32 372 Wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met de implementatie van Europese regelgeving op het gebied van het op de markt brengen en het duurzame gebruik van gewasbeschermingsmiddelen

Nr. 85 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 december 2011

Op 22 december 2011 spreek ik met de leden van de vaste kamercommissie voor EL&I over het ganzenproblematiek en jachtpraktijken. Ter voorbereiding van dat algemeen overleg zend ik u deze brief met mijn visie over de wijze waarop de uitoefening van de jacht in Nederland geregeld zou moeten worden.

Kwetsbare dieren moeten worden beschermd. Daarin voorziet de huidige wetgeving, evenals het aangekondigde wetsvoorstel natuur. De recente incidenten tonen eens te meer het belang van wettelijke bescherming aan, ook waar het gaat om uitoefening van de jacht.

De jacht op in het wild levende dieren moet altijd voldoen aan het uitgangspunt van verstandig en duurzaam gebruik. Dit zorgt voor een maatschappelijk en ecologisch aanvaardbare uitoefening van de jacht. In de Flora- en faunawet is het uitgangspunt uitgewerkt in de voorwaarde dat de jachthouder moet doen wat een goed jachthouder betaamt en dat hij in zijn veld een redelijke wildstand moet behouden. De Flora- en faunawet bevat voorts beperkingen van het jachtseizoen en voorschriften voor de uitoefening van de jacht.

Ik wil dat het principe van verstandig en duurzaam gebruik in de jacht ook op het niveau van de streek wordt georganiseerd. Voor het beheer van de natuur en het landelijk gebied is namelijk de belangrijkste rol weggelegd voor de inwoners van de streek zelf. Zij voelen zich het meest betrokken en verantwoordelijk voor hun directe leefomgeving. Dat is voor mij een drijfveer om het natuurbeleid te decentraliseren. Ik wil dat die regionale betrokkenheid en verantwoordelijkheid ook in de jacht tot uiting komt.

De jacht heeft immers gevolgen voor de gehele streek en niet alleen voor de individuele jachthouder. In het wild levende dieren houden zich niet aan de grenzen van een jachtveld. Aan de ene kant kan de jacht het ontstaan van schade en overlast in de streek verminderen en aan de andere kan de jacht invloed hebben voor de ecologische draagkracht van populaties wilde dieren in de streek. Oogsten uit de natuur in het kader van de jacht kan pas aan de orde zijn als rekening wordt gehouden met deze gevolgen van de jacht.

Met het oog op het voorgaande ben ik voornemens om de volgende maatregelen voor te stellen. Een planmatige aanpak moet de spil worden van de verantwoorde en verstandige uitoefening van de jacht door de jachthouder, ten dienste van de belangen van de grondgebruiker en het faunabeheer. De uitoefening van de jacht moet zijn basis vinden in lokale plannen en jachthouders moeten zich niet kunnen ontrekken aan de samenwerkingsverbanden in de streek. Dit zal de sociale controle bevorderen. Deze maatregelen zal ik een plek geven in het wetsvoorstel natuur, dat naar verwachting in de lente van 2012 ingediend zal worden bij Uw Kamer.

Voor de invulling van deze maatregelen richt ik mij op de bestaande structuren voor de uitvoering van jacht, bestrijding van schadelijke dieren en beheer van populaties. Jachthouders, grondgebruikers en maatschappelijke organisaties werken op het gebied van faunabeheer thans al samen in faunabeheereenheden en wildbeheereenheden. In de wildbeheereenheden zijn de kennis en ervaring van individuele jachthouders op lokaal niveau gebundeld. Een faunabeheereenheid is het regionaal samenwerkingsverband tussen jacht(akte)houders, grondeigenaren, en natuurorganisaties dat verantwoordelijk is voor het opstellen van faunabeheerplannen, goed te keuren door provincies. Uit reacties die ik heb ontvangen van maatschappelijke organisaties op het consultatieontwerp van het wetsvoorstel natuur blijkt dat zij positief zijn over de werking van deze faunabeheereenheden en wildbeheereenheden.

Het zijn de mensen in de streek die uitvoering zullen moeten geven aan een regionale benadering van de jacht. Ik zal vooruitlopend op de maatregelen het gesprek aangaan de grote terreinbeherende organisaties, agrarische samenwerkingsverbanden en de wildbeheereenheden om te bevorderen dat in de praktijk al zoveel mogelijk op deze manier gewerkt gaat worden. Het zijn grondeigenaren als terreinbeherende organisaties en agrariërs die toestemming geven of op hun terrein gejaagd mag worden en zij kunnen als verhuurder van dat jachtrecht voorwaarden stellen aan de jachthouder.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Naar boven