordt gegeven aan hoofdstuk VI, afdeling 2A, of hoofdstuk VII, afdeling 2,».
R
Artikel 110d wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Na het eerste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Het eerste lid is niet van toepassing met betrekking tot de vaststelling van de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg die is aangegeven op de geluidplafondkaart.
S
Artikel 110f, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b komt te luiden:
b. Afdeling 2, 3 en 4 van hoofdstuk VI,.
2. De zinsnede «geluidszones als bedoeld in de artikelen 40, 52, 74, 106b en 108» wordt vervangen door: geluidszones als bedoeld in de artikelen 40, 52, 74 en 108.
T
In hoofdstuk VIIIb wordt onder vernummering van artikel 111 tot artikel 111b een artikel ingevoegd, luidende:
U
Artikel 111a vervalt.
V
Hoofdstuk IX vervalt.
W
Artikel 127a vervalt.
Indien het bij koninklijke boodschap van 7 december 2009 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de invoering van geluidproductieplafonds en de overheveling van hoofdstuk IX van de Wet geluidhinder naar de Wet milieubeheer (modernisering instrumentarium geluidbeleid, geluidproductieplafonds) (Kamerstukken II 2009/2010, 32 252, nr. 2) tot wet wordt verheven, worden in artikel I van die wet de volgende wijzigingen aangebracht:
A
Artikel 11.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. De begripsomschrijvingen van de begrippen «Onze Ministers» en «projectbesluit» vervallen.
b. In de alfabetische rangschikking worden de volgende begripsomschrijvingen ingevoegd:
verordening als bedoeld in artikel 3.38, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening;
plan als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, van de Spoedwet wegverbreding;
geluidbeperkende maatregel dan wel een andere als zodanig aangewezen maatregel;
object als bedoeld in artikel 11.57;
standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Huisvestingswet.
c. De begripsomschrijving van «geprojecteerde weg of spoorweg» komt te luiden:
nog niet aangelegde weg of spoorweg, in de aanleg waarvan wordt voorzien door een geldend bestemmingsplan, of tracébesluit, dan wel een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3o, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan wordt afgeweken;.
d. De begripsomschrijving van «tracébesluit» komt te luiden:
tracébesluit als bedoeld in de Tracéwet.
e. De punt aan het slot van de begripsomschrijving van «weg» wordt vervangen door een puntkomma.
2. Het tweede lid, onder b, komt te luiden:
b. geluidsgevoelig object: nog niet aanwezig geluidsgevoelig object waarvoor een geldend bestemmingsplan verlening van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht toelaat, ongeacht of deze vergunning reeds is afgegeven, dan wel waarvoor een zodanige omgevingsvergunning met afwijking van het bestemmingsplan is afgegeven;.
B
In artikel 11.3, derde lid, wordt «Onze Ministers evalueren» vervangen door: Onze Minister evalueert.
C
In artikel 11.6, eerste lid, wordt «Onze Minister van Verkeer en Waterstaat» vervangen door: Onze Minister.
D
Artikel 11.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Onze Minister van Verkeer en Waterstaat» vervangen door: Onze Minister.
2. In het tweede lid wordt «Onze Minister, Onze Minister van Verkeer en Waterstaat» vervangen door: Onze Minister.
E
In artikel 11.8, tweede lid, wordt «Onze Minister in overeenstemming met Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Defensie» vervangen door: Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Defensie.
F
Artikel 11.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Onze Minister van Verkeer en Waterstaat,» vervangen door: Onze Minister.
2. In het derde lid vervalt «onze Minister van Verkeer en Waterstaat».
G
Artikel 11.11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Onze Ministers stellen» vervangen door: Onze Minister stelt.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het vijfde lid, onder c, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. De planning van de sanering voor de eerstvolgende vijf jaar.
H
Artikel 11.16, eerste lid, wordt «Onze Minister van Verkeer en Waterstaat» vervangen door: Onze Minister.
I
In artikel 11.19 worden na het tweede lid twee leden toegevoegd, luidende:
3. In bijzondere gevallen bevinden de referentiepunten zich langs een samenstel van wegen of geprojecteerde wegen dan wel langs een samenstel van spoorwegen of geprojecteerde spoorwegen. Voor de toepassing van titel 11.3 wordt onder weg of spoorweg dan wel geprojecteerde weg of geprojecteerde spoorweg een dergelijk samenstel van al dan niet geprojecteerde wegen of spoorwegen begrepen.
4. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder een geluidproductieplafond als bedoeld in het tweede lid, onder a of b, mede begrepen een geluidproductieplafond dat is opgenomen in een tracébesluit, een wegaanpassingsbesluit als bedoeld in artikel 5 van de Spoedwet wegverbreding, of een geluidplan.
