32 317 JBZ-Raad

Nr. 53 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 12 mei 2011

De algemene commissie voor Immigratie en Asiel1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister voor Immigratie en Asiel over de brief van 4 mei 2011 inzake de geannoteerde agenda van de JBZ-raad van 12 mei 2011 (Kamerstuk 32 317, nr. 51).

Bij brief van 11 mei 2011 heeft de minister deze vragen beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Brinkman

De adjunct-griffier van de commissie,

Puts

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Algemeen

De vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie, de PVV-fractie, de D66-fractie en de GroenLinks-fractie komen hier onder aan de orde. Daarbij is zoveel mogelijk de indeling van de geannoteerde agenda gevolgd.

IT-systemen

De leden van de GroenLinks-fractie vragen in hoeverre het operationeel beheer van de genoemde IT-systemen zich verhoudt tot bestaande privacybepalingen. Waarom is precies voor Frankrijk gekozen als plaats waar huidige en toekomstige IT-systemen worden ontwikkeld? Heeft dit met het Franse privacystelsel te maken? In hoeverre heeft Nederland zicht op verwerking en gebruik van gegevens van Nederlandse burgers?

Zuidelijke nabuurschapsregio

De leden van de VVD-fractie kunnen instemmen met de lijn die de minister voorstaat. Deze leden zijn voorstander van een gecoördineerde Europese aanpak en hechten veel belang aan uitbreiding van de zogenaamde regional protection programs. Zij vragen de minister of hij meer informatie kan verschaffen over de toepassing van deze regional protection programs. Ten aanzien van het ter beschikking stellen van aanvullende financiële middelen vragen zij of de minister bereid is om Europese ontwikkelingsgelden beschikbaar te stellen.

De leden van de VVD-fractie vernemen graag zo spoedig mogelijk een inhoudelijke reactie van de minister op de Mededeling van de Europese Commissie. Deze leden vragen hoe de minister denkt dat het voorstel zal uitpakken om het mechanisme uit de richtlijn Tijdelijke Bescherming uit 2001, dat hand in hand zou moeten gaan met een Europees terug- en overnamebeleid en opvang en preventie in de landen van herkomst, te activeren. Zij vragen wat de minister vindt van de suggestie om de visumplicht tijdelijk opnieuw in te voeren.

De leden van de PVV-fractie wijzen er op dat Europa wordt geconfronteerd met een massale instroom van Afrikaanse vreemdelingen. Nu deze vreemdelingen door de Italiaanse overheid in het bezit zijn gesteld van een visum waarmee zij het Schengengebied in kunnen reizen, dient Nederland maatregelen te treffen om de komst van kansarme gelukszoekers naar ons land te verhinderen.

De Europese Commissie heeft op 4 mei 2011 in dit verband medegedeeld om op korte termijn een voorstel te doen voor een gecoördineerde en tijdelijke herinvoering van interne grenscontroles. Deze zouden alleen toegepast kunnen worden wanneer alle andere mogelijkheden zijn uitgeput.

Voornoemde leden willen dat de minister erkent dat de dreigende massale instroom van de bovengenoemde vreemdelingen het tot een dringende noodzaak maakt om weer over te gaan tot controles aan de Nederlandse grenzen. Ons land dient het voorbeeld te volgen van Frankrijk dat deze maatregel ook wenst in te stellen. De mogelijkheden om tot een dergelijke interne grenscontrole over te gaan moeten derhalve worden verruimd en de belemmeringen die de Schengenovereenkomst tegen deze controle opwerpt dienen opgeschort te worden. De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat de voornemens van de Europese Commissie een veel te beperkt karakter hebben en wensen derhalve dat de minister zich hard maakt voor een onmiddellijke herinvoering van controles aan onze nationale grenzen. Graag vernemen deze leden de reactie van de minister op dit punt.

