30 573 Migratiebeleid

Nr. 67 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 22 april 2011

De algemene commissie voor Immigratie en Asiel1 heeft een aantal vragen voorgelegd, ter voorbereiding op het Algemeen Overleg Over Europa en het Nederlands vreemdelingen- en asielbeleid op 26 april 2011, aan de minister voor Immigratie en Asiel naar aanleiding van de volgende brieven2.

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 21 april 2011.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Brinkman

De adjunct-griffier van de commissie,

Puts

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

«Roadmap» Europese inzet migratiebeleid

De leden van de VVD-fractie merken op dat de Dublin Verordening de laatste tijd veelvuldig in het nieuws is geweest ten aanzien van Griekenland. Zij vragen welke vooruitgang er is geboekt ten aanzien van de lopende onderhandelingen en dan in het bijzonder ten aanzien van de Dublin verordening.

Nederlandse inzet EU migratiebeleid

De leden van de VVD-fractie vragen of er naast de in de brief genoemde (bilaterale) overleggen inmiddels weer meer contacten zijn geweest met de andere actoren in het Europese besluitvormingsproces. Zo ja, kan de uitkomst hiervan worden gegeven? Deze leden vragen of er ook andere bezoeken aan de Europese actoren zijn gepland. Verder vragen zij of de publieksvriendelijke brochure, ter verduidelijking van het Nederlandse standpunt, inmiddels klaar is en of de kamer hierover geïnformeerd kan worden.

De leden van de SP-fractie vragen wat de cijfermatige resultaten zullen zijn voor wat betreft instroom van migranten per voorziene wijziging van de verschillende te wijzigen richtlijnen. Zij vragen daarbij een onderbouwing te geven van deze getallen. Tevens vragen deze leden daarbij de cijfers in een meerjaren planning te verduidelijken, nu de routekaart wel een gewenste eindbestemming vermeldt maar geen aankomstdatum.

Voornoemde leden vragen of de minister al enige indicatie heeft dat de Europese Commissie voornemens is om het initiatief te nemen om de Nederlandse wensen te vertalen in wijzigingsvoorstellen. Zo ja, welke initiatieven zal de Europese Commissie gaan nemen en op welke termijn? Kan de minister een overzicht geven van de behandelingsprocedure en behandelingsduur van een richtlijnwijziging?

De leden van de D66-fractie merken op dat het kabinet heeft aangegeven dat het in beginsel vasthoudt aan de Dublin Verordening. Gezien de situatie in de Arabische wereld, de migratieproblemen in Griekenland en de recente reactie van Italië op de toestroom van vluchtelingen uit Tunesië, vragen deze leden in hoeverre de minister de Dublin Verordening nog als haalbare afspraak beschouwt. De leden zijn benieuwd naar de lidstaten die naast Nederland vasthouden aan naleving van de Dublin Verordening. Zij vragen de minister welke lidstaten de houding van Nederland in deze delen.

Voornoemde leden merken op dat het kabinet voornemens is om meerdere Europese richtlijnen aan te passen. Zij vragen de minister aan te geven welke landen op dit moment hun steun geven aan de door het kabinet voorgestane wijziging van de kwalificatierichtlijn (2004/83), van de Richtlijn gezinshereniging (2003/86) en van de Richtlijn langdurig ingezetenen (2003/109). Zijn er landen die de minister concrete toezeggingen hebben gedaan om een of meerdere richtlijnen te wijzigen? Zo ja, hebben die landen hun intentie om deze richtlijnen te wijzigen reeds besproken in hun nationale parlement? Zo ja, kan de minister per richtlijn toelichten wat de uitkomst daarvan is geweest? Zo nee, kan de minister per richtlijn toelichten waarom niet en of op enig moment verwacht wordt dat zij dit wel zullen doen? Indien deze verwachting reëel is, vragen deze leden of de minister ervan op de hoogte is wanneer deze landen hun intentie in hun nationale parlement zullen bespreken.

De leden van de D66-fractie zien de minister in Europa voor een uitdaging gesteld. Zij vragen in hoeverre de minister verwacht dat de aanpassing van deze richtlijnen binnen deze kabinetsperiode gerealiseerd zal worden. Verwacht de minister dat de voorgestane aanpassingen een gezamenlijke EU asiel- en migratiebeleid zullen bevorderen? Zo ja, kan de minster toelichten op welke wijze de aanpassingen individueel en gezamenlijk hieraan zullen bijdragen?

Voornoemde leden zijn benieuwd naar de voortgang van het Groenboek. Deze leden hebben hierover enkele vragen. Heeft de Europese Commissie de minister laten weten wanneer zij denkt te komen met het Groenboek? Wanneer heeft Nederland voor het laatst hierover contact gehad met de Europese Commissie en wat is er toen besproken? De Europese Commissie heeft aangegeven dat zij voornemens is onder meer Nederland enkele vragen voor te leggen over de gewenste aanpassingen van de gezinsherenigingrichtlijn. Heeft Nederland deze vragen inmiddels voorgelegd gekregen en beantwoord? Zo ja, kan de minister de Kamer informeren over de voorgelegde vragen en de antwoorden die zijn gegeven?

Ten slotte vragen de leden van de D66-fractie welke mogelijkheden de minister komende tijd verwacht voor wijziging van richtlijnen.

Uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Ruiz Zambrano (C-34/09)

De leden van de VVD-fractie merken op dat de minister in de brief volstaat met de mededeling dat een uitzonderlijke situatie als de zaak Ruiz Zambrano zich kan voordoen. Deze leden vragen hoeveel soortgelijke specifieke zaken als Ruiz Zambrano op Nederland intern van toepassing zouden kunnen zijn.

De minister meldt in zijn brief dat hij nog niet over gedetailleerde informatie beschikt over de conclusies die EU-lidstaten en de Europese Commissie aan deze uitspraak verbinden. Is deze informatie inmiddels nu wel beschikbaar en wat is de uitkomst van de speciale bijeenkomst van de expertgroep vrij verkeer bij de Europese Commissie?

De leden van de SP-fractie vragen in welke landen van de EU zich een soortgelijke situatie kan voordoen zoals in België voor wat betreft de positie van de minderjarige kinderen. Daarnaast vragen deze leden of er inmiddels nadere uitleg van het EU-Hof beschikbaar is. Voorts vragen zij naar mogelijke gevolgen voor de Nederlandse situatie, anders dan het verblijfsrecht van de minderjarige kinderen, gelet op het door het EU-Hof vastgestelde aanknopingspunt met het EU-recht.

Uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de gevoegde zaken Toprak en Oguz (C-300/09 en C-301/09)

De leden van de VVD-fractie lezen dat de minister bij de introductie van nieuwe maatregelen zorgvuldig aandacht zal besteden aan de bijzondere positie van Turkse onderdanen. Wanneer kan de Kamer deze maatregelen tegemoet zien?

Deze leden merken op dat de minister in de brief aangeeft dat de uitspraak niet zonder gevolg is voor enkele van de kabinetsvoornemens. Op welke voornemens van het kabinet heeft deze uitspraak precies effect? Is de minister van plan ook hierover in overleg te treden met zijn buitenlandse collega’s dan wel Europese actoren?

De leden van de SP-fractie vragen welke maatregelen uit het regeer- en gedoogakkoord worden geraakt door deze uitspraak. Deze leden vragen van welke voorziene maatregelen (toelatings- en verblijfsvoorwaarden) de minister met zekerheid kan zeggen dat deze niet hoeven te worden aangepast op basis van de uitspraak.

Reactie op de Standpuntverkennende notitie «Visie op bescherming»

De leden van de VVD-fractie vragen of de verschillen en overeenkomsten tussen Nederland en de verschillende EU-lidstaten kunnen worden weergegeven. Geven andere lidstaten een andere invulling aan de artikelen van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) (zoals artikel 3 en 8 EVRM) als zij een asielaanvraag toetsen?

Verder vragen deze leden wat de huidige stand van zaken is ten aanzien van het Griekse «National Action Plan on the reform of the Asylum System and on Migration».

Voornoemde leden vragen of Nederland al in overleg is geweest met diverse landen en instellingen ten aanzien van de opvang en bescherming van asielzoekers in eigen land of regio. Zij vragen of indien mogelijk het resultaat van deze overleggen kan worden gegeven.

Tunesische vluchtelingen

De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de visa die zijn verstrekt aan Tunesische vluchtelingen.

Hebben Duitsland en België het toezicht op de Nederlandse grens opgevoerd?

Is er overleg geweest met België en Duitsland over mogelijke grenscontroles?

Is het mogelijk om aan te geven hoeveel van de meer dan de 20 000 Tunesische migranten asielzoekers zijn?

