32 605 Beleid ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking

Nr. 115 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 november 2012

Zoals aan uw Kamer is toegezegd tijdens het Algemeen Overleg Uitfasering Bilaterale Ontwikkelingssamenwerking van 2 februari 2012 (Kamerstuk 32 605, nr. 71), gaat u hierbij een brief over de uitfasering van OS-programma’s toe. Ik beschrijf hierin de stand van zaken van de afbouw en overdracht in de landen waarmee Nederland de bilaterale OS-relatie beëindigt. Dit betreft aan ambassades gedelegeerde OS-middelen. Ik schenk in het bijzonder aandacht aan de bilaterale programma’s voor basisonderwijs aangezien deze niet alleen worden uitgefaseerd in landen waar Nederland de bilaterale OS beëindigt, maar ook in huidige partnerlanden.

In mijn eerdere brieven1 aan de Kamer over uitfasering heb ik aangegeven dat deze op verantwoorde wijze zal verlopen op basis van het principe dat Nederland een betrouwbare partner wil zijn. Programma’s worden niet abrupt afgebroken om kapitaalverlies te voorkomen. Ik heb daartoe ook, zowel in de betreffende landen als op hoofdkantoorniveau, overleg gevoerd met andere donoren om continuïteit te waarborgen. De inspanningen zijn gericht op de duurzame verankering van ontwikkelingsresultaten. Ik heb u eerder al geïnformeerd dat Nederland werkt in overeenstemming met de richtlijnen en aanbevelingen die internationaal worden gehanteerd om een uitfaseringsproces succesvol uit te voeren2.

Ik zet in op het inventariseren en uitdragen van de resultaten en geleerde lessen in de exit-landen. Dit is van belang om ervaring en kennis zo veel mogelijk te borgen. Daarom zijn de ambassades in voormalige partnerlanden verzocht om voorstellen te doen om de resultaten, geleerde lessen en meerwaarde van de Nederlandse interventies zo goed mogelijk te verankeren. Hiervoor zijn (beperkte) financiële middelen beschikbaar gesteld.

Ambassades zijn nu aan de slag met het in kaart brengen en documenteren van de historische OS-relatie. De plannen slaan vaak een brug naar nieuwe programma’s van andere donoren en/of nieuwe betrekkingen (zoals het Midden-Amerika programma). Communicatie vindt breed plaats, dat wil zeggen naar de overheid, donoren, NGO’s en het publiek. De uitwerking verschilt per land en zal plaatsvinden via presentaties, congressen, publicaties, folders, DVD’s, televisie, radio, kranten, internet, en publieksdiplomatie.

In Bijlage 1 wordt een overzicht gepresenteerd van de gedelegeerde uitgaven3 in de voormalige OS-partnerlanden gedurende de periode 2011–2015.

Uit de tabel blijkt dat de gedelegeerde uitgaven sterk dalen. In 2014 worden in de helft van de exit-landen geen uitgaven meer verricht. De uitgaven in deze periode kennen het volgende verloop: 2011: 46,2%, 2012: 31,1%, 2013: 18,7%, 2014: 3,6%, 2015: 0,4% (zie onderstaande staafdiagram).

Daar waar posten gesloten worden zal het beheer van resterende activiteiten worden overgedragen aan naburige ambassades, de regionale beheersorganisaties of het departement. Zo wordt een rechtmatige en doelmatige afsluiting van activiteiten verzekerd.

Nederland gaat echter niet helemaal weg uit de exit-landen. Door de financiering van programma’s zoals EU, VN, bedrijfsleven-instrumentarium, en maatschappelijke organisaties blijft Nederland deze landen deels steunen uit centrale budgetten.

In Bijlage 2 vindt u een kort overzicht van de stand van zaken per land, inclusief de situatie in de transitielanden. Hieronder licht ik de uitfasering van respectievelijk de bilaterale onderwijs-, gezondheid- en milieuprogramma’s nader toe.

Uitfasering bilaterale onderwijsprogramma’s

Zoals toegezegd vindt de afbouw van de bilaterale programma’s voor basisonderwijs op solide wijze plaats. Gekozen is voor een geleidelijke afbouw, terwijl het overleg dat tegelijkertijd wordt gevoerd met collega donoren gericht is op compensatie van de Nederlandse terugtrekking. Hierbij is in het bijzonder een rol weggelegd voor het Global Partnership for Education (GPE), een wereldwijd onderwijsfonds dat ontwikkelingslanden ondersteunt bij de opzet en uitvoering van goed onderwijsbeleid. Nederland draagt EUR 120 miljoen bij voor de periode 2011–2014 en heeft hiermee een aandeel van 15%. Zoals ik eerder meldde verwacht ik niet dat het GPE de Nederlandse afbouw volledig kan opvangen, maar wel dat het als een belangrijke buffer kan fungeren.

De afbouw van de onderwijsprogramma’s ligt, over het geheel genomen, op koers zowel wat betreft de dalende Nederlandse bijdrage als de overname van de Nederlandse financiering uit andere bronnen. De totale bijdrage aan bilaterale onderwijsprogramma’s bedraagt in 2012 nog EUR 99,1 miljoen. De bijdrage daalt in 2013 naar EUR 59,9 miljoen, in 2014 naar EUR 38,3 miljoen en in 2015 naar EUR 15 miljoen.

In vier landen met omvangrijke onderwijsprogramma’s wordt de bilaterale ontwikkelingsrelatie geheel afgebouwd. Voor deze exit-landen geldt dat goede voortgang wordt geboekt.