J
Artikel 11.22 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De beheerder zendt voor 1 oktober van het kalenderjaar, volgend op het eerste kalenderjaar waarin dit hoofdstuk het gehele jaar van toepassing is, en vervolgens elk kalenderjaar voor 1 oktober, aan Onze Minister een verslag met betrekking tot de naleving van de geluidproductieplafonds in het voorafgaande kalenderjaar.
2. In het tweede lid wordt «vergezeld van de bevindingen van Onze Ministers» vervangen door: vergezeld van zijn bevindingen.
3. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Onze Minister stelt nadere regels omtrent de wijze waarop de geluidproductie, bedoeld in het vierde lid, wordt berekend.
K
Artikel 11.23 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onder b, wordt voor «geluidproductie» ingevoegd: berekende.
2. In het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door «, en» een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. er langs die spoorweg geen overdrachtsmaatregelen aanwezig zijn.
3. In het derde lid wordt «artikel 11.28, vijfde lid» vervangen door: artikel 11.28, vierde lid.
L
In artikel 11.24 wordt onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid een lid ingevoegd, luidende:
6. Onze Minister doet mededeling van de ontheffing in de Staatscourant. De mededeling bevat ten minste de kalenderjaren waarvoor de ontheffing geldt, alsmede een geografische omschrijving van het baanvak of wegvak waarop de ontheffing betrekking heeft.
M
Artikel 11.25 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid, onderdeel d, subonderdeel 1, komt te luiden:
1°. de mededeling, bedoeld in artikel 11.36 en artikel 11.63, derde lid;.
2. Het vierde tot en met zesde lid worden vernummerd tot het zesde tot en met achtste lid.
3. Na het derde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
4. In het geluidregister wordt geregistreerd voor welke wegen en spoorwegen een saneringsplan is vastgesteld.
5. Indien de werking van een besluit tot verlaging van het geluidproductieplafond is opgeschort op grond van artikel 11.63, derde lid, bevat het geluidregister in afwijking van het derde lid de brongegevens met betrekking tot het geluidproductieplafond opgenomen in dat besluit.
N
Artikel 11.26 vervalt.
O
In artikel 11.27, eerste lid, wordt «Het bevoegd gezag» vervangen door: Onze Minister.
P
Artikel 11.28 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onze Minister kan een geluidproductieplafond wijzigen. Ingeval een ambtshalve wijziging geen deel uitmaakt van een tracébesluit, een wegaanpassingsbesluit als bedoeld in artikel 5 van de Spoedwet wegverbreding, of een geluidplan, zijn de artikelen 11.29 en 11.30 niet van toepassing.
2. Het vierde lid vervalt.
3. Het vijfde en zesde lid worden vernummerd tot vierde en vijfde lid.
4. In het vierde lid (nieuw) wordt «Het bevoegd gezag» vervangen door: Onze Minister.
5. In het vijfde lid (nieuw) wordt «het vijfde lid» vervangen door: het vierde lid.
Q
In artikel 11.29 wordt «het bevoegd gezag» telkens vervangen door: Onze Minister.
R
In artikel 11.30 wordt «het bevoegd gezag» telkens vervangen door: Onze Minister.
S
In artikel 11.34 wordt «Onze Ministers en binnen de gestelde termijn, alle inlichtingen en gegevens die zij redelijkerwijs nodig hebben» vervangen door: Onze Minister en binnen de gestelde termijn, alle inlichtingen en gegevens die hij redelijkerwijs nodig heeft.
T
Artikel 11.36 komt te luiden:
In een besluit tot verlaging van een geluidproductieplafond, waarin overeenkomstig artikel 11.35 maatregelen zijn aangegeven, wordt bepaald dat de werking van het besluit in afwijking van artikel 20.3 wordt opgeschort totdat Onze Minister heeft medegedeeld dat de maatregelen ten genoegen van Onze Minister zijn getroffen. Deze mededeling geschiedt op dezelfde wijze als waarop van het besluit is kennisgegeven.
U
Artikel 11.41 komt te luiden:
Bij vaststelling of wijziging van een geluidproductieplafond wordt de geluidproductie vanwege een spoorwegemplacement als bedoeld in het Besluit omgevingsrecht, bijlage I, onderdeel C, categorie 14.1, alleen betrokken voor zover op die geluidproductie de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en hoofdstuk 8 niet van toepassing zijn.
V
Artikel 11.42 komt te luiden:
1. Het tweede tot en met vijfde lid zijn van toepassing indien een verzoek tot wijziging van een geluidproductieplafond betrekking heeft op een weg of spoorweg waarvoor de beheerder op grond van artikel 11.56, eerste lid, een verzoek tot vaststelling van een saneringsplan moet doen, en er voor deze weg nog niet eerder een saneringsplan is vastgesteld.
2. In afwijking van artikel 11.30, tweede lid, wordt het geluidproductieplafond op een zodanige waarde vastgesteld dat op saneringsobjecten de geluidsbelasting vanwege de weg of spoorweg niet hoger is dan de streefwaarde, bedoeld in artikel 11.59, eerste lid, dan wel de overeenkomstig artikel 11.59, tweede lid, gereduceerde geluidsbelasting.
3. Artikel 11.30, derde tot en met zevende lid, is voor een saneringsobject van toepassing, met dien verstande dat:
a. in het vierde en vijfde lid van dat artikel in plaats van «het eerste of tweede lid» wordt gelezen: het tweede lid van artikel 11.42;
b. het zesde lid slechts van toepassing is indien toepassing van het vierde of vijfde lid ertoe leidt dat de geluidsbelasting bij volledige benutting van het gewijzigde geluidproductieplafond hoger is dan de geluidsbelasting die de betrokken geluidsgevoelige objecten vanwege de weg of spoorweg ondervinden bij volledige benutting van het geldende geluidproductieplafond.
4. Voor saneringsobjecten zijn de artikelen 11.64 en 11.65 van overeenkomstige toepassing en is artikel 11.38 niet van toepassing.
5. In afwijking van artikel 11.64, derde lid, worden de geluidwerende maatregelen, bedoeld in artikel 11.64, eerste lid en tweede lid, getroffen uiterlijk twee jaar na het onherroepelijk worden van het besluit tot wijziging van het geluidproductieplafond.
W
Artikel 11.43 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Voor zover de in artikel 11.35 bedoelde maatregelen en het bestemmingsplan, of de beheersverordening niet met elkaar in overeenstemming zijn, geldt het besluit tot vaststelling of wijziging van het geluidproductieplafond voor de uitvoering van de daarin opgenomen maatregelen als een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3o, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Voor zover een bestemmingsplan of een ander besluit een omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vereist, geldt zodanige eis niet voor de uitvoering van de in het eerste lid bedoelde maatregelen.
X
Artikel 11.45 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt na de zinsnede «waarvan de heersende geluidproductie op referentiepunten lager is dan 50,5 dB» ingevoegd: , en waarlangs geen geluidbeperkende maatregelen aanwezig zijn.
2. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Een vrijstelling van artikel 11.20 geldt voor geluidproductieplafonds die op grond van het tweede lid zijn bepaald met inachtneming van het effect van nog te treffen maatregelen. De vrijstelling geldt tot het moment waarop de maatregelen zijn uitgevoerd, of uiterlijk tot het moment waarop de maatregelen moeten zijn uitgevoerd ingevolge het besluit op grond waarvan zij moeten worden getroffen.
Y
In artikel 11.46, eerste lid, wordt «de heersende geluidproductie, als bedoeld» vervangen door: de geluidproductie, bedoeld.
Z
In artikel 11.48, derde lid, wordt «Onze Ministers overwegen» vervangen door: Onze Minister overweegt.
AA
In artikel 11.49 wordt «Onze Ministers kunnen» telkens vervangen door: Onze Minister kan.
BB
Artikel 11.50 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt «bevorderen Onze Ministers» vervangen door: bevordert Onze Minister.
b. In onderdeel a wordt «het benutten van hun wettelijke bevoegdheden» vervangen door: het benutten van zijn wettelijke bevoegdheden.
2. In het vierde lid wordt «bevorderen Onze Ministers» vervangen door: bevordert Onze Minister.
CC
Artikel 11.51 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «kennen Onze Ministers hem» vervangen door: kent Onze Minister hem.
2. In het tweede lid wordt «Onze Ministers» vervangen door: Onze Minister.
DD
Artikel 11.52, eerste lid, komt te luiden:
1. De voorbereiding en het nemen van een overschrijdingsbesluit vinden gelijktijdig plaats met de voorbereiding en het nemen van het besluit tot wijziging van een geluidproductieplafond.
EE
In artikel 11.54, eerste lid, wordt «Onze Ministers kunnen» vervangen door: Onze Minister kan.
FF
Afdeling 11.3.6 wordt vernummerd tot afdeling 11.3.7.
GG
Artikel 11.56 wordt vernummerd tot artikel 11.66.
HH
In artikel 11.66 (nieuw) wordt «Onze Ministers» vervangen door: Onze Minister.
II
Na afdeling 11.3.5 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
1. De beheerder van een weg of spoorweg waarvoor de geluidproductieplafonds tot stand zijn gekomen met toepassing van artikel 11.45, eerste lid, doet uiterlijk 31 december 2020 een verzoek aan Onze Minister tot vaststelling van een saneringsplan.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een weg of spoorweg waarvoor de geluidproductieplafonds tot stand zijn gekomen met toepassing van artikel 11.45, tweede lid, voor zover dit is aangegeven bij algemene maatregel van bestuur.