De leden van de D66-fractie delen de opvatting dat een gecoördineerde Europese aanpak van migratie gewenst is. Zij hebben hiertoe reeds meerdere malen aangedrongen en gevraagd om daarin een actieve en opbouwende rol te vervullen. Deze leden stellen niettemin voorop dat dit Nederland op geen enkele wijze vrijwaart van haar individuele verantwoordelijkheid om waar nodig vluchtelingen op te vangen en een bijdrage te leveren aan opvang en bescherming van mensen die huis en haard achterlaten. De minister geeft aan in hoofdlijnen in te zullen stemmen met de inzet die de Europese Commissie ten aanzien van de Zuidelijke nabuurschapsregio voorstaat. Voornoemde leden hebben vernomen dat de Europese Commissie inmiddels haar mededeling over migratie aan de lidstaten kenbaar heeft gemaakt. Deze leden merken op dat zij tijdig kennis hadden willen nemen van het kabinetsstandpunt zodat zij in de gelegenheid waren gesteld daarop te reageren in dit schriftelijk overleg. Nu deze mogelijkheid niet is geboden, verzoeken deze leden met klem dat de minister de Kamer nog voor aanvang van de JBZ-Raad met onderbouwing informeert over zijn standpunt op alle door de Europese Commissie genoemde punten en over de wijze waarop de minister zijn standpunt in Europa zal uitdragen.

Voornoemde leden vragen de minister of hij, mede naar aanleiding van de voorstellen van de Europese Commissie, voornemens is om zelf voorstellen in te brengen. Zo ja, welke voorstellen zullen concreet worden gedaan?

De leden van de D66-fractie zijn bijzonder bezorgd over de grenscontroles die naar aanleiding van de visaverstrekking door Italië zijn ingesteld in enkele Europese landen. Deze leden zijn van mening dat de toestroom van vluchtelingen geen afbreuk kan doen aan het vrij verkeer van personen in Europa. Hoe staat de minister tegenover de voorstellen van de Italiaanse en Franse regeringsleiders om de Schengenafspraken te hervormen en de binnengrenzen onder nader te bepalen voorwaarden tijdelijk te kunnen sluiten? De Europese Commissie laat weten de mogelijkheden voor een mechanisme van interne grenscontroles te willen onderzoeken. Welke eisen stelt Nederland aan een dergelijk mechanisme? Hoe plaatst de minister een dergelijk mechanisme in het licht van de huidige Schengenafspraken van het vrij verkeer van personen?

Tijdens het algemeen overleg met de Kamer over Europa en het Nederlandse vreemdelingen- en asielbeleid op 26 april 2011 heeft de minister aangegeven dat hij voornemens was om voorafgaand aan het overleg van de JBZ Raad op 12 mei 2011, in BENELUX-verband een brief te sturen aan Italië. In deze brief zou Italië worden verzocht om de vingerafdrukken van de Tunesische migranten aan wie een verblijfsvergunning wordt verstrekt, in EURODAC op te nemen. Deze leden vragen of de brief inmiddels is verstuurd. Zo ja, aan wie? Wanneer wordt een reactie op die brief verwacht? Zal dit verzoek aan Italië tijdens de JBZ-Raad ter sprake worden gebracht door de minister en met welk doel?

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de Europese Commissie heeft laten weten met een voorstel te komen voor een mechanisme voor een gecoördineerde, tijdelijke herinvoering van interne grenscontroles in EU verband, mits alle andere mogelijkheden zijn uitgeput. In de geannoteerde agenda laat de minister weten dat Nederland op hoofdlijnen kan instemmen met de inzet die de Europese Commissie voorstaat. Wat betekent dit concreet? Waarmee kan Nederland wel instemmen en met welke onderdelen niet? Is de minister voornemens in te zetten op duidelijke definities van de begrippen «tijdelijke herinvoering», «specifieke gevallen» en de voorwaarde dat «alle mogelijkheden zijn uitgeput? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt dit voorstel zich tot de Schengengrenscode? Hoe verhoudt dit voorstel zich tot de mobiele grenscontroles die de Nederlandse regering reeds uitvoert om toezicht te houden op haar landsgrenzen? Druist dit nationale beleid niet in tegen de Europese afspraken? Zo ja, welke conclusie trekt de minister daaruit voor de handhaving van de Nederlandse grenscontroles?

Voornoemde leden merken op dat de Europese Commissie voorstelt het mechanisme uit de richtlijn Tijdelijke Bescherming te activeren. Wat wordt de inzet voor Nederland in Europees verband? Ziet de minister voor Nederland, net als Duitsland, een voortrekkers rol weggelegd? Betekent dit voor Nederland de uitvoering van de motie El Fassed (32623–12)? Zo ja, wanneer en hoe vindt de uitwerking plaats? Zo nee, waarom niet?