– Zambia

Het vertrek van Nederland wordt vooral opgevangen doordat het Verenigd Koninkrijk terugkeert in de onderwijssector (EUR 35 miljoen voor periode 2012–2015). Daarnaast kiest Japan nu ook voor meer gecoördineerde financiering van het onderwijs in plaats van projectsteun. Vervolgfinanciering uit het GPE staat voor 2013 gepland (totale bijdrage GPE USD 35 miljoen4), waarbij DfID de rol van Nederland als beheerder van de GPE-middelen heeft overgenomen.

– Burkina Faso

Het vertrek van Nederland wordt deels opgevangen door Luxemburg dat voor 2014–2015 EUR 15 miljoen beschikbaar stelt voor onderwijs. De overheid van Burkina Faso heeft Denemarken verzocht onderwijs in de nieuwe meerjarenstrategie op te nemen. De uitkomst hiervan is nog onbekend. Financiering uit het GPE staat voor 2013 gepland (totale bijdrage GPE USD 78 miljoen).

– Bolivia

Het is nog steeds onzeker of en hoe het vertrek van Nederland financieel wordt opgevangen. Er is nog geen duidelijkheid over de mogelijk verhoogde bijdrage van Zweden. De Boliviaanse overheid ontwikkelt een strategie ter verhoging van haar eigen bijdrage vanaf 2015. De Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IDB) gaat investeren in technisch onderwijs, een van de terreinen waar Nederland afbouwt. De Nederlandse financiering loopt nog tot eind 2014, wat nog enige speelruimte geeft voor goede overdracht. Bolivia komt niet in aanmerking voor GPE-financiering.

– Pakistan

De afbouw verloopt volgens planning en zal in 2015 voltooid zijn. Via het UNICEF-programma Peacebuilding and Education draagt Nederland bij aan het speerpunt veiligheid & rechtsorde. Financiering uit het GPE staat voor 2013 gepland voor zowel de provincie Sindh (totale bijdrage GPE USD 66 miljoen) als Baluchistan (totale bijdrage GPE USD 34 miljoen).

In vijf OS-partnerlanden worden de sectorprogramma’s voor basisonderwijs afgebouwd. In deze landen worden nog wel (beroeps)onderwijsactiviteiten ondersteund ten behoeve van de speerpunten. De afbouw verloopt, met uitzondering van Mali, volgens plan en zal in 2013 gerealiseerd zijn.

– Bangladesh

De afbouw verloopt volgens planning. Voor 2013 en verder zullen onderwijsactiviteiten geïdentificeerd worden ten behoeve van de speerpunten SRGR, water en voedselzekerheid. Dit gebeurt in nauwe afstemming met het hoger onderwijsprogramma NICHE. Financiering uit het GPE staat voor 2013 gepland (totale bijdrage USD 100 miljoen).

– Jemen

De afbouw verloopt volgens planning. Ten behoeve van de speerpunten zullen vanaf 2013 zullen activiteiten gefinancierd worden ten behoeve van alfabetisering van vrouwen (speerpunt SRGR) en capaciteitsontwikkeling (speerpunt water). Via het UNICEF-programma Peacebuilding and Education draagt Nederland bij aan het speerpunt veiligheid & rechtsorde. Financiering uit het GPE staat voor 2013 gepland (totale bijdrage GPE USD 83 miljoen).

– Mali

De staatsgreep van begin 2012 noodzaakte tot een aanpassing van de afbouw strategie en zal daarom pas naar verwachting eind 2014 gerealiseerd zijn. Tegelijkertijd worden onderwijsactiviteiten (beroepsonderwijs) ten behoeve van de speerpunten voedselzekerheid, SRGR en watermanagement geïdentificeerd. In samenwerking met de Wereldbank en het Ministerie van Onderwijs wordt gewerkt aan een urgentieprogramma dat eind 2012 moet leiden tot een gewijzigde financiering uit het GPE (totale bijdrage GPE USD 42 miljoen).

– Uganda

De afbouw verloopt volgens planning. Ten behoeve van het speerpunt voedselzekerheid worden voor 2013 en verder beroepsonderwijsactiviteiten (agro skills) gefinancierd. Via het UNICEF-programma Peacebuilding and Education draagt Nederland bij aan het speerpunt veiligheid & rechtsorde. Financiering uit het GPE staat voor 2013 gepland (totale bijdrage GPE USD 100 miljoen).

– Indonesië

De afbouw verloopt volgens planning. De programma’s voor hoger onderwijs (NICHE, NFP en STUNED) ondersteunen de speerpunten water, voedselzekerheid en veiligheid & stabiliteit.

Tot slot verloopt ook de afbouw van de onderwijsprogramma’s in Zuid-Afrika (transitieland) volgens planning en zal in 2014 voltooid zijn.

De uitfasering van de bilaterale programma’s voor basisonderwijs ligt op koers. Eind 2014 zal het merendeel van de programma’s zijn afgebouwd. Voor een deel is de terugtrekking van Nederland opgevangen door andere donoren waaronder het VK en Luxemburg.

Voor zeven landen zal de Nederlandse afbouw gecompenseerd worden door financiering vanuit het GPE. Wel is deze financiering afhankelijk van goedkeuring van de aanvragen en daarmee voornamelijk van de kwaliteit van de aanvragen door de betrokken landen. Vier landen waar Nederland zijn steun aan basisonderwijs reeds had afgebouwd hebben in 2012 GPE-financiering ontvangen (Ghana en Nicaragua) of zullen in 2013 GPE-financiering gaan ontvangen (Ethiopië en Benin).