Is Nederland al in overleg getreden met België en Luxemburg over het verstrekken van visa door Italië? Zo ja, wat is de uitkomst hiervan?

Heeft Italië voldaan aan de criteria voor het verlenen van de visa, zoals deze in het Schengen akkoord zijn vastgelegd? Wat wordt bedoelt met de «humanitaire visa» die Italië heeft verstrekt en hoe verhoudt zich dit tot het Europees recht?

Heeft Italië gehoor gegeven aan het verlangen van de Benelux-landen dat Italië de persoonsgegevens en vingerafdrukken van alle nieuwe binnenkomers vastlegt en opslaat in Eurodac?

Deelt de minister de verwachting van zijn Belgische ambtsgenoot dat er geen enorme toeloop van Tunesiërs komt?

Worden Tunesische migranten die op zee onderweg zijn naar Italië inmiddels direct toegestuurd naar Tunesië, gezien de overeenkomst die Italië en Tunesië hebben bereikt dat migranten naar Tunesië mogen worden teruggestuurd? Zo nee, waarom niet?

Kan aangeven worden of Frontex beter wordt ingezet ten aanzien van de buitengrensbewaking met Tunesië? Kan een overzicht van de stand van zaken met betrekking tot Frontex worden gegeven?

Is de Europese Commissie bezig om een aanvalsplan op te stellen om een verdere toestroom van illegale migranten uit Noord-Afrika tegen te gaan?

Wat is de stand van zaken ten aanzien van de voorstellen van de Europese Commissie uit het aangekondigde Smart borders pakket?

Wat doet de EU op het gebied van opvang in de eigen regio, bijvoorbeeld ten aanzien van vluchtelingen uit Eritrea? Hoe wordt de minister hierbij betrokken? Wat doet de minister zelf om dit te promoten?

De leden van de PvdA-fractie hebben enkele vragen over de Tunesische vreemdelingen.

Kan de minister aangeven wat in Europees verband de extra kosten voor grensbewaking zijn om Tunesische vreemdelingen tegen te houden?

Kan de minister aangeven welke (en hoeveel) extra kosten Nederland maakt voor verscherpte grensbewaking om Tunesische vreemdelingen tegen te houden?

Kan de minister aangeven wat de extra kosten voor de EU en voor Nederland zouden zijn geweest als Italië snel zou zijn geholpen met extra beslisambtenaren en opvangplaatsen om de 30 000 vreemdelingen op Lampedusa snel een eerlijke toelatingsprocedure te laten doorlopen?

Kan de minister aangeven wat de belemmeringen zijn in Europees verband om Italië gezamenlijk te steunen met praktische actie, door bijvoorbeeld snel extra mankracht en opvangplaatsen richting Lampedusa te sturen?

Deelt de minister de mening dat gezamenlijke praktische actie vanuit de EU, met daarbij een evenredige Nederlandse bijdrage, verreweg de voorkeur verdient, boven het nu door de lidstaten bewandelde pad van toekijken, visa uitdelen (door Italië) en grenzen bewaken, waarbij door de lidstaten slechts het nationaal belang voortdurend voorop wordt gesteld? Deelt de minister de mening dat dit bewandelde pad tevens slechts leidt tot verziekte verhoudingen in de EU, extra illegalen in Europa en in Nederland en talloze vreemdelingen zonder eerlijke procedure?

Kan de minister de oorzaken aangeven waarom het de EU niet lukt om met een afdoende praktische gezamenlijke aanpak te komen voor de massale toestroom van vreemdelingen op Lampedusa? Waarom zet Nederland daar in de EU niet op in? Is dat grotendeels een financiële kwestie?

Wat vindt de minister van de stelling dat de Dublin Verordening, waarbij de landen uiteindelijk voortdurend naar elkaar wijzen, de Europese solidariteit eerder ondermijnt dan bevordert?

Heeft de minister kennisgenomen van de opmerkingen van de minister-president tijdens zijn wekelijkse persconferentie over de problemen met de 25 000 vreemdelingen op het Italiaanse eiland Lampedusa?

Deelt de minister de mening van de minister-president, dat de toestroom van vreemdelingen op het eiland een Italiaans probleem zijn? Kunt u dit toelichten?

Wat is het standpunt van de Nederlandse regering over het feit dat de Italiaanse premier Berlusconi van plan is de 25 000 vreemdelingen een humanitair visum te verlenen, zodat zij vrij kunnen reizen in de EU? Wat is de stand van zaken omtrent het plan van Berlusconi voor deze massale visumverlening? Hoe is daar door de andere Europese lidstaten op gereageerd, onder meer tijdens de JBZ raad van 11 april 2011? Welke inbreng heeft Nederland hieromtrent geleverd? Kan de EU het besluit van Berlusconi nog tegenhouden?

Deelt de minister de mening dat het vreemdelingenprobleem op Lampedusa een Europees probleem is en dat het van belang is dat er een Europese oplossing voor komt? Waarom is door de minister en door zijn collega’s uit de andere Europese lidstaten niet eerder afdoende ingegrepen, om te voorkomen dat de problemen op Lampedusa zouden escaleren?

Kan de minister in grote lijnen aangeven wat de samenstelling is van de migranten op Lampedusa? Wat is de herkomst van de migranten? Hoeveel van hen zijn arbeidsmigranten? Hoeveel van hen zijn mogelijk vluchtelingen? Hoeveel van hen hebben geen legitieme reden om naar Europa te reizen?

Deelt de minister de mening dat het noodzakelijk is om een schifting te maken tussen de vreemdelingen die om economische motieven naar Lampedusa zijn gereisd en de echte vluchtelingen uit onder meer Libië? Hoe kan worden gewaarborgd dat alle vreemdelingen die zich op Lampedusa bevinden, waaronder vluchtelingen, zo snel mogelijk een eerlijke beoordeling krijgen over hun recht op verblijf in de EU?

Deelt de minister de mening dat ook Nederland Italië snel praktisch moet ondersteunen om alle asielaanvragen van de vluchtelingen af te handelen? Kan de minister er samen met zijn collega’s uit de andere Europese lidstaten voor zorgen dat binnen afzienbare tijd extra opvangplaatsen en extra beslismedewerkers op Lampedusa worden geplaatst? Kan de minister er samen met zijn Europese collega’s voor zorgen dat de vreemdelingen op Lampedusa die geen recht hebben op verblijf in de EU snel terugkeren naar Tunesië? Kunt u dit toelichten?

Deelt de minister de mening dat Nederland samen met de andere Europese lidstaten moet inzetten op een eerlijke verdeling van de toegelaten asielzoekers over de verschillende lidstaten van de EU? Deelt u de mening dat landen die doorgaans een zeer lage asielinstroom hebben, zoals bijvoorbeeld de Oost Europese landen, bij die verdeling een extra inspanning moeten leveren? Kunt u dit toelichten?

Deelt de minister de mening dat één Europees asielbeleid onder meer moet inhouden dat bij een plotselinge toestroom van migranten naar (één van) de Europese lidstaten, er een snelle, gezamenlijke aanpak moet komen waarbij praktische steun en solidariteit voorop staan? Deelt u de mening dat het plan van de Italiaanse premier om alle migranten een visum te verlenen daar tegengesteld aan is, en dat ook de stelling van de minister president dat de 25 000 migranten een Italiaans probleem zijn niet aan een Europese oplossing bijdragen? Kunt u dit toelichten?

Deelt de minister de mening dat het verscherpen van grenscontroles in de EU niets toevoegt om de problematiek op Lampedusa op te lossen, omdat dit uitgaat van de illusie dat migranten kunnen worden tegengehouden en dit bovendien geen enkele oplossing biedt voor de vluchtelingen die zich nu op het eiland bevinden? Kunt u dit toelichten?

Is de minister bereid alsnog namens Nederland in Europees verband aan te dringen op effectieve, afdoende, snelle, praktische steun vanuit de EU, om ervoor te zorgen dat het vluchtelingenprobleem op Lampedusa zo snel mogelijk beheersbaar wordt en op een solidaire manier wordt opgelost? Kunt u dit toelichten?

De leden van de SP-fractie vragen hoe zich de door de minister in zijn brief van 15 december 2010 uitgedragen mening dat lidstaten de ruimte moeten houden hun eigen systemen te behouden verhoudt tot de kritiek dat Italië met het verlenen van humanitaire visa aan Tunesiërs buiten zijn boekje gaat. Kan de minister aangeven op welke Europees rechtelijke gronden hij meent Tunesiërs die in het bezit zijn van humanitaire visa de toegang kan weigeren dan wel uit kan zetten? Heeft de minister inmiddels de Europese Commissie om een reactie gevraagd? Zo ja, wat was deze reactie?