Cybercrime/Cybersecurity

De leden van de D66-fractie begrijpen dat de voorzitter van de Law Enforcement Working Party heeft voorgesteld om maatregelen te treffen voor een eenzijdige veilige Europese cyberspace met een soort «virtuele Schengen-grens» en «virtuele toegangspunten» waar de internetproviders illegale inhoud kunnen blokkeren op basis van een EU-blacklist. Deze leden zijn tegen het blokkeren van websites. Zij beschouwen het als een korte termijn oplossing. Hoe staat de minister hier in? Is de minister voornemens om dit plan te steunen? Zo nee, welke maatregelen gaat de minister nemen om dit plan te voorkomen?

Nucleaire incidenten opnemen in de prioritaire referentiescenario's (verzoek van België)

De leden van de D66-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van de kritische houding van de regering ten aanzien van eventuele reference scenario's ten aanzien van nucleaire incidenten. Naar mening van deze leden ligt het opstellen van dergelijke scenario's in lijn met de inzet om alle relevante lessen te trekken uit de problemen met kerncentrales in Japan en biedt deze aanpak een aanvullende onderbouwing ten aanzien van de vergunningverlening. Voornoemde leden vragen de minister daarom in te stemmen met voorstellen voor het opstellen van dergelijke scenario's voor nucleaire incidenten.

Voorstel voor een Frontexverordening

De leden van de VVD-fractie zijn het ermee eens dat Frontex flexibeler moet worden en meer operationele slagkracht moet krijgen. Ten aanzien van dit voorstel hebben deze leden nog een aantal vragen. Is de minister bereid om meer informatie over de opzet hiervan aan de Kamer te verschaffen? Denkt de minister dat de huidige voorstellen afdoende zijn om de bestaande problemen het hoofd te bieden? Zo nee, is de minister bereid om een pleidooi te houden om verder te gaan? Zal het extra geld dat nodig zal zijn om deze voorstellen te effectueren worden opgebracht via een herverdeling van de bestaande budgetten? Wat betekent de inzet van de nieuwe verordening voor de Nederlandse bijdrage in financiële, personele en materiële zin?

Kan de minister meer informatie geven over de laatste stand van zaken met betrekking tot de situatie in Griekenland? Bestaat er zoiets als een vaste rapportagecyclus aan de Europese Commissie? Wordt Griekenland voldoende in de gaten gehouden? Zo nee, is de minister bereid zich daar sterk voor te maken?

Vloeistoffenverbod

De leden van de D66-fractie merken op dat twee weken geleden Europese regels van kracht zijn geworden die een versoepeling mogelijk maken van het vloeistoffenverbod voor passagiers die per vliegtuig reizen. Deze leden hebben vernomen dat Nederland niet voornemens is om de regels te versoepelen. Is dit juist? Zo ja, kan de minister toelichten waarom hij hiertoe niet bereid is? Klopt het dat de minister het vloeistoffenverbod wil vervangen door het screenen van vloeistoffen? Welke mogelijkheden ziet de minister hiervoor en op welke termijn verwacht hij dat dit mogelijk zal zijn?

II. Reactie van de minister

IT-systemen

De leden van de GroenLinks-fractie hebben gevraagd in hoeverre het operationeel beheer van de genoemde IT-systemen zich verhoudt tot bestaande privacybepalingen. Ik antwoord deze leden, dat het toevertrouwen van het operationele management van de IT-systemen geen effect heeft op de bepalingen ten aanzien van privacy zoals deze geregeld zijn bij de totstandkoming van de individuele IT-systemen. Bepalingen inzake doel, autorisaties, beveiliging en privacy blijven onverkort gelden en zijn geregeld per individueel systeem en niet in dit voorstel voor het IT-agentschap.

Het IT-agentschap krijgt wel een verantwoordelijkheid voor privacy-aspecten. Ten aanzien van het onderliggende voorstel voor het IT-agentschap is de European Data Protection Supervisor geconsulteerd in de totstandkoming van de huidige compromistekst van het voorstel voor het IT-Agentschap. De EDPS zal ook als het IT-agentschap operationeel is een rol blijven hebben. Ook zal een Data Protection Officer een vast onderdeel uitmaken van de structuur van het IT-Agentschap.