Uitfasering bilaterale gezondheidprogramma’s

De afbouw van de sector gezondheid in vijf OS exit-landen (Burkina Faso, Tanzania, Zambia, Nicaragua en Suriname) en twee transitielanden (Zuid Afrika en Vietnam) verloopt volgens plan en zal in 2013 zijn afgerond. In drie van de zeven landen (Suriname, Zambia, en Vietnam) werd al enkele jaren geleden aangekondigd dat Nederland de gezondheidssector niet langer zou ondersteunen.

In Zuid Afrika en Zambia, waar moedersterfte nauwelijks daalt door de zware HIV-epidemie, zal Nederland HIV/Aids bestrijdingsprogramma’s steunen via een regionaal programma voor zuidelijk Afrika. In Burkina Faso is het beheer van de Nederlandse bijdrage tot 2013 overgedragen aan UNICEF. Financieel vangt de EU vanaf 2013 de afbouw van de Nederlandse bijdrage op door middel van begrotingssteun aan de gezondheidssector.

In Tanzania zullen andere donoren en mondiale fondsen na 2013 het Nederlandse vertrek, in financiële zin, na 2013 gedeeltelijk compenseren. Daarnaast wordt voor 2012/2013, bij wijze van afsluiting van de Nederlandse bijdrage aan de gezondheidszorg, een eenmalige bijdrage gegeven aan het nieuw opgerichte Baobab maternity hospital. Dit ziekenhuis is een goed voorbeeld van publiek-private samenwerking en zal een forse bijdrage leveren aan vermindering van moeder- en zuigelingensterfte.

In Nicaragua is er sprake van het gelijktijdige vertrek van zeven bilaterale donoren. Deze sterke afname van donorbijdragen geeft de Nicaraguaanse overheid weinig tijd en ruimte om de gaten in de gezondheidsbegroting aan te vullen. Het risico van kapitaalvernietiging is aanwezig. De belangrijkste steun voor de gezondheidssector is nu afkomstig van de Wereldbank en de Inter-American Development Bank (IDB), maar het gezamenlijke donorfonds heeft beperkte middelen beschikbaar. Er wordt met de andere donoren gezocht naar manieren om de nog steeds noodzakelijke beleidsdialoog, onder andere over gevoelige onderwerpen (SRGR) verder voort te zetten onder deze nieuwe omstandigheden.

Uitfasering bilaterale milieuprogramma’s

De uitfasering van de bilaterale milieuprogramma’s in Bolivia, Colombia, Ghana, Guatemala, Mongolië en Senegal verloopt over het algemeen volgens planning. Er wordt veel aandacht besteed aan een degelijke afbouw. De ambassades zetten daarvoor verschillende instrumenten in, zoals de overdracht van de lead donor rol in de sector aan andere donoren (waaronder de EU), ondersteuning bij het vinden van alternatieve financiering en het publiceren van de jarenlange ervaring van Nederlandse samenwerking in de milieusector.

In Ghana, Senegal en Bolivia waar Nederland de lead donor in de sector milieu was, wordt deze rol overgedragen aan andere donoren, waaronder de EU. Ook de Nederlandse werkwijze van sector-brede interventies via versterking van overheidsinstellingen en het maatschappelijk middenveld wordt daarbij overgedragen.

Milieu-NGO’s en andere organisaties (zoals het Parlement en milieu-journalisten in bijvoorbeeld Senegal) worden gesteund bij de formulering van nieuwe meerjarenplannen. Dit draagt bij aan de institutionele duurzaamheid van deze organisaties, en vergroot de kansen elders financiering te vinden. Ook worden organisaties ondersteund om het proces van eindrapportage van programma’s te versnellen, om op deze wijze vertraging bij de uitfasering te voorkomen.

De jarenlange ervaring van Nederlandse samenwerking in de milieusector in Colombia, Bolivia en Guatemala wordt geanalyseerd, besproken met de partners en gepubliceerd. De ambassade in Guatemala bijvoorbeeld zal in 2013 ter afsluiting van het milieuprogramma een presentatie houden over de belangrijkste geleerde lessen voor relevante overheidsvertegenwoordigers en donoren. Hiermee wordt ook getracht potentiële donoren te interesseren voor de milieusector.

Transitiefaciliteit

Zoals ik u eerder schreef in mijn brief van 26 januari over de voortgang van de transitiefaciliteit in de voormalige partnerlanden5, hebben de ambassades in Colombia, Zuid Afrika en Vietnam in samenwerking met AgentschapNL een meerjarige transitiestrategie geschreven. Zo wordt in Colombia onder meer gefocust op water, duurzame handel en duurzame biomassa. In Zuid-Afrika richt de ambassade zich op water, hernieuwbare energie en transport en logistiek. De ambassade in Vietnam richt zich op water, agrofood en energie. In 2012 is een start gemaakt met de concrete uitvoering van activiteiten. Zo is er in Colombia een Holland House opgezet dat functioneert als match making plek, waar handelsbevordering en advisering door NGO’s en kennisinstituten voor bedrijven op het gebied van veiligheid, rechtsorde en maatschappelijk verantwoord ondernemen samenkomen. Zo kan het bedrijfsleven inspelen op de kennis opgebouwd in de ontwikkelingsrelatie met Colombia. Het is de bedoeling dat het Holland House vanaf 2014 met private fondsen op eigen benen kan staan.