3. Bij het verzoek worden ten minste overgelegd:
a. een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting die vanwege de weg of spoorweg bij volledige benutting van de geluidproductieplafonds wordt ondervonden door saneringsobjecten;
b. het mede op basis van het akoestisch onderzoek opgesteld voorstel voor een saneringsplan;
c. een planning voor de uitvoering van het saneringsplan;
d. een voorstel voor de saneringsmaatregelen, bedoeld in artikel 11.59.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de gegevens die bij het verzoek worden overgelegd.
5. Op het akoestisch onderzoek is artikel 11.33, tweede en zesde lid, van overeenkomstige toepassing.
6. Dit artikel is niet van toepassing op wegen en spoorwegen met betrekking waartoe toepassing is gegeven aan artikel 11.42.
Saneringsobjecten zijn objecten die vallen onder een of meer van de volgende categorieën:
a. woningen en andere geluidsgevoelige objecten langs wegen en spoorwegen die op de geluidplafondkaart zijn aangegeven, die op grond van artikel 88 van de Wet geluidhinder, zoals dat luidde voor 1 januari 2007, of artikel 4.17 van het Besluit geluidhinder bij Onze Minister tijdig zijn gemeld, voor zover deze nog niet zijn gesaneerd, en de geluidsbelasting bij volledige benutting van de geluidproductieplafonds hoger is dan 60 dB als het een weg betreft of 65 dB als het een spoorweg betreft,
b. woningen alsmede in een bestemmingsplan opgenomen ligplaatsen voor woonschepen en standplaatsen voor woonwagens, waarvan de geluidsbelasting vanwege een in artikel 11.56 bedoelde weg of spoorweg bij volledige benutting van de geluidproductieplafonds hoger is dan 65 dB als het een weg betreft of 70 dB als het een spoorweg betreft,
c. woningen alsmede in een bestemmingsplan opgenomen ligplaatsen voor woonschepen en standplaatsen voor woonwagens, waarvan de geluidsbelasting vanwege bij algemene maatregel van bestuur genoemde delen van wegen of spoorwegen bij volledige benutting van de geluidproductieplafonds hoger is dan 55 dB als het een weg betreft of 60 dB als het een spoorweg betreft.
1. Een saneringsplan kan betrekking hebben op een of meer delen van wegen of spoorwegen.
2. Voor een deel van een weg of spoorweg wordt slechts eenmaal een saneringsplan vastgesteld.
1. Een saneringsplan bevat voor saneringsobjecten de maatregelen die met toepassing van artikel 11.29 in aanmerking zijn genomen om de geluidsbelasting vanwege de desbetreffende weg of spoorweg bij volledige benutting van de geluidproductieplafonds op de gevel van de saneringsobjecten te beperken tot de streefwaarde van 60 dB als het een weg betreft of 65 dB als het een spoorweg betreft.
2. In afwijking van het eerste lid bevat een saneringsplan de maatregelen die met toepassing van artikel 11.29 in aanmerking zijn genomen om de geluidsbelasting vanwege de desbetreffende weg of spoorweg op de gevel van de saneringsobjecten die voldoen aan artikel 11.57, eerste lid, onder c, met minimaal 5 dB te reduceren, tenzij toepassing van het eerste lid leidt tot een lagere geluidsbelasting.
3. Een saneringsplan kan voor saneringsobjecten voorts andere in aanmerking komende saneringsmaatregelen bevatten.
1. Een saneringsplan wordt vastgesteld door Onze Minister.
2. Op de voorbereiding van de vaststelling van een saneringplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door eenieder.
3. Bij zijn beslissing geeft Onze Minister aan binnen hoeveel tijd na het onherroepelijk worden van het saneringsplan, de saneringsmaatregelen uit het saneringsplan getroffen moeten zijn.
4. Artikel 11.37 is van overeenkomstige toepassing.
In bijzondere gevallen kan Onze Minister het saneringsplan of de termijn waarbinnen de saneringsmaatregelen uit het saneringsplan getroffen moeten zijn, wijzigen.
1. Voor zover de in een vastgesteld saneringsplan opgenomen saneringsmaatregelen en het bestemmingsplan of de beheersverordening niet met elkaar in overeenstemming zijn, geldt het besluit tot vaststelling van het saneringsplan voor de uitvoering van de daarin opgenomen saneringsmaatregelen als een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3o, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken.
2. Artikel 11.43, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
1. Indien de saneringsmaatregelen, bedoeld in artikel 11.59, eerste of tweede lid, leiden tot een verlaging van de geluidsbelasting van de saneringsobjecten, doet de beheerder gelijktijdig met het verzoek, bedoeld in artikel 11.56, eerste lid, een verzoek tot een verlaging van de betrokken geluidproductieplafonds overeenkomstig het geluideffect van die maatregelen.