Met betrekking tot de keuze voor Frankrijk antwoord ik de leden van de GroenLinks-fractie, dat zowel Frankrijk als Estland zich aanvankelijk kandidaat hadden gesteld als gastland voor het IT-Agentschap. Lidstaten waren zeer verdeeld in hun voorkeur voor één van beide landen. Uiteindelijk hebben Frankijk en Estland een gezamenlijk voorstel gedaan. In Frankrijk komt het operationele management en ontwikkeling van huidige én toekomstige systemen. Hiervoor is gekozen omdat de reeds bestaande systemen die onder het beheer van het IT-Agentschap komen reeds in Frankrijk staan. Er is dus voor gekozen bestaande systemen niet te verhuizen en nieuwe systemen ten behoeve van synergie en efficiency niet van de bestaande te scheiden. Deze keuze staat los van het Franse privacystelsel.

Zuidelijke nabuurschapsregio

Italië

Nederland maakt zich net als andere lidstaten zorgen over de mogelijke doorstroom van in Italië illegaal ingereisde Tunesiërs. De mogelijke doorreis van Tunesische migranten rechtvaardigt echter niet het tijdelijk herinvoeren van de binnengrenscontroles. In dat geval zou er sprake moeten zijn van een ernstige bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid, waarvan thans geen sprake is.

Omdat Italië aan een groep illegale Tunesische immigranten verblijfvergunningen heeft uitgegeven waarmee deze vreemdelingen in beginsel binnen de Schengenzone kunnen reizen, heb ik maatregelen genomen om het toezicht op deze groep te verscherpen, zowel in de grensregio’s, op de luchthavens als in het binnenland. In de Schengengrenscode bestaat de mogelijkheid tot het uitvoeren van politiecontroles ook in de grenszones en op het verkeer tussen Schengenlanden. Het mobiele toezicht in de grensregio’s en op de luchthavens zoals dat thans door de Koninklijke Marechaussee wordt uitgevoerd past hierin, mits deze niet het karakter hebben van grenscontroles. Daartoe zijn waarborgen gedefinieerd die in regelgeving worden opgenomen. De wijze waarop dit toezicht thans wordt uitgevoerd strookt met de Europese wetgeving.

Het herinvoeren van grenscontroles aan de nationale grenzen leidt tot veel schade aan de economie (wachtrijen aan de binnengrenzen) en tot onnodige beperkingen van het personen- en goederenverkeer in de Schengenzone (ook van EU-burgers). Het gericht toezicht houden op de groep vreemdelingen die illegaal Italië is binnengereisd en met een verblijfsvergunning voor een beperkte tijd kan circuleren, is een efficiëntere en een meer proportioneel antwoord op de Italiaanse maatregel dan het invoeren van binnengrenscontroles. Nederland heeft daarom het mobiel toezicht in de grenszones en op de luchthavens verscherpt evenals het binnenlands vreemdelingentoezicht.

Onderdanen uit landen van de zuidelijke nabuurschapsregio zijn visumplichtig. Voor de bovengenoemde Tunesiërs die in het bezit zijn gekomen van een geldige verblijfstitel in een Schengenland, geldt dit verblijfsdocument als een visumvervangend document conform de geldende EU-regelgeving. Een unilaterale beslissing van Nederland om de visumplicht voor deze personen alsnog in te voeren door Nederland is niet mogelijk vanwege EU-regelgeving, in concreto de EU Visumcode.

Ik wil in dit kader nogmaals aangeven dat ik de gang van zaken rondom de unilaterale beslissing van Italië om verblijfsvergunningen te verschaffen aan illegale Tunesische immigranten betreur, met name omdat het de geleverde en nog te leveren Europese inspanningen doorkruist. Ik zal tijdens de JBZ-Raad mijn Europese collega’s oproepen geen verdere unilaterale beslissingen te nemen die ook gevolgen kunnen hebben voor andere lidstaten, maar eerst overleg te plegen in EU-verband, bij voorkeur in de JBZ-Raad.

