Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 september 2014
Op 12 augustus 2014 is in het Publicatieblad van de Europese Unie Uitvoeringsverordening
869/2014/EU over nieuwe spoorvervoersdiensten voor passagiers gepubliceerd. Deze verordening
biedt een transparant kader, geharmoniseerd op Europees niveau, waarbinnen nieuwe
diensten voor internationaal personenvervoer per spoor mogen en moeten worden toegelaten1.
Op 11 juli jl. heeft het daartoe bevoegde comité ingestemd met het voorstel van de
Europese Commissie voor deze uitvoeringsverordening. Nederland heeft in het comité
met name geijverd voor de mogelijkheid van het kunnen gebruiken van drempelwaarden
door de toezichthouder bij het toetsen van concrete gevallen. Nadat aan deze wens
gehoor is gegeven, heeft ook Nederland kunnen instemmen met het voorstel van de Europese
Commissie.
In mijn brief van 4 maart 2014 (Kamerstuk 32 376 nr. 42) heb ik reeds verwezen naar deze destijds in voorbereiding zijnde uitvoeringsverordening
op Europees niveau.
De uitvoeringsverordening is rechtstreeks werkend voor alle lidstaten en van toepassing
vanaf 16 juni 2015 (zijnde de uiterste datum van omzetting van de richtlijn herschikking
eerste spoorpakket 2012/34/EU). Deze verordening vervangt het huidige Besluit Liberaliseringsrichtlijn
(Stb. 2012, 271).
De Uitvoeringsverordening geeft een procedureel en inhoudelijk kader aan waarbinnen
de toezichthouder (ACM) kan toetsen of een nieuwe dienst voor internationaal personenvervoer
per spoor voldoet aan de criteria van de richtlijn «hoofddoel internationaal vervoer»
en «niet verstoren van het economisch evenwicht van het openbare dienstcontract».
Bij de inhoudelijke toetsing kan de toezichthouder gebruik maken van door de toezichthouder
vooraf vast te stellen drempelwaarden. Deze drempelwaarden betreffen bijvoorbeeld
het aandeel van internationale reizigers of de financiële impact op de hoofdrailnetconcessie
van een nieuwe internationale vervoersdienst. Drempelwaarden kunnen niet geïsoleerd
worden toegepast maar alleen in een breder kader van afwegingscriteria.
Verder is het volgende relevant ter voorkoming van oneigenlijke concurrentie («cherry
picking») tussen de vervoersconcessie hoofdrailnet en daarmee concurrerende diensten:
-
– Bij de herziening van het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur
zal ik nagaan op welke wijze ProRail kan omgaan met conflicterende aanvragen voor
grensoverschrijdend (hogesnelheids-)vervoer (Kamerstuk 29 984, nr. 436);
-
– In het wetsvoorstel betreffende de implementatie van de richtlijn herschikking van
het eerste spoorpakket (Kamerstuk 33 965, nrs. 2–3) is een wijziging van de Wet personenvervoer 2000 (nieuw artikel 19b) opgenomen.
Op grond hiervan kan aan nieuwe diensten voor internationaal personenvervoer per spoor
een (compenserende) heffing worden opgelegd aan vervoerders die geen vervoerconcessie
hebben. De heffing dient dan ter compensatie voor de concessieverlenende overheid
voor de mogelijke (financiële) impact op de concessie van deze nieuwe internationale
spoorvervoersdiensten.
In combinatie met de nu gepubliceerde uitvoeringsverordening bevatten deze maatregelen
voldoende waarborgen om internationale personenvervoersdiensten die zijn opgenomen
in de vervoersconcessie voor het hoofdrailnet te beschermen tegen oneigenlijke concurrentie
door concurrerende vervoerders.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
W.J. Mansveld