2. De voorbereiding, het nemen en het ter inzage leggen van een wijziging van een geluidproductieplafond als bedoeld in het eerste lid vinden gelijktijdig plaats met de voorbereiding, het vaststellen en het ter inzage leggen van het saneringsplan waarop die wijziging betrekking heeft.
3. In afwijking van artikel 11.36 wordt in het besluit tot verlaging bepaald dat de werking van het besluit wordt opgeschort tot het eerste van de volgende tijdstippen:
a. het tijdstip waarop Onze Minister heeft medegedeeld dat de ingevolge het saneringsplan te treffen maatregelen ten genoegen van het bevoegd gezag zijn getroffen, of
b. het tijdstip met ingang waarvan de maatregelen ingevolge artikel 11.60, derde lid, eventueel verlengd overeenkomstig artikel 11.61, getroffen moeten zijn.
4. In afwijking van het derde lid heeft een verzoek tot wijziging van een betrokken geluidproductieplafond dat wordt gedaan tussen het besluit tot verlaging, bedoeld in het tweede lid, en het tijdstip waarop de laatstgenoemde verlaging gaat werken, betrekking op de waarde van het geluidproductieplafond na het gaan werken van deze verlaging.
5. Op het besluit tot verlaging van het geluidproductieplafond zijn de artikelen 11.29, 11.30, 11.33, 11.35 en 11.38 niet van toepassing.
6. De mededeling, bedoeld in het derde lid, onder a, geschiedt op dezelfde wijze als waarop is kennisgegeven van het besluit.
7. Voor de mogelijkheid van beroep worden als één besluit aangemerkt een wijziging van een geluidproductieplafond als bedoeld in het eerste lid en het vaststellen van het saneringsplan waarop die wijziging betrekking heeft.
8. Indien het saneringsplan wordt vernietigd, vervalt het besluit tot wijziging van het geluidproductieplafond van rechtswege.
1. Indien bij volledige benutting van het op grond van artikel 11.63 gewijzigde geluidproductieplafond de geluidsbelasting van een saneringsobject hoger is dan de in artikel 11.59, eerste lid, genoemde streefwaarde, en de binnenwaarde wordt overschreden, treft de beheerder geluidwerende maatregelen.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien geen maatregelen in aanmerking komen om de geluidsbelasting van een saneringsobject te beperken tot de in artikel 11.59, eerste lid, genoemde streefwaarde, en de binnenwaarde wordt overschreden.
3. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, strekt ertoe dat uiterlijk 31 december 2021 de geluidsbelasting binnen de geluidsgevoelige ruimten van het betreffende saneringsobject wordt teruggebracht tot een waarde die ten minste 3 dB is gelegen onder de binnenwaarde.
4. Onze Minister kan op verzoek van de beheerder een andere termijn vaststellen waarbinnen de maatregelen worden getroffen.
5. Artikel 11.39 is van overeenkomstige toepassing.
1. Op saneringsobjecten waarop de geluidsbelasting, vanwege de weg of spoorweg, bij volledige benutting van het op grond van artikel 11.63 gewijzigde geluidproductieplafond, de maximale waarde overschrijdt, zijn het tweede en derde lid van toepassing.
2. Onze Minister zendt onverwijld een afschrift van het besluit inzake wijziging van het geluidproductieplafond aan de Dienst voor het kadaster en de openbare registers ter inschrijving van dat besluit in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. De artikelen 24, eerste lid, en 26 van Boek 3 van dat wetboek zijn niet van toepassing.
3. Indien de geluidsbelasting vanwege de weg of spoorweg, voor een saneringsobject als bedoeld in het eerste lid niet meer de maximale waarde zal overschrijden ingevolge een besluit tot wijziging van een geluidproductieplafond, doet Onze Minister daarvan mededeling aan de Dienst, bedoeld in het tweede lid. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
A
Hoofdstuk 11 wordt vernummerd tot hoofdstuk 11A.
B
De artikelen 11.1 tot en met 11.3 worden vernummerd tot de artikelen 11A.1 tot en met 11A.3.
C
In artikel 11A.3 wordt «artikel 11.2» telkens vervangen door: artikel 11A.2.
D
In artikel 18.2a, derde lid, wordt: «de artikelen 11.2 en 11.3» vervangen door: de artikelen 11A.2 en 11A.3.
E
Na artikel 18.2i wordt een artikel ingevoegd, luidende:
F
Artikel 20.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid worden de onderdelen b en c geletterd d en e.