Richtlijn tijdelijke bescherming

De Commissie heeft tijdens de JBZ-Raad van 11 en 12 april jl. opgemerkt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het activeren van de Richtlijn 2001/55/EG inzake tijdelijke bescherming van ontheemden.* In aanvulling hierop zegt de Commissie in de Mededeling over Migratie van 4 mei jl. dat ze de ontwikkelingen in de Noord-Afrikaanse regio, met name in Libië, nauwlettend in de gaten blijft houden. Indien aan de toepassingsvoorwaarden van de richtlijn is voldaan, kan de Commissie besluiten om voor te stellen deze richtlijn te activeren. De Commissie heeft echter nog geen voorstel gedaan tot het activeren van deze richtlijn.

Nederland sluit zich aan bij dit standpunt van de Commissie. Dit is ook in lijn met de aangenomen motie El Fassed* waarin de regering wordt opgeroepen om, indien nodig, ondersteuning te bieden in het kader van deze richtlijn. De richtlijn voorziet in een procedure om tijdelijke bescherming te bieden in het geval van een massale toestroom van ontheemden die als gevolg van de situatie in het land van herkomst niet kunnen terugkeren naar het land van herkomst. Voor vreemdelingen waarvan de situatie in het land van herkomst terugkeer niet op voorhand uitsluit, kan de richtlijn dus geen toepassing vinden. Individueel zal dan worden getoetst of een vreemdeling bescherming moet krijgen.

Schengen

Nederland staat open voor de versterking en verbetering van het Schengensysteem. De mogelijkheden voor het verruimen van het mechanisme voor het tijdelijk instellen van grenscontroles kunnen wat Nederland betreft worden onderzocht, maar dit is slechts een onderdeel van dit debat. Herinvoering van grenscontroles kunnen daarbij slechts een «ultimum remedium» zijn onder strikte voorwaarden en voor een beperkte periode. Nederland is benieuwd naar de precieze modaliteiten van het mechanisme dat de Commissie voor ogen heeft en zal een dergelijk mechanisme niet bij voorbaat afwijzen.

Maatregelen die het mogelijk maken Schengenafspraken beter af te dwingen kunnen rekenen op de steun van Nederland, maar zullen uiteraard op hun merites (inclusief effecten) worden beoordeeld. Transparantie bij de toetsing van het naleven van de Schengenregels is belangrijk. Lidstaten die niet aan hun verplichtingen voldoen om de buitengrenzen voldoende te bewaken, moeten dat zo snel mogelijk wél doen.

Nederland wil voorkomen dat teveel de focus komt te liggen op het voorzien in extra mogelijkheden tot het invoeren van controles aan de binnengrenzen. Het beleid van de EU moet gericht zijn op het voorkomen van controles bij het overschrijden van de binnengrenzen. Dit is een algemeen uitgangspunt van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Lidstaten moeten zich daartoe ten volle inzetten. De EU zou zich eerder moeten toeleggen op een versterking van de buitengrensbewaking en het houden van een beter toezicht op vreemdelingen die tijdelijk in de Schengenzone mogen verblijven en circuleren. In het kader van versterking van de buitengrensbewaking is een belangrijke rol weggelegd voor een (versterkt) Frontex.

Benelux-brief

Zoals ik u heb gemeld in antwoord op uw vragen ter voorbereiding van het Algemeen Overleg over Europa en het Nederlandse vreemdelingen- en asielbeleid van 26 april 2011,* heb ik in een brief, die ook is ondertekend door de verantwoordelijke bewindspersonen van België, Luxemburg en Duitsland, aan de Commissie aandacht gevraagd voor de registratie en het bewaren van de gegevens in EURODAC van vreemdelingen die Europa illegaal zijn ingereisd. Samen met deze lidstaten hebben we ook zorgen geuit over het Italiaanse initiatief om verblijfsvergunningen te verstrekken en heb ik onder meer om opheldering gevraagd over de plannen van Italië op het moment dat de geldigheidsduur van de afgegeven verblijfsvergunningen is verstreken. Deze brief is op 4 mei jl. overhandigd aan de Commissie en diezelfde dag in Rome overhandigd aan de Italiaanse autoriteiten. Ik hoop zo spoedig mogelijk een reactie te krijgen van de Commissie.

Regionale beschermingsprogramma’s

De Nederlandse regering hecht aan de uitbreiding van de huidige regionale beschermingsprogramma’s. Regionale beschermingsprogramma’s (RPP’s) zouden een bredere scope moeten krijgen met een grote nadruk op coherentie tussen relevante beleidsterreinen. RPP’s moeten zich niet slechts richten op capaciteitsopbouw, maar ook op het inbedden van vluchtelingen in regionale ontwikkelingsprogramma’s. Voor het RPP in Noord-Afrika heeft de Europese Commissie vorig jaar middelen beschikbaar gesteld. Deze is echter nog niet van start gegaan. Momenteel wordt deze RPP door de Commissie heroverwogen met het oog op de huidige situatie in Noord-Afrika.

Nederland zal zich ervoor inzetten dat EU-gelden vanuit categorie III van de EU-begroting (JBZ-middelen) worden ingezet voor opvang van vluchtelingen in de regio. Tevens wordt vanuit Categorie IV van de EU-begroting (EU-extern beleid) noodhulp ingezet voor de eerste opvang van de vluchtelingen in Noord-Afrika.

Terugkeer

Het belang van terug- en overname door de desbetreffende landen heeft mijn aandacht, evenals van de Europese Raad. Het maken van terug- en overnameafspraken met de landen in de betreffende regio verloopt echter moeizaam. Terug- en overname zal steeds als voorwaarde worden gesteld bij samenwerking op het terrein van migratie, mobiliteit en veiligheid met landen in de regio.

Frontex

Ten aanzien van de Frontexverordening kan ik uw Kamer melden dat ik uiteraard bereid ben om desgevraagd informatie over de verordening aan uw Kamer te verschaffen. Bij de presentatie van het Commissievoorstel heeft het kabinet uw kamer in een BNC-fiche de Nederlandse inzet doen toekomen.* De toenmalige minister van Justitie heeft per brief van 6 oktober 2010 aan de Voorzitter van de Eerste Kamer vragen van diezelfde Kamer beantwoord over het voorliggende commissievoorstel. In verschillende Algemene Overleggen met uw Kamer is het onderwerp besproken.

Inmiddels zijn de onderhandelingen vergevorderd en heeft de huidige situatie in de zuidelijke nabuurschapsregio eens temeer aangetoond wat het belang is van een slagvaardig en flexibel opererend Frontex. Het kabinet is van mening dat de huidige voorstellen ertoe bijdragen dat Frontex straks sneller en effectiever zal kunnen reageren indien dit gewenst is. Met de nieuwe verordening moet Frontex beter in staat zijn om voldoende grenswachters en materieel te kunnen inzetten aan de Europese buitengrenzen. Het succes van de inzet van Frontex blijft echter afhankelijk van meerdere factoren: Frontex is immers een coördinerend agentschap. De bereidheid van verschillende lidstaten om op korte termijn grenswachters en operationele middelen beschikbaar te stellen is daarvan de belangrijkste.

Het kabinet vindt het voorts van belang dat Frontex en zijn activiteiten gefinancierd worden uit de bestaande financiële kaders van de Europese Unie. Indien Frontex extra middelen nodig heeft om te kunnen reageren op onvoorziene situaties zal er een verschuiving plaats moeten vinden tussen de budgetten. Wat de gevolgen zijn van de nieuwe verordening voor de Nederlandse bijdragen in personele en materiële zin is afhankelijk van de mate waarin Frontex operationele activiteiten zal uitoefenen. Dit hangt samen met de druk op de Europese buitengrenzen, die zoals bekend fluctueert. Het kabinet hecht er groot belang aan dat Nederland actief bijdragen zal blijven leveren aan gezamenlijke Frontexoperaties.

Situatie Griekenland

Zoals ook vermeld in mijn brief van 21 april 2011 aan de algemene commissie voor Immigratie en Asiel,* hebben op 1 april 2011 de Griekse autoriteiten en de uitvoerend directeur van het EASO het zogeheten operationeel plan ondertekend. Dit operationele plan ziet op de implementatie van het nieuwe Grieks asielsysteem onder verantwoordelijkheid van Griekenland zelf en maakt inzichtelijk hoe het EASO de Griekse autoriteiten hierbij kan ondersteunen. De komende twee jaar zullen 40 tot 50 asielexperts uit de verschillende lidstaten, onder coördinatie van EASO, Griekenland ter plekke assisteren. Naast assistentie bij het moderniseren van het asiel en opvangsysteem, zal ook ondersteuning worden geboden op onderwerpen als training, het onderscheiden van vluchtelingen van illegale (economische) immigranten en expertise op het gebied van kwetsbare groepen.