In Vietnam wordt met behulp van de Transitiefaciliteit de textiel sector ondersteund. Modint, de Nederlandse ondernemersorganisatie voor mode, interieur, tapijt en textiel werkt samen met het CBI op het gebied van sourcing- en matchmakingprogramma’s in de Vietnam. Het CBI werkt weer samen met het ILO programma decent work om de arbeidsomstandigheden in de textielsector in Vietnam te verbeteren. In Zuid Afrika is een Leerstoel Drinkwater tot stand gebracht, die publieke en private kennis op dit gebied bevordert. Tevens wordt de ontwikkeling van een water treatment plant ondersteund in de haven van Saldanha (o.a. haalbaarheidsstudie).

Appreciatie voortgang uitfasering

In het beleid voor uitfasering van de OS-programma’s in de partnerlanden waarmee Nederland de bilaterale ontwikkelingssamenwerking beëindigt, is sprake van een gedegen aanpak. De uitfasering is onomkeerbaar, maar gebeurt op verantwoorde wijze. Nederland neemt zijn verantwoordelijkheid door voldoende middelen beschikbaar te stellen zodat programma’s niet abrupt worden afgebroken. Maar tegelijkertijd wil ik de uitfasering niet oprekken. Uit de financiële gegevens blijkt dat dit ook niet gebeurt; eind volgend jaar is het merendeel van de uitgaven voor de exit-landen geschied (96%).

In mijn eerdere brief aan de Kamer concludeerde ik reeds dat de factoren die van belang zijn voor een succesvolle uitfasering goed terugkomen in de door mij ontvangen voorstellen voor afbouw. In de uitvoering van de plannen stel ik een hoge mate van zorgvuldigheid vast. Verplichtingen en gedane toezeggingen worden gerespecteerd. Ambassades ondersteunen partners bij het vinden van alternatieve financiering. Dat lukt regelmatig, maar niet altijd. Nederland heeft de inspanningsverplichting behorend bij een verantwoord exit-beleid op zich genomen.

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen

BIJLAGE 1 FINANCIËLE MIDDELEN UITFASERING EXIT- EN TRANSITIELANDEN: 2011–2015

Memorie van Toelichting, 2013

Exit-landen

2011

2012

2013

2014

2015

Bolivia

37 432 000

33 773 000

14 674 000

5 633 000

0

Burkina Faso

38 668 000

32 186 000

30 400 000

0

0

Congo, DRC

4 163 000

2 828 000

1 000 000

1 000 000

1 000 000

Egypte

6 393 000

6 441 000

3 966 000

128 000

0

Georgië

224 000

137 000

0

0

0

Guatemala

12 736 000

4 302 000

2 554 000

664 000

0

Kosovo

746 000

1 491 000

550 000

50 000

0

Moldavië

2 840 000

0

0

0

0

Mongolië

4 407 000

2 870 000

611 000

0

0

Nicaragua

14 787 000

9 642 000

4 283 000

0

0

Pakistan

17 727 000

24 342 000

18 510 000

12 690 000

0

Senegal

19 259 000

12 175 000

8 775 000

422 000

0

Soedan

37 489 000

8 603 000

5 000 000

0

0

Suriname1

33 318 000

16 237 000

7 966 000

1 960 000

1 960 000

Tanzania

47 867 000

25 394 000

11 773 000

0

0

Zambia

14 628 000

14 434 000

13 569 000

0

0

Totaal

292 684 000

194 855 000

123 631 000

22 547 000

2 960 000

Transitie

         

Colombia

14 309 000

11 168 000

7 973 000

1 604 000

0

Vietnam

13 700 000

8 800 000

1 000 000

0

0

Zuid Afrika

21 012 000

15 280 000

5 583 000

2 400 000

0

Totaal2

49 021 000

35 248 000

14 556 000

4 004 000

0

X Noot
1

Betalingen opgeschort

X Noot
2

Excl. Transitiefaciliteit

BIJLAGE 2 UITFASERING BILATERALE OS PER EXIT-LAND

Stand van Zaken – Afrika

Burkina Faso

Uitfasering bilateraal OS programma in Burkina Faso ligt op koers. Tijdens een ceremonie op 21 juni jl. werden het onderwijs- en gezondheidsprogramma voor 2012–2013 overgedragen aan UNICEF. Inhoudelijke monitoring zal door het departement in Den Haag worden verzorgd. Er bestond enige zorg dat met het vertrek van Nederland financiering van deze sectoren problematisch zou worden, maar dit blijkt niet het geval. Via het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) komt voor de periode 2013–2017 in totaal EUR 36 mln. ter beschikking voor gezondheidszorg, terwijl Luxemburg in overleg met Nederland en Burkina Faso voor 2014–2015 een bedrag van EUR 15 mln. aan onderwijs zal besteden. Met deze bijdragen wordt het vertrek van Nederland opgevangen.

DRC – Democratische Republiek Congo

De uitfasering van de steun aan DRC verloopt volgens plan en zal in 2013 volledig zijn afgerond. De uitvoering van de motie El Fassed6, EUR 1 miljoen per jaar voor gender activiteiten in de DRC, loopt tot en met 2015.

Wat betreft uitgaven met centrale middelen van het departement ligt de focus op stabilisatie van het oosten van de DRC. Vanuit het stabiliteitsfonds zal nog steun gegeven worden aan een tweede fase van de stabilisatiestrategie (in samenwerking met de VN) van oostelijk Congo. Ook worden vanuit het stabiliteitsfonds een project ter bevordering van legale conflict-vrije handel van tin-mineralen, alsook een project gericht op het versterken van de Sexual Violence Unit en de Stabilisation Support Unit van MONUSCO ondersteund. Nederland zal eveneens blijven bijdragen aan de VN-vredesmacht MONUSCO.

In het kader van de regionale benadering voor de Grote Meren-regio zullen in de DRC nog verschillende activiteiten ondersteund worden die van regionaal belang zijn. Daarnaast blijven centrale middelen beschikbaar voor humanitaire hulp en vanuit het mensenrechtenfonds. Overige activiteiten met Nederlandse steun zijn financiering van de verschillende internationale hulporganisaties die actief zijn (middels MFS-middelen) in de DRC. Het bedrijfsleveninstrumentarium kan tevens ingezet kan worden om het bedrijfsleven te stimuleren actief te zijn in de DRC.

Senegal

De exit in Senegal verloopt goed. Het milieu-programma in Senegal richtte zich de afgelopen jaren op versterking van het overheidsbeleid voor het verbeteren van het duurzaam beheer van savannes, bossen, biodiversiteit, mariene ecologie en een schone leefomgeving. De EU is geïnteresseerd om het milieuprogramma over te nemen. Ter ondersteuning van de overdracht is de Nederlandse themadeskundige van de ambassade in Dakar voor 2 jaar bij de EU gedetacheerd. De EU Delegatie heeft recent besloten sectorsteun voor milieu te verstrekken, waarmee de Nederlandse en EU programma’s gedurende het jaar steeds meer op elkaar aansluiten. In het kader van de Nederlandse inzet binnen het speerpunt water op grensoverschrijdend stroomgebiedbeheer ter vermindering van internationale spanningen rondom concurrerend watergebruik, wordt een bijdrage uit centrale middelen voorbereid aan het beheer van de Senegalrivier via de Organisation pour la Mise en Valeur du Fleuve Senegal (OMVS). Daarnaast ondersteunt de ambassade NGO-partners bij het vinden van (institutionele) financiering. De uitfasering zal zijn afgerond in 2014.

Soedan

De OS-portfolio van Zuid-Sudan werd per juni 2012 in uitvoering genomen door de nieuwe ambassade in Juba. De uitfasering van de resterende OS-steun in Sudan verloopt sneller dan verwacht en zal grotendeels eind 2013 zijn afgerond.

Een groot gedeelte van de resterende activiteiten in Sudan is gericht op activiteiten in Darfur, Abyei, South Kordofan en Blue Nile. Gezien de verslechterde veiligheidssituatie in deze gebieden sinds vorig jaar, is de uitvoering van deze activiteiten gestagneerd of opgeschort. Als gevolg hiervan is een aantal activiteiten vroegtijdig afgesloten. Humanitaire fondsen bedragen dit jaar ca. EUR 5 mln. voor Sudan. Deze worden grotendeels via het gemeenschappelijke humanitair fonds van de VN besteed.

Tanzania

In Tanzania is erop ingezet de uitfasering van de Nederlandse bijdrage aan sectorale programma’s, die samen met andere donoren worden gefinancierd, te laten samenvallen met einde van strategische planningsperiodes of gezamenlijke heroverweging van de samenwerking door betrokken donoren en overheid. Hiermee verloopt de Nederlandse uitfasering en overdracht relatief soepel. Enkele andere, vooral niet gouvernementele partijen (o.a. Foundation for Civil Society, REPOA, SNV) hebben nieuwe partners en financiering gevonden.

Nederlandse staat bij de financiële, beleidsmatige, en technische afbouw in de sector gezondheid voor een grotere uitdaging. De relevante en succesvolle sector-brede financiering via een gezamenlijk (8 donoren) basket mechanisme zal voorlopig doorgaan. Tijdens de exit-fase wordt nauw samengewerkt met de overheid en de andere donoren. Wat betreft de Nederlandse investering in systeem versterking (Monitoring en Evaluatie) vindt er overleg plaats met het Center of Disease Control (CDC) om de Nederlandse beleidstechnische rol over te nemen. Het innovatieve SRGR-HIV programma gericht op vooral de private en publieke sector en uitgevoerd door Population Services International zal vanaf 2014 gesteund worden door KfW en mogelijk USAID.

Zambia

In Zambia neemt, mede dankzij sterke economische groei, de afhankelijkheid van donoren af. De Nederlandse ambassade maakt goede voortgang met het verantwoordelijk uitfaseren van het OS-programma aan de hand van de exit-strategie. Het vertrek van Nederland uit de onderwijssector wordt ondervangen door terugkeer DfID en de beslissing van JICA om deels over te gaan op sectorsteun. Een nieuwe GPE allocatie is in voorbereiding. DfID heeft van Nederland de rol van beheerder (supervising entitiy) voor GPE overgenomen van Nederland. De Nederlandse co-lead rol werd al overgenomen door UNICEF per januari 2012. Een oud ambassade-medewerker versterkt inmiddels de gelederen van UNICEF, waardoor kennis en ervaring voor de sector is behouden. De Nederlandse steun voor hoger onderwijs blijft via het hoger onderwijsprogramma NICHE beschikbaar in Zambia na sluiting post. Het aandeel van de onderwijssector in de Zambiaanse begroting groeit op de middellange termijn met enkele procenten.

De relatief lage bijdrage voor het HIV/Aids programma van CHAZ, de kerkelijke overkoepelende organisatie van gezondheidscentra, loopt door tot eind 2013. Nederland blijft actief in de sector d.m.v. het regionale programma voor de bestrijding van HIV/Aids.

Finland en het Verenigd Koninkrijk hebben de trekkersrol van Nederland binnen de programma’s ter verbetering van het ondernemingsklimaat in Zambia, al overgenomen. Binnen de sector goed bestuur zullen 11 donoren actief blijven na het Nederlandse vertrek.

Zuid-Afrika

In Zuid Afrika vordert de, de facto al vanaf 2008 ingezette, uitfasering gestaag: de laatste bilaterale activiteiten eindigen in 2013. Zuid Afrika komt in aanmerking voor de Transitiefaciliteit waarbinnen de aandacht vooral uitgaat naar economische ontwikkeling, in het bijzonder van de private sector. Bestendiging van de Nederlandse inzet vereist voortdurend maatwerk. Zo wordt de financiering van HIV/Aids activiteiten voortgezet door middel van het regionale HIV/Aidsprogramma voor Zuidelijk Afrika.

Stand van Zaken – Latijns Amerika

Bolivia

De uitvoering van de exit strategie is voor het overgrote deel op schema. Er is veel contact met andere donoren en de overheid om financiering van lopende activiteiten te verzekeren. Vanwege de korte planningshorizon van donoren en overheid is het in een aantal gevallen nog te vroeg voor harde en realistische toezegging. Duurzame overdracht van activiteiten naar andere donoren wordt bemoeilijkt wanneer meerdere donoren zich terugtrekken. Een voorbeeld is financiering door een basket van verschillende donoren van het Plurinationale Verkiezingsorgaan. Van de belangrijkste drie donoren trekken Nederland en Canada zich terug. Mogelijke voortzetting van ondersteuning door PNUD (Programa de las Naciones Unidas para el Desarrollo) zal deze aderlating niet volledig kunnen opvangen.

Het Ministerie van Onderwijs heeft in een vergadering met de donoren aangegeven het financiële gat dat vanaf 2015 zal vallen, als de basketfinanciering wegvalt, te dichten. Hoe realistisch die plannen zijn zal nog moeten blijken. Het gaat o.a. om het onderhandelen over een hogere bijdrage van het Ministerie van Financiën ten behoeve van onderwijs, een bijdrage van lokale overheden (departementen en gemeenten) en financiering van andere donoren. De Interamerikaanse Ontwikkelingsbank zal een financiering geven van USD 20 miljoen voor voornamelijk infrastructuur voor technisch onderwijs. Ook gaat het Ministerie van Onderwijs er van uit dat vanaf 2015 de belangrijkste investeringen voor het invoeren van de nieuwe onderwijswet hun beslag hebben gekregen. De financieringsbehoefte zal dan afnemen.

Het meer dan 15 jaar lopende programma met de organisatie van nationaal parkbeheer en de institutionele ondersteuning van het vice-ministerie van Milieu zijn overgedragen aan de EU en Denemarken. Het waterbeheer programma is overgedragen aan KfW en EU. In de begrotingssteun van de EU is het nationaal instituut voor parkbeheer expliciet opgenomen. De EU overweegt om binnen 3 jaar de drie huidige sectorsteunprogramma’s (water, waterbeheer en biodiversiteit) te integreren in een enkele sector-brede steun via het Ministerie van Milieu en Water. Hoewel het vice-ministerie van Milieu hier deel van zal uitmaken, zijn er geen donoren die de steun van Nederland zullen overnemen.

Een positief effect van de uitfasering is dat de Boliviaanse overheid 60 nieuwe vaste werkplekken zal financieren. Deze werden tot nog toe gesubsidieerd door donoren. Het gaat om 40 functionarissen voor het Nationale Natuurparken Instituut en 20 voor het vice-ministerie Water en Irrigatie. Er zijn al 50 plaatsen ingevuld. Het programma Vivir con el Agua («Leven met de rivier») in het Beni gebied wordt in 2013 overgedragen aan België. Lokale partners stellen hun plannen bij.

Aanpassing van plannen geldt ook voor enkele NGOs die moeten overschakelen van Nederlandse institutionele ondersteuning naar een programmatische ondersteuning door een nieuwe donor. Voorbeeld is institutionele ondersteuning door Nederland van het onderzoeksinstituut PIEB (El Programa de Investigación Estratégica en Bolivia). Andere donoren zijn slechts geïnteresseerd in specifieke onderzoeken van dit instituut. Hierdoor zal het karakter van PIEB veranderen.

Colombia

De uitvoering van de exit strategie is voor het overgrote deel op schema. De ambassade onderhoudt contacten met andere donoren en de overheid om de financiering van activiteiten voort te zetten. Het milieu-sectorprogramma wordt afgebouwd (tot 2015), waarna het Milieuministerie de verantwoordelijkheid op zich neemt. Duitsland is nu de belangrijkste donor op het gebied van milieu en parkbeheer.