II. Reactie van de minister

«Roadmap» Europese inzet migratiebeleid

De leden van de VVD-fractie merken op dat de Dublin Verordening de laatste tijd veelvuldig in het nieuws is geweest ten aanzien van Griekenland. Zij vragen welke vooruitgang er is geboekt ten aanzien van de lopende onderhandelingen en dan in het bijzonder ten aanzien van de Dublin verordening.

In de onderhandelingen over een aangepaste Dublin-verordening is het meest controversiële punt de introductie van een opschortingsmechanisme dat behelst dat geen Dublin-overdrachten plaatsvinden naar een lidstaat die onder hoge migratiedruk staat. Veel lidstaten hebben bedenkingen bij zo’n mechanisme. Dit zal tot uiting komen in de gemeenschappelijk Raadspositie die op korte termijn wordt verwacht. Echter, voor het Europees Parlement (EP) is opnemen van het mechanisme in de Dublin-verordening een prioriteit.

Nederland is geen voorstander van het mechanisme. Om de voortgang te houden in de totstandkoming van het GEAS, vind ik het wel van belang dat wij ons in de onderhandelingen met het EP constructief opstellen, waarbij duidelijk wordt aangeven waar voor ons de ondergrens zit. Die ondergrens is dat een eventueel urgentiemechanisme enkel tijdelijk van toepassing kan zijn op die lidstaten die voldoen aan het asielacquis van de EU.

Nederlandse inzet EU migratiebeleid

De leden van de VVD-fractie vragen of er naast de in de brief genoemde (bilaterale) overleggen inmiddels weer meer contacten zijn geweest met de andere actoren in het Europese besluitvormingsproces. Zo ja, kan de uitkomst hiervan worden gegeven? Deze leden vragen of er ook andere bezoeken aan de Europese actoren zijn gepland. Verder vragen zij of de publieksvriendelijke brochure, ter verduidelijking van het Nederlandse standpunt, inmiddels klaar is en of de kamer hierover geïnformeerd kan worden.

Zoals aan uw Kamer is gecommuniceerd3 is de roadmap «Europese inzet migratiebeleid» uitgewerkt in het position paper «Nederlandse inzet EU migratiebeleid». Dit stuk is uw kamer toegezonden evenals de Eerste Kamer en de Nederlandse leden in het Europees Parlement. Wat betreft contact met andere actoren in het Europese besluitvormingsproces, meld ik u het volgende. Ik heb in de afgelopen weken onder meer gesproken met mijn collega minister van het Verenigd Koninkrijk en marge van de JBZ-Raad alsmede een kennismaking met de nieuwe Duitse en Franse collega ministers en in Den Haag met de ambassadeurs van verschillende landen binnen en buiten de Europese Unie.

Tijdens de gesprekken die ik heb gevoerd ondervond ik brede erkenning van de problematiek van integratie en concentratie van migranten in de grote steden. Het gaat mij erom dat we in Europa gezamenlijk werken naar het bereiken van een doel. Natuurlijk betekent dit niet dat een ieder met wie ik heb gesproken het Nederlandse standpunt volledig en zonder voorbehoud onderschrijft. Wel wordt de noodzaak onderkend om in de Europese Unie voorstellen te ontwikkelen die lidstaten instrumenten in handen te geven om de geconstateerde problematiek tegen te gaan.

Over hoe we dat doel kunnen bereiken – de middelen – wil ik een open discussie voeren. Ik heb veel waardering ondervonden voor die open houding.

In de komende periode kunt u van mij verwachten dat ik op nog meer plaatsen deze boodschap zal overbrengen. In ieder geval zal ik een ontmoeting hebben met Commissaris Malmström op 25 mei in Den Haag. Daarnaast plan ik op korte termijn werkbezoeken aan Frankrijk, Duitsland, Denemarken en Griekenland, naast de gebruikelijke «en marge» gesprekken die ik met mijn ambtgenoten in andere lidstaten voer ter gelegenheid van internationale bijeenkomsten, zoals tijdens de komende JBZ-Raad met mijn Benelux-collega’s.

De publieksvriendelijke brochure waar de leden van de VVD-fractie naar vragen is in concept gereed en zal binnen enkele weken in ieder geval digitaal beschikbaar zijn.

De leden van de SP-fractie vragen wat de cijfermatige resultaten zullen zijn voor wat betreft instroom van migranten per voorziene wijziging van de verschillende te wijzigen richtlijnen. Zij vragen daarbij een onderbouwing te geven van deze getallen. Tevens vragen deze leden daarbij de cijfers in een meerjaren planning te verduidelijken, nu de routekaart wel een gewenste eindbestemming vermeldt maar geen aankomstdatum.

Reeds meerdere malen is met uw kamer gesproken en informatie gewisseld met betrekking tot de te verwachten effecten van het gehele pakket aan maatregelen in het regeerakkoord op het gebied van asiel en migratie.4 Daarbij is steeds aangegeven dat met de maatregelen in het regeerakkoord het kabinet een ambitieus pakket neerlegt dat is gericht op ombuiging, beheersing en vermindering van de (ongewenste) immigratie. Het effect van de gecombineerde maatregelen zal zeer substantieel zijn, zo schat dit kabinet in. Als voorbehoud is echter steeds aangegeven dat de omvang van immigratie niet alleen in Nederland wordt bepaald. Migratie is van een groot aantal gecombineerde factoren afhankelijk met als gevolg dat een kwantitatieve meerjarige voorspelling niet goed mogelijk is. Bovenstaande geldt overeenkomstig wanneer gesproken wordt over het deel van de maatregelen in het regeerakkoord dat ziet op aanpassing van richtlijnen en andere EU-regelgeving. Ook met dat deel van de maatregelen is geen kwantitatieve doelstelling beoogd.

Er zijn dan ook geen tussendoelen vastgesteld, anders dan de in de financiële paragraaf van het regeerakkoord opgenomen jaarlijks te besparen en te investeren bedragen, die zien op het gehele pakket van maatregelen en niet kunnen worden opgesplitst met het oog op deze Europese trajecten.

Voornoemde leden vragen of de minister al enige indicatie heeft dat de Europese Commissie voornemens is om het initiatief te nemen om de Nederlandse wensen te vertalen in wijzigingsvoorstellen. Zo ja, welke initiatieven zal de Europese Commissie gaan nemen en op welke termijn? Kan de minister een overzicht geven van de behandelingsprocedure en behandelingsduur van een richtlijnwijziging?

Er zijn op ambtelijk niveau positieve en inhoudelijke gesprekken gevoerd met de Commissie ter verduidelijking van de Nederlandse wensen zoals uitgewerkt in het position paper. Met betrekking tot de Dublin Verordening en de Kwalificatierichtlijn lopen de onderhandelingen al geruime tijd.

De Commissie heeft voorts aangegeven dit jaar het Groenboek gezinshereniging te zullen publiceren na de informele consultatie met verschillende lidstaten waar het bezoek van Commissaris Malmström op 25 mei in Den Haag deel van uitmaakt. Over de tekst van de gewijzigde richtlijn langdurig ingezetenen is een politiek akkoord bereikt tussen de raad en het Europese Parlement. De Nederlandse voorstellen zien echter niet op deze wijzigingsronde, maar op een aanpassing van de richtlijn in de toekomst waarvoor nog geen datum is genoemd. Er worden geen concrete voorstellen genoemd in de Commissie-planning voor wijziging van de richtlijn vrij verkeer van personen maar de wens voor aanpassing van de richtlijn vormt voortdurend onderwerp van gesprek onder lidstaten.

De behandelingsprocedure en –duur van een richtlijnwijziging verschillen per dossier. Een en ander is afhankelijk van de snelheid van het bereiken van overeenkomsten binnen de Raad en het Europees Parlement en vervolgens tussen de Raad en het Europees Parlement.

De leden van de D66-fractie merken op dat het kabinet heeft aangegeven dat het in beginsel vasthoudt aan de Dublin Verordening. Gezien de situatie in de Arabische wereld, de migratieproblemen in Griekenland en de recente reactie van Italië op de toestroom van vluchtelingen uit Tunesië, vragen deze leden in hoeverre de minister de Dublin Verordening nog als haalbare afspraak beschouwt. De leden zijn benieuwd naar de lidstaten die naast Nederland vasthouden aan naleving van de Dublin Verordening. Zij vragen de minister welke lidstaten de houding van Nederland in deze delen.

De migratiestromen uit de Noord-Afrikaanse regio richting Europa bestaan voor een substantieel deel uit (illegale) economische migranten die naar verwachting geen asielverzoek indienen. De Dublin-verordening is op hen niet van toepassing. Die verordening regelt namelijk welke lidstaat verantwoordelijk is voor het behandelen van een asielverzoek.

Ten aanzien van degenen die wel asiel aanvragen, vind ik het van belang de Dublin-afspraken goed na te leven. Dit om te voorkomen dat zij kunnen doorreizen naar het land van hun keuze, waarvan zeer mogelijk een sterk aanzuigende werking zal uitgaan. Voor zover mij bekend zijn er geen lidstaten die een andere gedragslijn volgen.

Voornoemde leden merken op dat het kabinet voornemens is om meerdere Europese richtlijnen aan te passen. Zij vragen de minister aan te geven welke landen op dit moment hun steun geven aan de door het kabinet voorgestane wijziging van de kwalificatierichtlijn (2004/83), van de Richtlijn gezinshereniging (2003/86) en van de Richtlijn langdurig ingezetenen (2003/109). Zijn er landen die de minister concrete toezeggingen hebben gedaan om een of meerdere richtlijnen te wijzigen? Zo ja, hebben die landen hun intentie om deze richtlijnen te wijzigen reeds besproken in hun nationale parlement? Zo ja, kan de minister per richtlijn toelichten wat de uitkomst daarvan is geweest? Zo nee, kan de minister per richtlijn toelichten waarom niet en of op enig moment verwacht wordt dat zij dit wel zullen doen? Indien deze verwachting reëel is, vragen deze leden of de minister ervan op de hoogte is wanneer deze landen hun intentie in hun nationale parlement zullen bespreken.

Er bestond brede steun in de Raad voor het Nederlandse tekstvoorstel m.b.t. de kwalificatierichtlijn dat heeft geleid tot opname hiervan in het gehele voorstel dat nu voorligt in de triloog tussen de Raad, het Europees Parlement en de Commissie.

Met betrekking tot de richtlijn gezinshereniging kan ik uw Kamer melden dat verschillende lidstaten, zoals bijvoorbeeld Oostenrijk, Duitsland, Frankrijk, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk belangstelling hebben voor de Nederlandse voorstellen. Een aantal collega-ministers, zoals recentelijk mijn Franse collega Guéant, heeft zich publiekelijk uitgelaten over de wens de cijfers van gezinshereniging en legale migratie in het algemeen omlaag te willen brengen. In Duitsland en het Verenigd Koninkrijk zijn recentelijk maatregelen voorgesteld gericht op de aanscherping van eisen voor huwelijksmigratie.

Zoals eerder gezegd is m.b.t. de richtlijn langdurig ingezetenen een politiek akkoord bereikt tussen de Raad en het Europees Parlement. De Nederlandse voorstellen zien echter niet op deze wijzigingsronde, maar op een aanpassing van de richtlijn in de toekomst. In verschillende gesprekken die ik heb gevoerd wordt de problematiek rondom de toekenning van de status van langdurig ingezetene echter herkend en zal hier in meer detail op ambtelijk niveau verder over worden gesproken.

Het initiatief om een voorstel te publiceren voor mogelijke wijziging van een richtlijn is voorbehouden aan de Commissie. Behalve de nationale voorstellen, waarvan enkele voorbeelden eerder zijn genoemd, waarmee hetzelfde doel lijkt te worden beoogd als de Nederlandse voorstellen in het position paper, is mij niet bekend of mijn collega-ministers intenties tot wijziging van Europese wetgeving bespreken in hun nationale parlementen. De processen omtrent informatie-verstrekking aan en besluitvorming in de nationale parlementen m.b.t. de inzet op het Europese migratiebeleid zijn verschillend vormgegeven in de EU-lidstaten.

De leden van de D66-fractie zien de minister in Europa voor een uitdaging gesteld. Zij vragen in hoeverre de minister verwacht dat de aanpassing van deze richtlijnen binnen deze kabinetsperiode gerealiseerd zal worden. Verwacht de minister dat de voorgestane aanpassingen een gezamenlijke EU asiel- en migratiebeleid zullen bevorderen? Zo ja, kan de minster toelichten op welke wijze de aanpassingen individueel en gezamenlijk hieraan zullen bijdragen?

Zoals eerder gezegd verschilt de behandelingsprocedure en –duur van een verordening- of richtlijnwijziging per dossier. Echter, naar verwachting worden de onderhandelingen met betrekking tot de Dublin Verordening en de Kwalificatierichtlijn, gezien de fase waarin deze zich begeven, binnen deze kabinetsperiode afgerond. De discussie over de richtlijn gezinshereniging zal eveneens in vergevorderd stadium zijn binnen een paar jaar. Over de wijzigingen met betrekking tot de richtlijn langdurig ingezetenen en vrij verkeer van personen is het, gezien het ontbreken van een Commissie-planning, lastig om hierover uitspraken te doen. De voorgestane aanpassingen zijn gericht op een nieuw evenwicht tussen een streng en rechtvaardig asiel- en immigratiebeleid dat een positieve bijdrage levert aan de geloofwaardigheid van een gezamenlijk EU asiel- en immigratiebeleid. Een doeltreffende uitvoering van de Dublin-Verordening, een effectievere werking van de kwalificatierichtlijn, de verbetering van de integratie en emancipatie van immigranten (in het bijzonder vrouwen) via de wijziging van de richtlijn gezinshereniging, het belang van een goede startpositie ingebed in de richtlijn langdurig ingezetenen en aandacht voor het misbruik van bepaalde rechten in de richtlijn vrij verkeer van personen dragen bij aan versterking van een gezamenlijk EU asiel- en migratiebeleid.

Voornoemde leden zijn benieuwd naar de voortgang van het Groenboek. Deze leden hebben hierover enkele vragen. Heeft de Europese Commissie de minister laten weten wanneer zij denkt te komen met het Groenboek? Wanneer heeft Nederland voor het laatst hierover contact gehad met de Europese Commissie en wat is er toen besproken? De Europese Commissie heeft aangegeven dat zij voornemens is onder meer Nederland enkele vragen voor te leggen over de gewenste aanpassingen van de gezinsherenigingrichtlijn. Heeft Nederland deze vragen inmiddels voorgelegd gekregen en beantwoord? Zo ja, kan de minister de Kamer informeren over de voorgelegde vragen en de antwoorden die zijn gegeven?

De Commissie heeft aangegeven dit jaar het Groenboek gezinshereniging te zullen publiceren na de informele consultatie met verschillende lidstaten. Op ambtelijk niveau heeft 9 maart jl. een inhoudelijke bespreking plaatsgevonden met de Commissie over de maatregelen op het terrein van gezinsmigratie zoals verwoord in het regeerakkoord en het position paper, de onderbouwing hiervan en de verwachte effecten. De verschillende vragen van de Commissie zijn hierin aan bod gekomen. Aan de uitwerking hiervan wordt op dit moment in gezamenlijkheid verder gewerkt. Daarnaast zal ik met Commissaris Malmström op 25 mei in Den Haag de door NL voorgestane wijzigingen van de richtlijn gezinshereniging bespreken.

Ten slotte vragen de leden van de D66-fractie welke mogelijkheden de minister komende tijd verwacht voor wijziging van richtlijnen.

Hierbij verwijs ik graag naar de antwoorden zoals gegeven op de vragen van uw collega’s van de SP-fractie die eveneens betrekking hebben op de verwachtingen omtrent de wijzigingen van richtlijnen.

Uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Ruiz Zambrano (C-34/09)

De leden van de VVD-fractie merken op dat de minister in de brief volstaat met de mededeling dat een uitzonderlijke situatie als de zaak Ruiz Zambrano zich kan voordoen. Deze leden vragen hoeveel soortgelijke specifieke zaken als Ruiz Zambrano op Nederland intern van toepassing zouden kunnen zijn.

Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer verkrijgen niet rechtmatig verblijvende, staatloze kinderen die in Nederland geboren worden niet bij geboorte de Nederlandse nationaliteit. De specifieke situatie, zoals die zich voordeed in België, zal zich dan ook in Nederland niet voordoen.

De minister meldt in zijn brief dat hij nog niet over gedetailleerde informatie beschikt over de conclusies die EU-lidstaten en de Europese Commissie aan deze uitspraak verbinden. Is deze informatie inmiddels nu wel beschikbaar en wat is de uitkomst van de speciale bijeenkomst van de expertgroep vrij verkeer bij de Europese Commissie?

Gedetailleerde informatie is thans nog niet beschikbaar. Eerst op 29 april a.s. zal de expertgroep vrij verkeer van personen bij de Europese Commissie plaatsvinden. De uitspraak staat onder meer geagendeerd.

De leden van de SP-fractie vragen in welke landen van de EU zich een soortgelijke situatie kan voordoen zoals in België voor wat betreft de positie van de minderjarige kinderen.

De vraag is afhankelijk van de nationale nationaliteitswetgeving in de zesentwintig andere EU-lidstaten. Tijdens de geplande expertgroep vrij verkeer van personen bij de Europese Commissie van 29 april a.s. zal hiernaar gevraagd worden.

Daarnaast vragen deze leden of er inmiddels nadere uitleg van het EU-Hof beschikbaar is.

Op dit moment zijn er nog geen (vervolg)uitspraken van het EU-Hof beschikbaar.

Voorts vragen zij naar mogelijke gevolgen voor de Nederlandse situatie, anders dan het verblijfsrecht van de minderjarige kinderen, gelet op het door het EU-Hof vastgestelde aanknopingspunt met het EU-recht.

Zoals aangegeven in mijn brief, zie ik op dit moment geen aanleiding om meer gevolgen aan de uitspraak te verbinden, dan die waartoe de individuele feiten en omstandigheden van het arrest van het EU-Hof rechtstreeks aanleiding geven. Het door het EU-Hof vastgestelde aanknopingspunt met het EU-recht bestaat eruit dat door het ontzeggen van verblijfsrecht aan Ruiz Zambrano de kinderen, die op grond van de Belgische nationaliteitswetgeving toentertijd de Belgische nationaliteit hadden verkregen, in de feitelijke onmogelijkheid zullen verkeren de rechten uit te oefenen die zij aan hun status van EU-burger kunnen ontlenen.

Uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de gevoegde zaken Toprak en Oguz (C-300/09 en C-301/09)

De leden van de VVD-fractie lezen dat de minister bij de introductie van nieuwe maatregelen zorgvuldig aandacht zal besteden aan de bijzondere positie van Turkse onderdanen. Wanneer kan de Kamer deze maatregelen tegemoet zien?

De nieuwe maatregelen uit het regeer- een gedoogakkoord op het gebied van gezinshereniging zullen vanaf dit najaar bekend worden gemaakt.

Deze leden merken op dat de minister in de brief aangeeft dat de uitspraak niet zonder gevolg is voor enkele van de kabinetsvoornemens. Op welke voornemens van het kabinet heeft deze uitspraak precies effect?

De uitspraak heeft in ieder geval effect voor het kabinetsvoornemen om de termijn waarna gezinsmigranten een zelfstandige verblijfsvergunning kunnen krijgen, te verlengen van drie naar vijf jaar behoudens bijzondere omstandigheden. Ook heeft het effect voor het nieuwe vereiste voor toelating voor gezinsmigranten, dat zij moeten beschikken over een zelfstandige huisvesting. Dit geldt eveneens voor de voornemens om de mvv-vrijstelling van bepaalde terugkeeroptanten af te schaffen en om de terugkeermogelijkheid bij verplaatsing van het hoofdverblijf te verkorten. Het effect is dat deze voornemens niet zullen gelden voor Turkse onderdanen.

Is de minister van plan ook hierover in overleg te treden met zijn buitenlandse collega’s dan wel Europese actoren?

Aangezien het hier het uitvoeren van de gevolgen van een uitspraak van het EU-Hof betreft in Nederland, bestaat voor overleg met mijn buitenlandse collega’s dan wel Europese actoren hierover geen directe aanleiding. Vanzelfsprekend zal, wanneer blijkt van een best practice in een van de andere lidstaten, hierover via de bestaande ambtelijke netwerken wel navraag worden gedaan met het oog op de Nederlandse uitvoeringspraktijk.

De leden van de SP-fractie vragen welke maatregelen uit het regeer- en gedoogakkoord worden geraakt door deze uitspraak.

De uitspraak heeft in ieder geval effect voor het kabinetsvoornemen om de termijn waarna gezinsmigranten een zelfstandige verblijfsvergunning kunnen krijgen, te verlengen van drie naar vijf jaar behoudens bijzondere omstandigheden. Ook heeft het effect voor het nieuwe vereiste voor toelating voor gezinsmigranten, dat zij moeten beschikken over een zelfstandige huisvesting. Dit geldt eveneens voor de voornemens om de mvv-vrijstelling van bepaalde terugkeeroptanten af te schaffen en om de terugkeermogelijkheid bij verplaatsing van het hoofdverblijf te verkorten. Het effect is dat deze voornemens niet zullen gelden voor Turkse onderdanen.

Deze leden vragen van welke voorziene maatregelen (toelatings- en verblijfsvoorwaarden) de minister met zekerheid kan zeggen dat deze niet hoeven te worden aangepast op basis van de uitspraak.

In het verlengde van de vorige vraag, voorzie ik op dit moment voor de overige maatregelen die staan vermeld in het regeer- en gedoogakkoord ten aanzien van gezinshereniging niet dat deze, op basis van de uitspraak, hoeven te worden aangepast voor Turkse onderdanen.

Reactie op de Standpuntverkennende notitie «Visie op bescherming»

De leden van de VVD-fractie vragen of de verschillen en overeenkomsten tussen Nederland en de verschillende EU-lidstaten kunnen worden weergegeven. Geven andere lidstaten een andere invulling aan de artikelen van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) (zoals artikel 3 en 8 EVRM) als zij een asielaanvraag toetsen?

Alle EU-lidstaten zijn gebonden aan het EVRM en zij moeten de bepalingen uit dit verdrag naleven. Ook moet jurisprudentie van het Europese Hof door de lidstaten worden nageleefd.

Indien een asielzoeker van mening is dat een lidstaat in zijn geval het EVRM niet of niet voldoende heeft toegepast, kan deze zich wenden tot het Europese Hof in Straatsburg met een klacht over de betreffende lidstaat.

Verder vragen deze leden wat de huidige stand van zaken is ten aanzien van het Griekse «National Action Plan on the reform of the Asylum System and on Migration».

Ik hecht er aan dat de EU zich, in de ondersteuning van Griekenland, richten op het Griekse actieplan («Greek Action Plan on Migration Management and Asylum Reform»), omdat dit bij een goede implementatie de asiel- en migratiesituatie in Griekenland structureel zal verbeteren. Daarbij ligt voor de hand dat de op Griekenland toegesneden operationele steun via het nieuwe Europees Asielagentschap (EASO) wordt verleend. Langs deze weg kan de inzet van de lidstaten worden gebundeld.

In dit verband hebben zich recent enkele positieve ontwikkelingen voorgedaan. Op 1 april 2011 hebben de Griekse autoriteiten en de uitvoerend directeur van het EASO het zogeheten «Operating Plan» gepresenteerd. Dit operationele plan ziet op de implementatie van het nieuwe Grieks asielsysteem onder verantwoordelijkheid van Griekenland zelf en maakt inzichtelijk hoe het EASO de Griekse autoriteiten hierbij kan ondersteunen. De komende twee jaar zullen 40 tot 50 asielexperts uit de verschillende lidstaten, onder coördinatie van EASO, Griekenland ter plekke assisteren.

Naast assistentie bij het moderniseren van het asiel en opvangsysteem, zal ook ondersteuning worden geboden op onderwerpen als training, het onderscheiden van vluchtelingen van illegale (economische) migranten en expertise op het gebied van kwetsbare groepen. Ik wil aangeven dat Nederland een substantiële bijdrage wil leveren aan deze EASO-asiel-ondersteuningsteams.

Daarbij lijkt Griekenland ook zijn eigen verantwoordelijkheid te nemen. Zo zijn de nieuwe comités, die de achterstand van 45 000 asielaanvragen in bezwaar/beroep moeten verwerken inmiddels begonnen met de behandeling van deze zaken. Ook zijn de Griekse autoriteiten dit moment bezig met de procedures om 35 psychologen, 35 tolken en een aantal sociaal werkers op zeer korte termijn aan te nemen.

Voornoemde leden vragen of Nederland al in overleg is geweest met diverse landen en instellingen ten aanzien van de opvang en bescherming van asielzoekers in eigen land of regio. Zij vragen of indien mogelijk het resultaat van deze overleggen kan worden gegeven.

Nederland dringt in EU-kader aan op een uitbouw van de Regional Protection Programs (RPP’s). Voorts acht Nederland het van belang dat deze RPP’s worden ingebed in de meerjarenafspraken met de betrokken landen op het vlak van ontwikkelingssamenwerking. U wordt hierover nader geïnformeerd bij de brief over migratie en ontwikkeling.

Tunesische vluchtelingen

De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de visa die zijn verstrekt aan Tunesische vluchtelingen.

Hebben Duitsland en België het toezicht op de Nederlandse grens opgevoerd?

Is er overleg geweest met België en Duitsland over mogelijke grenscontroles?

Allereerst wil ik erop wijzen dat er tijdelijke verblijfsvergunningen aan Tunesische migranten zijn verstrekt, geen visa aan Tunesische vluchtelingen.

In de grenszone met Nederland voeren Duitsland en België hun reguliere politiecontroles uit. Het herinvoeren van grenscontroles aan de Schengenbinnengrenzen verband veronderstelt een ernstige bedreiging van de openbare orde. Dat is thans niet aan de orde.

Is het mogelijk om aan te geven hoeveel van de meer dan de 20 000 Tunesische migranten asielzoekers zijn?

Is Nederland al in overleg getreden met België en Luxemburg over het verstrekken van visa door Italië? Zo ja, wat is de uitkomst hiervan?

Hoewel het beeld bestaat dat de meeste Tunesische migranten omwille van economische motieven naar de Europese Unie komen, zijn exacte cijfers over de verdeling asielzoekers en migranten op zoek naar werk binnen deze groep niet beschikbaar. Met België en Luxemburg vindt er overleg plaats om namens de Benelux een brief te sturen naar de Europese Commissie over het verstrekken van de tijdelijke verblijfsvergunningen door Italië.

Heeft Italië voldaan aan de criteria voor het verlenen van de visa, zoals deze in het Schengen akkoord zijn vastgelegd? Wat wordt bedoeld met de «humanitaire visa» die Italië heeft verstrekt en hoe verhoudt zich dit tot het Europees recht?

Heeft Italië gehoor gegeven aan het verlangen van de Benelux-landen dat Italië de persoonsgegevens en vingerafdrukken van alle nieuwe binnenkomers vastlegt en opslaat in Eurodac?

Italië heeft besloten tijdelijke verblijfsvergunningen om humanitaire redenen te verlenen aan vreemdelingen uit Noord-Afrika die sinds januari van dit jaar zijn toegekomen in Italië. De afgifte van dergelijke verblijfsvergunningen is, in tegenstelling tot visa voor een kort verblijf van drie maanden, niet onderworpen aan Europese regelgeving. Het circulatierecht in de Schengenzone dat door Italië aan deze verblijfsvergunningen is gekoppeld is daarentegen wel onderworpen aan Europese regels, namelijk de Schengengrenscode. Dit betekent dat betrokkene moet voldoen aan het bezit van een geldig grensoverschrijdingsdocument en voldoende middelen van bestaan.

Voor wat betreft EURODAC, heb ik vooralsnog geen signalen ontvangen dat Italië de verplichtingen op basis van de EURODAC-verordening niet zou nakomen. Ik zal voor de registratie en het bewaren van de gegevens van vreemdelingen die Europa illegaal zijn ingereisd extra aandacht vragen door middel van een brief aan de Europese Commissie.

Deelt de minister de verwachting van zijn Belgische ambtsgenoot dat er geen enorme toeloop van Tunesiërs komt?

Hoewel dit niet op voorhand valt in te schatten, bestaat niet het beeld dat Nederland te maken zal krijgen met een massale toestroom van Tunesiërs.

Worden Tunesische migranten die op zee onderweg zijn naar Italië inmiddels direct toegestuurd naar Tunesië, gezien de overeenkomst die Italië en Tunesië hebben bereikt dat migranten naar Tunesië mogen worden teruggestuurd? Zo nee, waarom niet?

Indien na aankomst in Italië blijkt dat een vreemdeling illegaal is ingereisd, kan hij naar Tunesië worden teruggestuurd. Dit gebeurt niet op volle zee.

Wel kan indien een vreemdeling die in acute nood verkeert van volle zee naar een haven worden gebracht, van het land dat verantwoordelijk is voor de search and rescue in dat gebied. Afhankelijk van de locatie waar de drenkeling wordt gered kan dat een Tunesische haven zijn.

Kan aangeven worden of Frontex beter wordt ingezet ten aanzien van de buitengrensbewaking met Tunesië? Kan een overzicht van de stand van zaken met betrekking tot Frontex worden gegeven?

Op verzoek van Italië is door Frontex op 20 februari jl. gestart met operatie Hermes waaraan Nederland heeft bijgedragen en in mei 2011 nogmaals zal bijdragen in de vorm van twee grenswachters. Als gevolg van de toenemende migratiedruk op Italië en, in het bijzonder het Lampedusa, heeft Frontex de operationele reikwijdte van operatie Hermes (Italiaanse eilanden) verbreed tot Sardinië en de operatie met vijf maanden verlengd tot eind augustus 2011. Operatie Poseidon (Griekse eilanden, Egeïsche zee) is verbreed tot en met Kreta, De Europese Commissie heeft extra middelen vrijgemaakt ter ondersteuning van beide operaties.

Verder heeft de directeur van Frontex op 22 maart jl. ingestemd om een snelle grensinterventieteams in te zetten om te voorkomen dat er een aanzienlijke druk ontstaat op de buitengrenzen van Malta.

Is de Europese Commissie bezig om een aanvalsplan op te stellen om een verdere toestroom van illegale migranten uit Noord-Afrika tegen te gaan?

De Europese Commissie zal begin mei een plan voor de langere termijn presenteren betreffende het ontwikkelen van capaciteit voor het beheer van migratiestromen en vluchtelingenstromen. Tijdens een extra bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken op 12 mei a.s. en vervolgens in de geplande JBZ-Raad van 9 juni a.s. zal over dit plan gesproken worden. Ook de Europese Raad van 24 juni a.s. zal uitgebreid stilstaan bij de migratie-aspecten van de situatie in Noord-Afrika.

Wat is de stand van zaken ten aanzien van de voorstellen van de Europese Commissie uit het aangekondigde Smart borders pakket?

De Europese Commissie heeft aangekondigd dat in 2012 voorstellen worden gepresenteerd die onderdeel vormen van het EU-wetgevingspakket «Smart Borders».

Het gaat om een voorstel voor een richtlijn voor registered travellers (RT) en ziet op een versnelde grenspassage van frequente reizigers. Het tweede voorstel betreft een EU «Electronic System for Travel Authorization» (EU ESTA). Dit voorstel ziet op het aanleveren van passagiersgegevens door de passagiers in de reserveringsfase. Het derde voorstel betreft een «EU-Entry/Exit system (EES)». Dit voorstel strekt ertoe om de binnenkomst en het vertrek van reizigers op een geautomatiseerde wijze te registreren, teneinde te voorkomen dat personen de maximale duur van de voor geldende verblijfstermijn overschrijden.

Wat doet de EU op het gebied van opvang in de eigen regio, bijvoorbeeld ten aanzien van vluchtelingen uit Eritrea? Hoe wordt de minister hierbij betrokken? Wat doet de minister zelf om dit te promoten?

De EU heeft een aanzienlijk budget beschikbaar gesteld voor humanitaire hulp naar aanleiding van de crises in Noord-Afrika. Daarnaast heeft de Commissie lidstaten voor een expert-bijeenkomst bijeen gevraagd om te bezien welke lidstaten bereid waren vluchtelingen uit onder meer Eritrea voor hervestiging op te nemen. Nederland heeft ook aangegeven bereid te zijn ongeveer 40 vluchtelingen uit onder meer Eritrea op te nemen die uit Libië zijn gevlucht.

De leden van de PvdA-fractie hebben enkele vragen over de Tunesische vreemdelingen.

Kan de minister aangeven wat in Europees verband de extra kosten voor grensbewaking zijn om Tunesische vreemdelingen tegen te houden?

Kan de minister aangeven welke (en hoeveel) extra kosten Nederland maakt voor verscherpte grensbewaking om Tunesische vreemdelingen tegen te houden?

Het verscherpen van het mobiel toezicht op de luchthavens en aan de binnengrenzen wordt bereikt met de huidige beschikbare capaciteit van de Koninklijke Marechaussee.

De Koninklijke Marechaussee gaat de vluchten uit Italië observeren.

Tunesiërs die zich op die vluchten bevinden, zullen aan de volgende voorwaarden moeten voldoen om in Nederland te mogen verblijven.

Zij moeten beschikken over een tijdelijke verblijfsvergunning, afgegeven door Italië, gecombineerd met een grensoverschrijdingsdocument en over voldoende middelen van bestaan. Daarnaast mogen zij geen criminele antecedenten hebben (gevaar voor openbare orde en veiligheid).

Kan de minister aangeven wat de extra kosten voor de EU en voor Nederland zouden zijn geweest als Italië snel zou zijn geholpen met extra beslisambtenaren en opvangplaatsen om de 30 000 vreemdelingen op Lampedusa snel een eerlijke toelatingsprocedure te laten doorlopen?

Kan de minister aangeven wat de belemmeringen zijn in Europees verband om Italië gezamenlijk te steunen met praktische actie, door bijvoorbeeld snel extra mankracht en opvangplaatsen richting Lampedusa te sturen?

Deelt de minister de mening dat gezamenlijke praktische actie vanuit de EU, met daarbij een evenredige Nederlandse bijdrage, verreweg de voorkeur verdient, boven het nu door de lidstaten bewandelde pad van toekijken, visa uitdelen (door Italië) en grenzen bewaken, waarbij door de lidstaten slechts het nationaal belang voortdurend voorop wordt gesteld? Deelt de minister de mening dat dit bewandelde pad tevens slechts leidt tot verziekte verhoudingen in de EU, extra illegalen in Europa en in Nederland en talloze vreemdelingen zonder eerlijke procedure?

Kan de minister de oorzaken aangeven waarom het de EU niet lukt om met een afdoende praktische gezamenlijke aanpak te komen voor de massale toestroom van vreemdelingen op Lampedusa? Waarom zet Nederland daar in de EU niet op in? Is dat grotendeels een financiële kwestie?

Nederland zet in op een Europese aanpak van de migratiestromen richting de Europese Unie. De migratiestromen uit Noord-Afrika kennen een gemengde samenstelling waarvan migranten met economische motieven een substantieel deel uitmaken. Deze vaststelling is van belang voor de keuze van de te treffen maatregelen. Het gaat immers met name om vreemdelingen die niet op zoek zijn naar bescherming.

Verder past hier nog een andere kanttekening bij. Het is namelijk niet zo dat een land als Italië een structureel hogere asielinstroom heeft dan Nederland.

Uit cijfers van EUROSTAT blijkt namelijk dat Italië in 2010 ongeveer 10 500 eerste asielaanvragen had ten opzichte van 13 290 in Nederland. Wanneer dit cijfer zou worden gecorrigeerd voor het inwonertal is helemaal duidelijk dat Italië een veel beperktere instroom kent dan Nederland.

Dit verklaart waarom Italië in eerste instantie het EU-grensbewakingsagentschap Frontex om hulp heeft verzocht en nog geen initiatief heeft genomen tot het indienen van een verzoek om praktische ondersteuning door het Europees ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO). Op verzoek van Italië is door Frontex op 20 februari jl. gestart met operatie Hermes, waaraan Nederland reeds heeft bijgedragen en in mei 2011 nogmaals zal bijdragen in de vorm van twee grenswachters. Daarnaast staan ook de migratiegerelateerde fondsen van de Europese Unie zoals onder meer het Europees Vluchtelingenfonds en het Buitengrenzenfonds ter beschikking van de lidstaten. Naast de bedragen die lidstaten hieruit ontvangen zal de Europese Commissie bovendien € 25 miljoen euro extra beschikbaar stellen. Lidstaten kunnen een beroep doen op dit extra bedrag via het Buitengrenzenfonds en het Europees Vluchtelingenfonds.

Verder zal de Europese Commissie begin mei een plan voor de langere termijn presenteren betreffende het ontwikkelen van capaciteit voor het beheer van migratiestromen en vluchtelingenstromen.

Tijdens een extra bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken op 12 mei a.s. en vervolgens in de geplande JBZ-Raad van 9 juni a.s. zal over deze langere termijn plannen gesproken worden. Ook de Europese Raad van 24 juni a.s. zal uitgebreid stilstaan bij de migratie-aspecten van de situatie in Noord-Afrika.

Wat vindt de minister van de stelling dat de Dublin Verordening, waarbij de landen uiteindelijk voortdurend naar elkaar wijzen, de Europese solidariteit eerder ondermijnt dan bevordert?

Ik onderschrijf deze stelling niet. Ingevolge de Dublin-verordening moeten de lidstaten op basis van objectieve criteria nagaan welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek. Hierbij is het uitgangspunt dat deze verantwoordelijkheid berust bij de lidstaat die de grootste rol heeft gespeeld bij de binnenkomst of verblijf van de asielzoeker binnen de EU. Het uitgangspunt is dat één lidstaat verantwoordelijk is voor het asielverzoek van een vreemdeling waarmee het zogenaamde asielshoppen wordt voorkomen.

Dit betekent niet dat wij geen solidariteit betrachten met lidstaten die worden geconfronteerd met een hoge migratiedruk. Onder de huidige situatie dient aan de solidariteit invulling te worden gegeven door praktische samenwerking en het ondersteunen van lidstaten aan de grenzen. Ik vind dit belangrijk en Nederland draagt hieraan volop bij. De komst van het EASO is hierin van grote toegevoegde waarde omdat hierin de lidstaten gezamenlijk hun ondersteuning kunnen aanbieden aan de grenslanden.

Heeft de minister kennisgenomen van de opmerkingen van de minister-president tijdens zijn wekelijkse persconferentie over de problemen met de 25 000 vreemdelingen op het Italiaanse eiland Lampedusa?

Deelt de minister de mening van de minister-president, dat de toestroom van vreemdelingen op het eiland een Italiaans probleem zijn? Kunt u dit toelichten?

Wat is het standpunt van de Nederlandse regering over het feit dat de Italiaanse premier Berlusconi van plan is de 25 000 vreemdelingen een humanitair visum te verlenen, zodat zij vrij kunnen reizen in de EU? Wat is de stand van zaken omtrent het plan van Berlusconi voor deze massale visumverlening? Hoe is daar door de andere Europese lidstaten op gereageerd, onder meer tijdens de JBZ raad van 11 april 2011? Welke inbreng heeft Nederland hieromtrent geleverd? Kan de EU het besluit van Berlusconi nog tegenhouden?

Deelt de minister de mening dat het vreemdelingenprobleem op Lampedusa een Europees probleem is en dat het van belang is dat er een Europese oplossing voor komt? Waarom is door de minister en door zijn collega’s uit de andere Europese lidstaten niet eerder afdoende ingegrepen, om te voorkomen dat de problemen op Lampedusa zouden escaleren?

Kan de minister in grote lijnen aangeven wat de samenstelling is van de migranten op Lampedusa? Wat is de herkomst van de migranten? Hoeveel van hen zijn arbeidsmigranten? Hoeveel van hen zijn mogelijk vluchtelingen? Hoeveel van hen hebben geen legitieme reden om naar Europa te reizen?

Deelt de minister de mening dat het noodzakelijk is om een schifting te maken tussen de vreemdelingen die om economische motieven naar Lampedusa zijn gereisd en de echte vluchtelingen uit onder meer Libië? Hoe kan worden gewaarborgd dat alle vreemdelingen die zich op Lampedusa bevinden, waaronder vluchtelingen, zo snel mogelijk een eerlijke beoordeling krijgen over hun recht op verblijf in de EU?

Deelt de minister de mening dat ook Nederland Italië snel praktisch moet ondersteunen om alle asielaanvragen van de vluchtelingen af te handelen? Kan de minister er samen met zijn collega’s uit de andere Europese lidstaten voor zorgen dat binnen afzienbare tijd extra opvangplaatsen en extra beslismedewerkers op Lampedusa worden geplaatst? Kan de minister er samen met zijn Europese collega’s voor zorgen dat de vreemdelingen op Lampedusa die geen recht hebben op verblijf in de EU snel terugkeren naar Tunesië? Kunt u dit toelichten?

Ik verwacht van Italië, net zoals ik dat verwacht bij andere lidstaten, dat ze in eerste instantie zelf hun verantwoordelijkheid nemen ten aanzien van een verhoogde instroom van illegale immigranten en asielzoekers. Indien Italië vervolgens van mening is dat extra hulp vanuit de EU is aangewezen, kan ze die extra ondersteuning vragen, bijvoorbeeld bij Frontex of het EASO.

Het is belangrijk dat het initiatief voor extra ondersteuning bij Italië ligt zodat duidelijk is waar de noden liggen en adequate maatregelen kunnen worden getroffen om deze noden te lenigen. Op deze manier dienen de uitspraken van de Minister President te worden begrepen.

De noden van lidstaten worden ook bepaald door de samenstelling van de migratiestromen. Het is van belang om goed in beeld te hebben over welke vreemdelingen het gaat om de aangewezen maatregelen te bepalen. Vreemdelingen die geen bescherming nodig hebben moeten zo snel in beeld worden gebracht zodat aan hun terugkeer kan worden gewerkt.

Daarom betreur ik ook het initiatief van Italië om tijdelijke verblijfsvergunningen af te geven aan migranten uit Noord-Afrika. Nog afgezien van het feit dat deze maatregel de geloofwaardigheid van het streven naar een gemeenschappelijk Europees asiel- en immigratiebeleid ondermijnt biedt, geeft deze maatregel een verkeerd signaal aan de migranten die met het oog op werk richting de Europese Unie willen komen.

Dit heb ik ook tijdens de JBZ-Raad van 11 april jl. gemeld en werd ook ondersteund door veel lidstaten, onder meer Frankrijk en Duitsland. De inzet moet gericht zijn op de terugkeer van deze illegale migranten.

Uit de mij beschikbare informatie blijkt het volgende beeld. Sinds midden januari 2011 zijn tot 18 april 2011 ongeveer 27 000 vreemdelingen aangekomen op Lampedusa. De grote meerderheid van deze vreemdelingen betreft Tunesiërs. Verder maken ook onder meer ook Eritrieërs, Ethiopiërs, Ivorianen, Somaliërs en Nigerianen deel uit van de vreemdelingen die in Lampedusa zijn toegekomen.

Deelt de minister de mening dat Nederland samen met de andere Europese lidstaten moet inzetten op een eerlijke verdeling van de toegelaten asielzoekers over de verschillende lidstaten van de EU? Deelt u de mening dat landen die doorgaans een zeer lage asielinstroom hebben, zoals bijvoorbeeld de Oost Europese landen, bij die verdeling een extra inspanning moeten leveren? Kunt u dit toelichten?

Naar mijn mening kan van een zinvol debat over herverdeling van asielzoekers pas sprake zijn als sprake is van één gemeenschappelijk asielstelsel. Wanneer dat het geval is zal nader moeten worden onderzocht of er sprake is van een onevenredige distributie van asielzoekers over de verschillende EU-lidstaten en op welke wijze daar aan tegemoet dient te worden gekomen.

Op dit moment wordt ingezet op praktische samenwerking binnen Europa en ondersteuning van de landen die te kampen hebben met verhoogde instroom van vreemdelingen uit Noord-Afrika bijvoorbeeld door de inzet van Frontex.

Deelt de minister de mening dat één Europees asielbeleid onder meer moet inhouden dat bij een plotselinge toestroom van migranten naar (één van) de Europese lidstaten, er een snelle, gezamenlijke aanpak moet komen waarbij praktische steun en solidariteit voorop staan?

Ja. Hierbij merk ik op dat een gezamenlijke aanpak waarbij praktische steun en solidariteit vooropstaat, ook nu al plaatsvindt terwijl er nog geen sprake is van één Europees asielbeleid.

Deelt u de mening dat het plan van de Italiaanse premier om alle migranten een visum te verlenen daar tegengesteld aan is, en dat ook de stelling van de minister president dat de 25 000 migranten een Italiaans probleem zijn niet aan een Europese oplossing bijdragen? Kunt u dit toelichten?

Zoals ik reeds op bovenstaande vragen heb geantwoord, betreur ik het initiatief van Italië om tijdelijke verblijfsvergunningen af te geven aan migranten uit Noord-Afrika. Deze maatregel van Italië doorkruist de reeds geleverde en nog te leveren Europese inspanningen om een antwoord te bieden op de migratiestromen en vergroot de aanzuigende werking richting Europa van migranten.

Deelt de minister de mening dat het verscherpen van grenscontroles in de EU niets toevoegt om de problematiek op Lampedusa op te lossen, omdat dit uitgaat van de illusie dat migranten kunnen worden tegengehouden en dit bovendien geen enkele oplossing biedt voor de vluchtelingen die zich nu op het eiland bevinden? Kunt u dit toelichten?

Is de minister bereid alsnog namens Nederland in Europees verband aan te dringen op effectieve, afdoende, snelle, praktische steun vanuit de EU, om ervoor te zorgen dat het vluchtelingenprobleem op Lampedusa zo snel mogelijk beheersbaar wordt en op een solidaire manier wordt opgelost? Kunt u dit toelichten?

Ik deel die mening niet. Verscherping van de grenscontroles is niet het enige instrument dat ingezet dient te worden, maar maakt wel een belangrijk deel uit van het gehele pakket aan maatregelen. Het is van belang het grenstoezicht te intensiveren daar waar een illegale instroom van migranten naar de EU wordt waargenomen: in dit geval de zuidelijke maritieme buitengrens van de EU. Nederland draagt hieraan bij door in EU verband onder coördinatie van Frontex deel te nemen van operaties.

Hierbij staan ook de migratiegerelateerde fondsen van de Europese Unie zoals onder meer het Europees Vluchtelingenfonds en het Buitengrenzenfonds ter beschikking van de lidstaten. Naast de bedragen die lidstaten hieruit ontvangen zal de Europese Commissie bovendien € 25 miljoen euro extra beschikbaar stellen.

Daarnaast is het belangrijk om door middel van toezicht zicht te houden op illegale migranten en vreemdelingen die onrechtmatig in de EU verblijven. Politiecontroles op het grondgebied van de EU, ook in de grensregio’s tussen de lidstaten dienen om dit onrechtmatig verblijf zoveel mogelijk tegen te gaan. Bij de afschaffing van de binnengrenscontroles is nadrukkelijk in de mogelijkheid van deze laatste controles voorzien. Dit is geregeld in artikel 21 van de Schengengrenscode. In Nederland is dat het mobiel toezicht.

De leden van de SP-fractie vragen hoe zich de door de minister in zijn brief van 15 december 2010 uitgedragen mening dat lidstaten de ruimte moeten houden hun eigen systemen te behouden verhoudt tot de kritiek dat Italië met het verlenen van humanitaire visa aan Tunesiërs buiten zijn boekje gaat. Kan de minister aangeven op welke Europees rechtelijke gronden hij meent Tunesiërs die in het bezit zijn van humanitaire visa de toegang kan weigeren dan wel uit kan zetten? Heeft de minister inmiddels de Europese Commissie om een reactie gevraagd? Zo ja, wat was deze reactie?

De ruimte voor lidstaten om hun eigen systemen te behouden moet worden gekaderd in de Europese voorstellen tot ontwikkeling van een Gemeenschappelijk Europees Asielstelstel (GEAS). Nederland is namelijk van mening dat verregaande harmonisatie van wet- en regelgeving in dit verband nodig is maar deze moet niet zover gaan dat in elke lidstaat exact dezelfde wet- en regelgeving moet gelden. Dit zou ook een onrealistische eis zijn gelet op de eigen rechtstradities in de verschillende lidstaten. De wens om ruimte te behouden voor eigen systemen ziet derhalve niet op het verlenen van verblijfsvergunningen om humanitaire redenen.

De mogelijkheid om Tunesiërs met een Italiaanse verblijfsvergunning te weigeren is voorzien in de Schengrenscode. Ik zal de Europese Commissie om informatie vragen over de Italiaanse plannen


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Staaij, C.G. van der (SGP), Dijsselbloem, J.R.V.A. (PvdA), Sterk, W.R.C. (CDA), Bochove, B.J. van (CDA), Aptroot, Ch.B. (VVD), Dam, M.H.P. van (PvdA), Knops, R.W. (CDA), Brinkman, H. (PVV), voorzitter, Voordewind, J.S. (CU), Spekman, J.L. (PvdA), Thieme, M.L. (PvdD), Fritsma, S.R. (PVV), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Dibi, T. (GL), Kuiken, A.H. (PvdA), ondervoorzitter, Peters, M. (GL), Berndsen, M.A. (D66), Nieuwenhuizen, C. van (VVD), Schouw, A.G. (D66), Steur, G.A. van der (VVD), Klaveren, J.J. van (PVV), Taverne, J. (VVD) en Vacature SP.

Plv. leden: Dijkgraaf, E. (SGP), Arib, K. (PvdA), Çörüz, C. (CDA), Omtzigt, P.H. (CDA), Liefde, B.C. de (VVD), Çelik, M. (PvdA), Smilde, M.C.A. (CDA), Elissen, A. (PVV), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Dekken, T.R. van (PvdA), Ouwehand, E. (PvdD), Bontes, L. (PVV), Kooiman, C.J.E. (SP), Sap, J.C.M. (GL), Jadnanansing, T.M. (PvdA), Voortman, L.G.J. (GL), Hachchi, W. (D66), Azmani, M. (VVD), Pechtold, A. (D66), Venrooy-van Ark, T. (VVD), Kortenoeven, W.R.F. (PVV), Schaart, A.H.M. (VVD) en Dijk, J.J. van (SP).

X Noot
2

– «Roadmap» Europese inzet migratiebeleid (Kamerstuk 30 573, nr. 61);

– Nederlandse inzet EU migratiebeleid (Kamerstuk 30 573, nr. 65);

– Uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Ruiz Zambrano (C-34/09) (Kamerstuk 19 637, nr. 1408);

– Uitspraak van het EU Hof van Justitie in de gevoegde zaken Toprak en Oguz (C-300/09 en C-301/09) (Kamerstuk 30 573, nr. 64);

– Reactie op Standpuntverkennende notitie «visie op bescherming» (Kamerstuk 19 637, nr. 1385);

– Standpuntverkennende notitie «Visie op bescherming» (Kamerstuk 19 637, nr. 1314);

– Tunesische vluchtelingen.

X Noot
3

Kamerstukken II 2010/11, 30 573, nr. 65.

X Noot
4

Zie onder meer de antwoorden op schriftelijke vragen met kenmerk 2010Z19235, Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1218.

Naar boven