Daarbij lijkt Griekenland ook zijn eigen verantwoordelijkheid te nemen. Zo zijn de nieuwe comités, die de achterstand van 45 000 asielaanvragen in bezwaar/beroep moeten verwerken inmiddels begonnen met de behandeling van deze zaken en is het aantal comités de afgelopen weken verdubbeld in aantal. Men heeft de werving van de directeur van de nieuwe asieldienst, evenals de directeur van de nieuwe screeningdienst bijna rond en ook het personeel dat daar zal werken wordt al opgeleid door de UNHCR (uiteraard in overleg met EASO en de Griekse autoriteiten). Inmiddels zijn ook locaties voor deze diensten aangewezen, alhoewel men in sommige gevallen nog stuit op negatieve reacties van de lokale bevolking. De Griekse autoriteiten zijn bovendien op dit moment bezig met de procedures om 35 psychologen, 35 tolken en een aantal sociaal werkers op zeer korte termijn aan te nemen.

De ontwikkelingen in Griekenland komen geregeld terug op de agenda van de JBZ-Raad en op de agenda van de raad van bestuur van het EASO. Daarnaast is in het genoemde operationele plan opgenomen dat er een rapportagesysteem zal worden opgezet. Dit systeem moet onder meer inzichtelijk maken wanneer verdergaande ondersteuning van Griekenland is aangewezen. Ik ga er van uit dat de lidstaten via deze wegen adequaat worden geïnformeerd. Mocht ik dit in de komende maanden anders ervaren dan zal ik dat ter sprake brengen in de JBZ-Raad.

Gelet op het Griekse actieplan en het operationele plan, waarin de noden van de Griekse asielprocedure zijn geïnventariseerd, ga ik er in beginsel van uit dat we uiterlijk binnen twee jaar terug kunnen naar een situatie waarin de Dublin-verordening weer ten opzichte van Griekenland kan worden toegepast. Uiteraard zal voordat daadwerkelijk wordt besloten asielzoekers in het kader van de Dublin-verordening weer over te dragen aan Griekenland duidelijk moeten zijn dat binnen de Griekse asielprocedure de benodigde verbeteringen metterdaad zijn gerealiseerd.

Cybercrime/Cybersecurity

In de EU-raadswerkgroep Law Enforcement, waar de leden van de D66-fractie naar verwijzen, heeft een expert van het voorzitterschap een presentatie gehouden, maar dit behelsde geen concreet beleidsvoorstel van het voorzitterschap. Dusver heeft Nederland ook geen voorstel met de door deze leden genoemde inhoudelijke strekking ontvangen. Indien dit in de toekomst gebeurt zal ik zo’n voorstel op zijn merites beoordelen en zal binnen het kabinet daarover een standpunt worden ingenomen. Alsdan wordt uw Kamer langs de daarvoor geijkte wegen geïnformeerd.

Nucleaire incidenten opnemen in de prioritaire referentiescenario's (verzoek van België)

De leden van de D66-fractie hebben de regering gevraagd in te stemmen met voorstellen voor het opstellen van prioritaire referentiescenario’s voor nucleaire incidenten. Het kabinet, zo antwoord ik deze leden, vindt het zinvol om op EU-niveau over nucleaire incidenten te spreken en steunt de versterking van de nucleaire solidariteit. Uit de EU Interne Veiligheidsstrategie en de Preventiestrategie vloeit een aantal acties voort, waaronder een all hazard benadering voor dreigingen- en risicoanalyse. De lidstaten dienen voor het einde van 2011 een methodiek voor risicoanalyse op te stellen, zodat de Commissie eind 2012 een Europees crosssectoraal overzicht van risico’s kan opstellen. Dit moet uiterlijk 2014 leiden tot coherent risicomanagement op het gebied van risico’s en dreigingen.

In de Nationale Risicobeoordeling die Nederland aan de Commissie zal aanleveren, wordt aandacht besteed aan de kans op en de impact van een nucleair incident. Nederland zou nucleaire incidenten ook graag terugzien in de risicoanalyse van andere Lidstaten. Uit het crosssectorale overzicht van de EU zal onder andere naar voren komen in hoeverre de weerbaarheid van de lidstaten op nucleair gebied op orde is, en op welke aspecten versterking van de nucleaire solidariteit nodig is. Het heeft voor Nederland de voorkeur om eerst de uitkomsten van de nationale risicoanalyses en het crosssectorale EU overzicht af te wachten. De kans op en gevolgen van een nucleair incident is onder andere afhankelijk van de plaats waar een nucleaire centrale staat; het is derhalve effectiever om een nucleair incident in een nationale risicoanalyse terug te laten komen, omdat deze gerichter is dan een referentie scenario. Indien blijkt dat er in de risicoanalyses van de lidstaten onvoldoende aandacht is voor nucleaire incidenten, kan worden gekeken naar een referentie scenario voor nucleaire incidenten.

Vloeistoffenverbod

De leden van de D66-fractie hebben opgemerkt dat twee weken geleden Europese regels van kracht zijn geworden die een versoepeling mogelijk maken van het vloeistoffenverbod voor passagiers die per vliegtuig reizen. Op hun vragen antwoord ik, dat op 29 april jl. nieuwe regelgeving in werking is getreden voor het meenemen van vloeistoffen aan boord van vliegtuigen. De Europese Commissie heeft EU-lidstaten echter geadviseerd om de implementatie van de nieuwe regels uit te stellen. De voornaamste reden hiervan is dat zowel binnen als buiten de EU de harmonisatie van de betreffende maatregel onvoldoende was hetgeen tot onduidelijkheid bij de passagier zou leiden. Nederland heeft, reeds voor het advies van de Europese Commissie, besloten om de implementatie van de nieuwe regels uit te stellen en heeft de Europese Commissie hiervan op de hoogte gesteld.

De nieuwe regels zouden het mogelijk maken dat passagiers afkomstig van buiten de EU, bij een overstap op een EU-luchthaven, hun duty-free vloeistoffen mee mogen nemen. Ik wil het verbod op vloeistoffen vervangen door het screenen van vloeistoffen, maar ben ook van mening dat een opheffing van het verbod op geharmoniseerde wijze dient te worden opgepakt. In Europees verband wordt gewerkt aan het wegnemen van alle beperkingen voor het meenemen van vloeistoffen voor 29 april 2013.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Staaij, C.G. van der (SGP), Dijsselbloem, J.R.V.A. (PvdA), Sterk, W.R.C. (CDA), Bochove, B.J. van (CDA), Aptroot, Ch.B. (VVD), Dam, M.H.P. van (PvdA), Knops, R.W. (CDA), Brinkman, H. (PVV), Voorzitter, Voordewind, J.S. (CU), Spekman, J.L. (PvdA), Thieme, M.L. (PvdD), Fritsma, S.R. (PVV), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Dibi, T. (GL), Kuiken, A.H. (PvdA), Ondervoorzitter, Peters, M. (GL), Berndsen, M.A. (D66), Nieuwenhuizen-Wijbenga, C. van (VVD), Schouw, A.G. (D66), Steur, G.A. van der (VVD), Klaveren, J.J. van (PVV), Taverne, J. (VVD) en Vacature, (SP).

Plv. leden: Dijkgraaf, E. (SGP), Arib, K. (PvdA), Çörüz, C. (CDA), Omtzigt, P.H. (CDA), Liefde, B.C. de (VVD), Çelik, M. (PvdA), Smilde, M.C.A. (CDA), Elissen, A. (PVV), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Dekken, T.R. van (PvdA), Ouwehand, E. (PvdD), Bontes, L. (PVV), Kooiman, C.J.E. (SP), Sap, J.C.M. (GL), Jadnanansing, T.M. (PvdA), Voortman, L.G.J. (GL), Hachchi, W. (D66), Azmani, M. (VVD), Pechtold, A. (D66), Venrooy-van Ark, T. (VVD), Kortenoeven, W.R.F. (PVV), Schaart, A.H.M. (VVD) en Dijk, J.J. van (SP).

XNoot
*

TK 2010–2011, nr. 32 317, nr. 47.

XNoot
*

32 632-12.

XNoot
*

TK 2010–2011, 30 573, nr. 67.

XNoot
*

TK 22 112, nr. 1013.

XNoot
*

TK 30 537 nr. 67.

Naar boven