De interne reorganisatie van het Ministerie en de hoge wisseling van bewindslieden lijkt niet te wijzen op veel prioriteit voor milieu, in het bijzonder nu het vredesproces alle aandacht opeist. OS-programma’s vinden in aangepaste vorm een voortzetting binnen de Transitiefaciliteit. Hierin zijn ze meer gelieerd zijn aan het Nederlandse bedrijfsleven, zoals waterbeheer, agrofood en tuinbouw, biomassa en afvalbeheer, klimaat en energie. Op deze manier vindt een natuurlijke overgang plaats naar meer gelijkwaardige samenwerking, waarbij ook het milieuministerie een van de betrokken en begunstigde partijen is. Omdat andere donoren minder fondsen voor Colombia beschikbaar stellen, loopt de steun aan NGO’s over de hele linie terug. De ambassade schakelt over van financiële steun aan partner NGO’s naar politieke steun en betrekt hen waar mogelijk bij de transitie. Ook blijft Colombia in aanmerking komen voor de PPP-faciliteiten voor water en voedselzekerheid.

Guatemala

In algemene zin verloopt de uitfasering in Guatemala volgens plan. De uitfasering op de thema's goed bestuur justitie, veiligheid en wederopbouw is momenteel op schema. Er is veelvuldig contact met de Guatemalteekse autoriteiten en andere donoren om Nederlandse activiteiten over te nemen. Naar verwachting neemt Zweden het programma ter ondersteuning van het Guatemalteekse Openbaar Ministerie (OM) over. Nederland is tevens in gesprek met donoren over het thema milieu, dat grotendeels afloopt in 2012, en gender (één activiteit).

Een complicerende factor daarbij is het feit dat donoren hun aanwezigheid in Guatemala en Midden-Amerika heroverwegen of momenteel werken aan een nieuwe meerjarenstrategie voor de Midden-Amerikaanse regio. Andere donoren zullen activiteiten beperkt overnemen. Nederland blijft echter de ondersteuning van programma's in Guatemala voortzetten via het regionale Midden Amerika Programma (MAP) ter bevordering van veiligheid, stabiliteit, rechtszekerheid en mensenrechten. Zo blijft Nederland bijvoorbeeld het goede werk van de VN-Commissie tegen Straffeloosheid (CICIG) via het MAP financieren. Voor wat betreft economische samenwerking kunnen Nederlandse ondernemers een blijvend beroep doen op de bedrijfsleveninstrumenten. Een nieuw te benoemen Honorair Consul zal na sluiting van de ambassade 930 juni 2013) een belangrijk aanspreekpunt zijn voor Nederlanders en het bedrijfsleven in Guatemala.

Rondom de uitfasering organiseert de ambassade een aantal «public diplomacy»-activiteiten om de resultaten en geleerde lessen van de jarenlange ontwikkelingssamenwerking met Guatemalteekse en internationale partners te delen.

Nicaragua

Het min of meer gelijktijdige vertrek uit Nicaragua van zeven bilaterale donoren heeft met name consequenties voor de gezondheidssector. Nederland heeft in Nicaragua jarenlang een leidende rol gespeeld in deze sector, zowel m.b.t. het harmonisatie en alignment proces als het op de kaart houden van SRGR-onderwerpen, waaronder therapeutische abortus, dat nog strafbaar is. De belangrijkste steun voor de gezondheidssector, die bestond uit een mix van bilaterale en multilaterale donoren, is nu beperkt tot Wereldbank en IDB, aangevuld met technische assistentie van enkele VN-instellingen. Van de EU-lidstaten zijn alleen nog Luxemburg (beperkte bijdrage voor de komende 3 jaar), Spanje (ongewisse financiële situatie) en Finland (reductie van bijdrage en in afbouw) nog actief. Geen van deze landen is bereid c.q. in staat weggevallen financiering over te nemen.

Deze sterke afname van donorbijdragen geeft de Nicaraguaanse overheid weinig tijd en ruimte om de gaten in de gezondheidsbegroting aan te vullen. Het risico van kapitaalvernietiging is aanwezig.

Bij wijze van overdracht onderneemt de ambassade verschillende activiteiten in samenwerking met Nederlandse en Nicaraguaanse partners om de resultaten en geleerde lessen van ruim 30 jaar bilaterale ontwikkelingssamenwerking te documenteren en te delen.

Suriname

In Suriname worden de ODA-middelen langs verschillende kanalen uitgegeven. Het grootste gedeelte (90%) betrof de zogeheten verdragsmiddelen die zullen worden uitgefaseerd. Naar aanleiding van de aanname van de Amnestiewet in Suriname op 4 april 2012 heeft Nederland de Verdragsmiddelen opgeschort. Dit houdt in dat er noch committeringen noch betalingen plaatsvinden op activiteiten die uit de Verdragsmiddelen worden gefinancierd. Het saldo van de Verdragsmiddelen is ca. EUR 20 mln. Beperkte ODA-middelen blijven beschikbaar, onder andere voor programma’s gefinancierd uit «Cultuur, Sport en Ontwikkeling» en milieu, water en klimaat. Daarnaast is een beleidskader voor de opvolging van de Twinning faciliteit in voorbereiding.

Stand van Zaken – Azië

Bhutan [geen ex-partnerland]

De uitfasering van de Algemene Begrotingssteun (EUR 10 miljoen; 2008–2013) aan Bhutan is vrijwel voltooid. Er is goedkeuring gegeven voor betaling van de laatste tranche ad EUR 2 miljoen. Met deze begrotingssteun is bijgedragen aan het democratiseringsproces dat zich in Bhutan voltrekt.