2. In het tweede lid worden na onderdeel a twee onderdelen ingevoegd, luidende:
b. houdende een aanwijzing als bedoeld in artikel 11.5,
c. houdende het vaststellen of wijzigen van de geluidplafondkaart, bedoeld in artikel 11.18,.
3. In het tweede lid, onder d (nieuw) wordt «artikel 11.2, derde lid, onderdeel b of c» vervangen door: artikel 11A.2, derde lid, onderdeel b of c.
4. In het derde lid wordt de zinsnede «onder a of c» vervangen door: onder a of e.
De Spoedwet wegverbreding wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel b door een puntkomma, drie onderdelen toegevoegd, luidende:
c. geluidproductieplafond: geluidproductieplafond als bedoeld in artikel 11.1 van de Wet milieubeheer;
d. referentiepunt: referentiepunt als bedoeld in artikel 11.19 van de Wet milieubeheer;
e. geluidsgevoelig object: geluidsgevoelig object als bedoeld in artikel 11.1 van de Wet milieubeheer.
B
Artikel 5 komt te luiden:
Ten aanzien van de in de bijlage, onder A, opgenomen wegaanpassingsprojecten is titel 11.3 van de Wet milieubeheer van overeenkomstige toepassing en bevat het wegaanpassingsbesluit:
a. de in acht te nemen geluidproductieplafonds, voor zover dat wegaanpassingsproject zou leiden tot overschrijding van het geldende geluidproductieplafond, en
b. de referentiepunten ingeval van aanleg of ingeval van verplaatsing van referentiepunten.
C
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede tot en met tiende lid komen te luiden:
2. Ten aanzien van wegaanpassingsbesluiten voor de in de bijlage, onder B, opgenomen wegaanpassingsprojecten is titel 11.3 van de Wet milieubeheer niet van toepassing.
3. Ten aanzien van de in het tweede lid bedoelde wegaanpassingsprojecten bevat het wegaanpassingsbesluit de akoestische gegevens, alsmede de maatregel, voor zover deze voortvloeit uit het vierde lid.
4. Indien uit de akoestische gegevens blijkt dat sprake is van een overschrijding van 70 dB(A) bij geluidsgevoelige objecten, wordt in het wegaanpassingsbesluit een geluidreducerende wegdeklaag voorgeschreven, tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
5. Uiterlijk twee jaar na het onherroepelijk worden van het wegaanpassingsbesluit stelt Onze Minister ten aanzien van de in het tweede lid bedoelde wegaanpassingsprojecten een plan op voor de te treffen maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting die de betrokken geluidsgevoelige objecten vanwege de weg ondervinden. Artikel 4, vierde lid, met uitzondering van het bepaalde onder b en c, is van overeenkomstige toepassing op het plan.
6. Het plan bevat voorts:
a. de in acht te nemen geluidproductieplafonds, voor zover aanleg of wijziging zou leiden tot overschrijding van het geldende geluidproductieplafond, en
b. de referentiepunten ingeval van aanleg of ingeval van verplaatsing van referentiepunten.
7. Het plan bepaalt de termijn waarbinnen de in het vijfde lid bedoelde maatregelen in uitvoering worden genomen.
8. Vanaf het tijdstip waarop het wegaanpassingsbesluit onherroepelijk is geworden tot het tijdstip waarop de maatregelen, bedoeld in het vijfde lid, zijn uitgevoerd, geldt voor de betreffende referentiepunten een vrijstelling van artikel 11.20 van de Wet milieubeheer.
9. Voor zover het plan en het bestemmingsplan of de beheersverordening niet met elkaar in overeenstemming zijn, geldt het plan voor de uitvoering daarvan als omgevingsvergunning waarbij ten behoeve van een project van nationaal belang, met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken. Bij de toepassing van artikel 2.10 van die wet wordt onder bestemmingsplan of beheersverordening mede het tracébesluit begrepen. Artikel 11, tiende en elfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
10. Op de voorbereiding van het plan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2. Het elfde en twaalfde lid vervallen.
In artikel 17, tweede lid, onder b, subonderdeel 2°, van de Spoorwegwet wordt «de artikelen 116, 118 en 122 van de Wet geluidhinder» vervangen door: de artikelen 11.6 en 11.11 van de Wet milieubeheer.
De Tracéwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, worden in de alfabetische rangschikking de volgende begripsomschrijvingen ingevoegd:
geluidproductieplafond als bedoeld in artikel 11.1 van de Wet milieubeheer;
referentiepunt als bedoeld in artikel 11.19 van de Wet milieubeheer;.
B
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onder a, wordt na «ligging in het terrein» ingevoegd: , waaronder begrepen de maatregelen, bedoeld in artikel 11.35 van de Wet milieubeheer.
