Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 februari 2014
Bij brief van 5 september 2013 (Kamerstuk 32 376 nr. 40) heeft het kabinet uw Kamer geïnformeerd over het Uitvoeringsbesluit van de Europese
Commissie van 18 juli 2013 over de liberalisering van het internationaal personenvervoer.
Het kabinet heeft in deze brief aangekondigd dat Nederland bij het Hof van Justitie
van de Europese Unie in beroep zal gaan tegen het besluit. In het beroep is aangevoerd
dat de Liberaliseringsrichtlijn geen grondslag biedt voor het besluit van de Commissie.
Voor zover de Commissie bezwaren heeft tegen de Nederlandse regeling had zij een inbreukprocedure
moeten opstarten. Voor een verdere toelichting op het beroep verwijs ik u naar de
brief van 5 september 2013.
Het is gebleken dat het Nederlandse verzoekschrift te laat is ingediend bij het Gerecht
van de EU. Overschrijding van de beroepstermijn is het gevolg van het feit dat voor
de opstelling en indiening van het verweerschrift de gehele veronderstelde termijn
is gebruikt. Op de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de EU is per abuis
een onjuiste datum van ontvangst gestempeld op het besluit van de Commissie. Het besluit
werd op vrijdag 19 juli 2013 aan het eind van de werkdag aan de balie van de PV EU
afgegeven en is op maandagochtend 22 juli 2013 bij aanvang van de werkzaamheden abusievelijk
van een stempel voorzien met die datum. Voorts is de gehele veronderstelde termijn
gebruikt, waardoor Nederland het verweerschrift te laat heeft ingediend. Op grond
hiervan voert de Commissie niet-ontvankelijkheid van het verzoekschrift aan. Het Gerecht
kan niet anders dan overeenkomstig te besluiten. Het verder voortzetten van de lopende
procedure heeft daarom geen zin. In een spoedoverleg met de Europese Commissie is
de ontstane situatie besproken en is de Nederlandse inzet in het geschil nogmaals
onder de aandacht gebracht.
Het kabinet betreurt de gang van zaken. Er is uitgebreid nagegaan hoe dit heeft kunnen
gebeuren en er zijn maatregelen genomen ter voorkoming van een herhaling van deze
fout.
Het besluit van de Commissie van 19 juli 2013 is definitief geworden. De gevolgen
hiervan zijn eerder beschreven in de brief van 5 september 2013. Kortheidshalve verwijs
ik u hiernaar.
Nederland blijft van mening dat de Commissie een onrechtmatig besluit heeft genomen.
Met het indienen van het beroepschrift is dit politiek signaal duidelijk afgegeven.
Het kabinet verkent thans de resterende mogelijkheden om de door Nederland in haar
verzoekschrift aangevoerde bezwaren tegen het Besluit van de Commissie verder te brengen.
In ieder geval blijft Nederland met de Commissie in gesprek over de bevoegdheid en
zal, indien een vergelijkbare situatie zich voordoet, de bezwaren alsnog ook in rechte
aankaarten. Ook zullen de Nederlandse bezwaren met de andere lidstaten worden gedeeld.
De Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur & Milieu, F.C.G.M. Timmermans