32 336 Dierproeven

Nr. 5 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 april 2012

Op 8 december 2011 vond een Algemeen Overleg (AO) Dierproeven met uw Kamer plaats (Kamerstuk 30 168, nr. 35). In vervolg op dit overleg vond op 8 februari jl. een Voortgezet Algemeen Overleg (VAO) Dierproeven plaats (Handelingen II 2011/12, nr. 51, item 7, blz. 56–60). Hierin zijn vijf moties aangenomen. In deze brief wil ik ingaan op thema’s waarvan ik heb toegezegd u in het voorjaar 2012 nader te berichten. Daarnaast zal ik u de stand van zaken geven met betrekking tot de in het VAO aangenomen vijf moties.

Tot slot maak ik van de gelegenheid gebruik u de rapportage van ZonMw aan te bieden, die de organisatie op mijn verzoek heeft opgesteld en waarin de opbrengsten van de Dierproeven Begrensd onderzoeken in de periode 2001 tot en met 2011 zijn beschreven (bijlage 1). Voor de inhoud verwijs ik u kortheidshalve naar de rapportage.1

Toezegging uit het AO Dierproeven van 8 december 2011

De implementatie van de EU-richtlijn Dierproeven; het wetsvoorstel

In mijn brief van 28 december jl. (Kamerstuk 32 336, nr. 4) heb ik u medegedeeld het wetsvoorstel begin 2012 naar de Ministerraad te zullen sturen. Eerder deelde ik u eveneens mede diverse draagvlakbijeenkomsten met het veld te organiseren.

Draagvlak is in het kader van een zorgvuldige en bestendige implementatie van de richtlijn en de herziening van de Wet op de Dierproeven (WOD) belangrijk. De herziening is niet eenvoudig en vraagt tijd. Ik realiseer mij dat we al enige tijd bezig zijn, maar ik wil ook in de afrondende fase met het veld nog de juiste tijd en ruimte nemen. Bovendien vindt ook binnen de EU nog overleg plaats over nadere specificatie van de richtlijn. Momenteel ben ik bezig met de uitwerking van het conceptwetsvoorstel. Deze bespreek ik in mei voor een laatste maal met het veld. Daarna kan het wetsvoorstel definitief worden. Ik zal het vóór de zomer naar de MR sturen.

Monitoring

In de hiervoor genoemde brief van eind 2011 heb ik met betrekking tot het meten van resultaten aangegeven de Centrale Commissie Dierproeven (CCD) advies te zullen vragen over mogelijkheden die er zijn om – zonder een monitoringsysteem – toch inzicht in resultaten te krijgen. Ik heb dit op 25 januari 2012 gedaan. Op 15 maart jl. ontving ik het advies van de CCD. De commissie heeft hierin een aantal interessante ideeën neergelegd, die nadere aandacht en onderzoek verdienen. De CCD onderscheidt twee pijlers. Enerzijds, de pijler «dierproeven». Hiervoor zijn veel gegevens al voorhanden of redelijk makkelijk te benoemen. Het gaat hierin meer om de vraag hoe om te gaan met de (trend)analyse van de gegevens. Anderzijds betreft het de alternatieven voor dierproeven, in algemene zin en gerelateerd aan beleid(seffecten). Diverse mogelijkheden worden genoemd. Ik wil met de commissie praten over de vraag of de genoemde mogelijkheden voldoende inzicht gaan geven in de ontwikkelingen in brede zin op het gebied van alternatieven voor dierproeven (3V’s) en in de effecten van het uitgevoerde beleid. En daarnaast gaat het om de vraag of we het ook kunnen realiseren. Wanneer er voldoende duidelijkheid is over de waarde en de haalbaarheid van de implementatie van het advies, zal ik u nader informeren.

Ambassadeur alternatieven voor dierproeven

Het idee een ambassadeur alternatieven voor dierproeven aan te stellen onderzoek ik op dit moment. Ik heb in dit verband contact met het ministerie van Buitenlandse Zaken opgenomen, waar men bekend is met het fenomeen «ambassadeurschap», namelijk op het gebied van aids. Er is in de functie-uitoefening sprake van grote overeenkomst met wat de proefdierambassadeur kan doen. De oriëntatie en voorbereidingen worden voortgezet. Ik houd u op de hoogte.