2. De onderdelen a tot en met c van het tweede lid komen te luiden:
a. een beschrijving van het aantal te realiseren rijstroken;
b. de in acht te nemen geluidproductieplafonds, indien aanleg of wijziging zou leiden tot overschrijding van het geldende geluidproductieplafond, alsmede de referentiepunten ingeval van aanleg of ingeval van verplaatsing van referentiepunten;
c. indien toepassing is gegeven aan artikel 104a van de Wet geluidhinder, de in dat artikel bedoelde hogere waarden, en.
3. De onderdelen a tot en met c van het derde lid komen te luiden:
a. een beschrijving van het aantal te realiseren sporen;
b. de in acht te nemen geluidproductieplafonds, indien aanleg of wijziging zou leiden tot overschrijding van het geldende geluidproductieplafond, alsmede de referentiepunten ingeval van aanleg of ingeval van verplaatsing van referentiepunten;
c. indien toepassing is gegeven aan artikel 104a van de Wet geluidhinder, de in dat artikel bedoelde hogere waarden, en.
C
In artikel 11 vervallen het vierde en vijfde lid.
D
In artikel 23, derde lid, wordt «geluidbelasting» vervangen door: geluidproductie of geluidsbelasting.
Artikel 45 van de Wet bereikbaarheid en mobiliteit komt te luiden:
In artikel 8a.47, tweede lid, onder a, van de Wet luchtvaart vervalt «zo mogelijk».
In de Wet op de economische delicten wordt in artikel 1a, onder 2°, in de zinsnede met betrekking tot de Wet milieubeheer «11.2, eerste, derde en vierde lid, 11.3, aanhef en onderdeel b,» vervangen door: 11A.2, eerste, derde en vierde lid, 11A.3, aanhef en onderdeel b,.
Na inwerkingtreding van deze wet berusten algemene maatregelen van bestuur, voor zover zij vóór de inwerkingtreding van deze wet berustten op artikel 11.1, 11.2 of 11.3 van de Wet milieubeheer, op artikel 11A.1, 11A.2 onderscheidenlijk 11A.3 van de Wet milieubeheer.
1. De Wet geluidhinder en de daarop gebaseerde regelgeving zoals deze gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing op de onderstaande besluiten of handelingen, totdat deze onherroepelijk zijn geworden:
a. het vaststellen en goedkeuren van een bestemmingsplan met toepassing van de Wet geluidhinder waarvan het ontwerp ter inzage is gelegd voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet;
b. het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, waarvoor een aanvraag is ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet;
c. het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting waarvoor de bekendmaking van het voornemen tot het indienen van een verzoek tot het vaststellen van die hogere waarde heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet;
d. het vaststellen van een tracébesluit waarvan het ontwerp, bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Tracéwet, is vastgesteld voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet;
e. het opstellen van een maatregelenprogramma en het voorleggen van een saneringsprogramma aan Onze Minister, of het vaststellen van de ten hoogste toelaatbare waarde van de geluidsbelasting en maatregelen als bedoeld in artikel 90 van de Wet geluidhinder of artikel 4.23 van het Besluit geluidhinder, voor bij algemene maatregel van bestuur aangewezen saneringsprojecten;
f. het nemen van een besluit tot aanleg of reconstructie van een weg of aanleg of wijziging van een spoorweg buiten toepassing van de bestemmingsplanprocedure waarvoor de resultaten van het vereiste akoestisch onderzoek en een beschrijving van de maatregelen die nodig zijn aan de gemeenteraad zijn overgelegd voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet;
g. het vaststellen van een wegaanpassingsbesluit of geluidplan als bedoeld in de Spoedwet wegverbreding waarvoor het ontwerpbesluit ter inzage is gelegd voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet.
2. De Wet geluidhinder en de daarop gebaseerde regelgeving zoals deze gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet kan tevens worden toegepast op de in het eerste lid genoemde besluiten, totdat deze onherroepelijk zijn geworden, indien de in de onderdelen a tot en met g genoemde handelingen met betrekking tot deze besluiten hebben plaatsgevonden vóór de eerste dag van:
a. de twaalfde maand volgend op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet indien het onderdeel a betreft, daaronder tevens begrepen de onder c opgenomen hogere waarden besluiten die daar mee samenhangen;
b. de derde kalendermaand volgend op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bij toepassing van de onderdelen b, d, e en c voor zover de hogere waarden besluiten niet samenhangen met een bestemmingsplan genoemd onder a.
3. Voor de op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aanwezige of geprojecteerde wegen en spoorwegen die op de geluidplafondkaart zijn geplaatst, worden na het onherroepelijk worden van een besluit als bedoeld in het eerste en tweede lid, dat betrekking heeft op de aanleg of wijziging van een zodanige weg of spoorweg, de eerder voor die weg of spoorweg met toepassing van 11.45 bepaalde geluidproductieplafonds vervangen door de geluidproductie berekend op basis van het bedoelde besluit. Deze plafonds worden aangemerkt als te zijn tot stand gekomen met toepassing van artikel 11.45, tweede lid.
4. Op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog niet aanwezige of geprojecteerde wegen en spoorwegen, hebben na het onherroepelijk worden van een besluit als bedoeld in het eerste en tweede lid, dat betrekking heeft op de aanleg van een zodanige weg of spoorweg, indien de weg of spoorweg op de geluidplafondkaart is geplaatst, geluidproductieplafonds voorvloeiend uit de geluidproductie berekend op basis van het bedoelde besluit. Deze plafonds worden aangemerkt als te zijn tot stand gekomen met toepassing van artikel 11.45, tweede lid.
5. Indien ten aanzien van wegen en spoorwegen waarvoor met toepassing van artikel 11.45, eerste lid, geluidproductieplafonds zijn vastgesteld, met toepassing van het eerste of het tweede lid maatregelen onherroepelijk zijn vastgesteld als bedoeld in het eerste lid, onder e, worden de met toepassing van 11.45, eerste lid, bepaalde geluidproductieplafonds verlaagd overeenkomstig het geluideffect van die maatregelen. Deze plafonds worden aangemerkt als te zijn tot stand gekomen met toepassing van artikel 11.45, tweede lid. Artikel 11.45, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
6. Indien op grond van de Wet geluidhinder zoals die luidde tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet een verplichting bestond tot het treffen van geluidwerende maatregelen krachtens een onherroepelijk besluit, of krachtens een besluit dat onder de werking van dit artikel valt, en die maatregelen op het moment van inwerkingtreding nog niet zijn gerealiseerd, blijft op die verplichting de Wet geluidhinder zoals deze luidde onmiddellijk voor de inwerkingtreding van deze wet van toepassing.
7. Het zesde lid is van overeenkomstige toepassing op een verplichting tot het treffen van maatregelen, vastgesteld op grond van artikel 90, vijfde lid, van de Wet geluidhinder, of artikel 4.23, derde lid, van het Besluit geluidhinder, niet zijnde geluidwerende maatregelen.
8. Bij toepassing van het eerste lid, onder d of g, of het tweede lid, voor zover het de hiervoor genoemde onderdelen betreft, geldt tot het tijdstip waarop de maatregelen zijn uitgevoerd, voor de betreffende referentiepunten een vrijstelling van artikel 11.20 van de Wet milieubeheer.
9. Onze Minister kan regels stellen omtrent de wijze waarop de geluidproductie, bedoeld in het derde en vierde lid, onderscheidenlijk het geluideffect, bedoeld in het vijfde lid, wordt berekend.
10. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een «bestemmingsplan» mede begrepen een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26 of artikel 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening, alsmede een wijzigings- of uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de Wet ruimtelijke ordening.
1. Een publicatie, verricht op grond van artikel 117 van de Wet geluidhinder, geldt als publicatie als bedoeld in artikel 11.4, tweede lid, van de Wet milieubeheer.
2. Een aanwijzing, verricht op grond van artikel 117a, tweede lid, van de Wet geluidhinder, blijft in stand totdat een nieuwe aanwijzing is verricht op grond van artikel 11.5 van de Wet milieubeheer.
3. Een geluidsbelastingkaart, vastgesteld op grond artikel 118 van de Wet geluidhinder, blijft van kracht totdat op grond van artikel 11.6 van de Wet milieubeheer een nieuwe geluidsbelastingkaart voor de desbetreffende wegen, spoorwegen of gemeente is vastgesteld.
4. Een actieplan, vastgesteld op grond artikel 122 van de Wet geluidhinder, blijft van kracht totdat op grond van artikel 11.11 of 11.12 van de Wet milieubeheer een nieuw actieplan voor de desbetreffende wegen, spoorwegen of gemeente is vastgesteld.
1. Tot het tijdstip waarop de beheerder zijn eerste verslag als bedoeld in artikel 11.22 van de Wet milieubeheer moet hebben gezonden aan Onze Minister, kan Onze Minister de locatie van een referentiepunt dat tot stand is gekomen met toepassing van artikel 11.45 en artikel 11.46 van de Wet milieubeheer, op verzoek van de beheerder wijzigen.
2. In afwijking van afdeling 11.3.3 van de Wet milieubeheer komt het geluidproductieplafond op het gewijzigde referentiepunt tot stand met toepassing van artikel 11.45 en artikel 11.46 van de Wet milieubeheer.
3. Het gewijzigde referentiepunt wordt in het geluidregister opgenomen. Artikel 11.46, tweede lid, onder b tot en met e, van de Wet milieubeheer is van overeenkomstige toepassing.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32625-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.