Mongolië

De uitvoering ligt op koers. In 2012 zullen 5 van de 6 nog lopende programma’s worden afgerond. De uitzondering is het programma van de Asia Foundation genaamd Engaging Stakeholders for Environmental Conservation. Dat loopt door tot medio 2013. De economische ontwikkelingen waaronder die van de mijnbouwsector vormen een duurzaamheidsrisico.

KFW en AusAID zijn, naast Swiss Development Cooperation, nieuwe donoren in de milieusector in Mongolië. Naar verwachting zullen zij samen met UNDP, ADB en GEF een aantal van de belangrijkste activiteiten steunen die voorheen door Nederland gefinancierd werden. Het betreft Hustai National Park, Sustainable Land Management Project, Environmental Governance Project en het Strategic Environmental Assessment.Het Wereldbank-kantoor in Ulanbaatar zal de uitvoering van het Environmental Action Plan (NEAP) blijven monitoren.

Pakistan

De uitfasering wordt uitgevoerd conform de planning.  Eind 2013 zullen een kleine 20 contracten administratief zijn afgesloten. Daarmee zal het Nederlandse bilaterale OS-programma zijn teruggebracht naar zeven contractuele verplichtingen. Een aantal vervolgactiviteiten van succesvolle projecten zullen worden voortgezet met financiële steun van andere donoren. Overleg over additionele financiële steun voor de onderwijssector in Sindh (USD 66 miljoen) en Balochistan (USD 34 miljoen) via het Global Partnership for Education (GPE) is positief verlopen. In 2013 zal GPE steun voor Sindh worden geconcretiseerd. Extra steun voor Balochistan is onzeker omdat geen van de (weinige) donoren werkzaam in deze Provincie bereid lijkt te zijn om het beheer op zich te nemen. De uitgaven voor Pakistan in 2014 (zie tabel 1) betreffen uitgaven ten behoeve van onderwijs.

Een aantal goed bestuur projecten loopt door dankzij financiering van andere donoren (verkiezingen, versterking parlement en UN Women). Pakistan Wetlands wordt voor een deel opgevolgd met financiering van DfID en het Indus for All programma wordt naar verwachting opgevolgd door de EU en de Wereldbank. Het nieuwe programma vrede veiligheid en stabiliteit (VVS) en het mensenrechtenprogramma is gestart.

Vietnam

De overgang van een ODA-gefinancierde naar een economische relatie is vergevorderd. De uitfasering van de gedelegeerde OS in transitieland Vietnam is vrijwel voltooid. De Vietnam Relay Facility (VRF) heeft hieraan bijgedragen. Sinds 2012 is de Transitiefaciliteit operationeel. Deze bouwt deels voort op de ervaringen die met de VRF zijn opgedaan. Het gebruik van middelen uit de Transitiefaciliteit vormt een integraal onderdeel van de inzet ter versterking van de economische betrekkingen met Vietnam.

Stand van Zaken – Europa

Georgië

De exit in Georgië verloopt goed. De exit is reeds in vroeg stadium besproken met zowel overheid als maatschappelijk middenveld. Er is begrip voor het Nederlands besluit; de effecten zijn zeer beperkt. De Georgische overheid zet nu in op een bredere, gelijkwaardige relatie met Nederland. Het uitfaseren verloopt nog steeds volgens planning; alle betalingen zijn gedaan in 2012, administratief is in 2014 alles gesloten.

Kosovo

De exit in Kosovo verloopt goed en volgens schema. Gedurende 2013 zal het laatste bilaterale OS-project aflopen. De Kosovaarse overheid is erkentelijk voor alles wat Nederland tot dusverre voor Kosovo heeft gedaan en dat Nederland via andere kanalen betrokken zal blijven bij de ontwikkeling van het land.

Moldavië

Succesvolle implementatie van de projectenportefeuille toont dat in Moldavië de hervormingsagenda, in de sectoren waarin Nederland actief was, op schema ligt. Voor de exit strategie, die geheel samenvalt met de reguliere (op korte termijn) afronding van alle lopende projecten, is geen beroep gedaan op additionele personele/financiële middelen en/of compenserende maatregelen.

Stand van Zaken – Noord-Afrika en Midden Oosten

Egypte

De uitfasering van het oorspronkelijke bilaterale ontwikkelingsprogramma voor Egypte is goed op weg, al zorgt de huidige situatie – bijvoorbeeld steeds wisselende ministers en ambtenaren – wel voor vertraging. Dit heeft voor een klein aantal waterprojecten geleid tot de beslissing voortijdig te stoppen. Tegelijkertijd wordt er voldoende voortgang geboekt bij het opstarten van de Water Mondiaal samenwerking met Egypte, dat voortbouwt op de decennia lange samenwerking in topsectoren water en landbouw.

Van de meeste projecten op het gebied van gender zijn de resultaten verduurzaamd en ingebed. Sommige zijn voortijdig gestopt of hebben verlenging gekregen tot 2014 omdat zij vertraging opliepen door onzekerheid over de continuïteit van beleid of instabiliteit in het veld. Een aantal activiteiten op het gebied van mensenrechten en gendergelijkheid zal worden voortgezet ter ondersteuning van de democratische transitie.


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–12, 32 605, nr. 59, 60 en 63

X Noot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 250, nr. 56

X Noot
3

Dit betreft uitgaven van activiteiten onder verantwoordelijkheid van ambassades.

X Noot
4

GPE bijdragen gelden voor een 3-jarige periode: 2013–2015.

X Noot
5

Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–12, 32 605, nr. 66

X Noot
6

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 605, nr. 35

Naar boven