Proeftuin topsectorgebied Life Sciences & Health (LSH)

Op 2 april jl. zijn de innovatiecontracten getekend. Onderzoek naar alternatieven voor dierproeven heeft een direct verband met de volgende roadmaps binnen LSH: «enabling technologies, pharmacotherapy, molecular diagnostics, regenerative medicine and nutrition». Het 3V beleid maakt onderdeel uit van het afwegingskader bij toekennen van projecten binnen deze roadmaps. Daarnaast is er een verbinding met andere topsectoren, zoals;»chemistry and agro-food» en de overkoepelende «ICT roadmap». Er zal speciale aandacht uitgaan naar het verbinden van de verschillende activiteiten op dit gebied en naar de implementatie van resultaten van de ene roadmap in de andere, aldus de regiegroep LSH.

Ik heb tijdens het AO met u gesproken over de mogelijkheden van een proeftuin voor dit dossier binnen het innovatiecontract LSH. Momenteel onderzoek ik met een aantal vertegenwoordigers van bedrijven, onderzoeksinstellingen en regelgevers de doelstelling en scope van zo’n proeftuin.

De aangenomen moties uit het VAO Dierproeven van 8 februari 2012

Motie 30 168, nr. 38

Naar aanleiding van voornoemde motie waarin de regering verzocht wordt er voor te zorgen dat Systematic Reviews (SR’s) net als in de reguliere wetenschap de norm worden voor onderzoek met proefdieren, kan ik u het volgende mededelen. Ik heb kennis genomen van de meerwaarde van SR als methodiek en van de stappen die in het kader van de implementatie voorgenomen zijn door het UMC Radboud. Het betreft het stimuleren van de uitvoering van SR’s, de ontwikkeling van tools en richtlijnen, de overdracht van kennis via onderwijs en (inter)nationale samenwerking. Ik zal het UMC Radboud, in mijn overleg met het veld, ondersteunen in deze implementatiestappen en in dit verband de contacten een vervolg (blijven) geven.

Motie 30 168, nr. 39

Hierin wordt de regering verzocht zorg te dragen voor gestructureerde dataopslag van het proefdieronderzoek in Nederland en voorstellen te doen voor de toegankelijkheid van deze data. Conform mijn toezegging aan u, heb ik inmiddels het Nationaal Kennis Centrum Alternatieven voor Dierproeven (NKCA) bij schrijven d.d. 7 maart jl. gevraagd voor mij relevante databanken te evalueren op het «voorzien in een behoefte en op inhoud en kwaliteit» en mij te adviseren over welke stappen in het perspectief van de uitvoering van de motie het meest geëigend (b)lijken. Het NKCA doet mij de evaluatie en het advies uiterlijk eind 2012 toekomen.

Motie 30 168, nr. 40

In de motie wordt de regering verzocht de registratie- en rapportageplicht ook op te leggen aan commerciële fokkers en handelaren in proefdieren. Naar aanleiding hiervan deel ik u mede dat op grond van de huidige regelgeving al vanaf 1978 een verplichting voor (alle) fokkers en handelaren bestaat (dus ook voor commerciële fokkers) om een registratie van dieren bij te houden. Alle fokkers leveren dezelfde gegevens aan de NVWA aan. Het in de motie gevraagde is dus al lange tijd geldende praktijk.

Motie 30 168, nr. 44

De regering wordt verzocht ervoor te zorgen dat het totaalverbod op dierproeven voor cosmeticaproducten en -ingrediënten per 2013 gehandhaafd blijft en de Kamer voor 1 april 2012 te informeren op welke wijze zij vorm geeft aan deze inzet en over de resultaten daarvan. Zoals ik herhaaldelijk heb aangegeven, ben ik tegen elke vorm van uitstel van het handelsverbod voor op dieren geteste ingrediënten voor cosmetica. Ik heb mij hier ook in Europa sterk voor gemaakt en ik heb via verschillende ambtelijke routes getracht medestanders te vinden. Recent nog heeft de Directeur Generaal Volksgezondheid van mijn ministerie het punt in Brussel aan de orde gesteld in een gesprek met DG Sanco. Ook op ander ambtelijk niveau is het in gesprekken aan de orde gesteld. Tot op dit moment is het resultaat van deze inspanning beperkt, maar ik zal blijven proberen andere lidstaten binnen de EU van mijn standpunt te overtuigen. Binnen de EU is echter duidelijk welke positie Nederland in zal nemen als enige vorm van uitstel voorgesteld wordt. In juni heb ik een onderhoud met de Nederlandse Cosmetica Vereniging (NCV).

Motie 30 168, nr. 45

Hierin wordt de regering gevraagd de 3V-bevorderende financieringsvoorwaarden voor dierexperimenteel onderzoek te verplichten bij alle onderzoeken die door de overheid gefinancierd worden. In het VAO heb ik u gezegd dit thema in bespreking te brengen in de Interdepartementale Werkgroep Alternatieven voor Dierproeven.

Dat gesprek is geëntameerd en is op dit moment nog gaande.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. I. Schippers


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven