Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 oktober 2019
Op 30 oktober 2018 nam de Tweede Kamer een motie van de leden Van der Molen en Van
der Graaf aan (Handelingen II 2018/19, nr. 16, item 8). In deze motie verzoeken de leden Van der Molen en Van der Graaf de regering om
in overleg te treden met gemeenten en waterschappen om gezamenlijk te bezien hoe vermogensnormen
voor kwijtschelding beter op elkaar kunnen worden afgestemd en daarbij het wettelijk
kader van de Invorderingswet en Participatiewet te betrekken (Kamerstuk 35 000 VII, nr. 19).
Uit ambtelijk overleg met de gemeenten en waterschappen is niet gebleken dat er een
manier is om de vermogensnormen voor kwijtschelding en bijstand beter op elkaar af
te stemmen zonder dat dit hetzij nadelige gevolgen heeft voor de armoedeval hetzij
de positie van mensen die afhankelijk zijn van een bijstandsuitkering aantast. Ten
aanzien van dit onderwerp schreef ik uw Kamer op 5 juni 20181 dat dit kabinet staat voor de maximale arbeidsdeelname en minimale uitkeringsafhankelijkheid,
waardoor optimale ontplooiingsmogelijkheden voor ieder individu moeten ontstaan. Het
kabinet streeft dan ook naar het verminderen van de armoedeval, zodat werken lonend
is voor alle huishoudens. Het ophogen van de vermogensvrijstellingen binnen het kwijtscheldingsbeleid
zal tot gevolg hebben dat het aantal kwijtscheldingsgerechtigden toeneemt. Wanneer
deze mensen vervolgens (beter) betaald werk aanvaarden, raken zij de kwijtschelding
weer kwijt. Voor nadere toelichting op dit punt verwijs ik naar voornoemde brief van
5 juni 2018.
Wanneer daarentegen het vermogensbegrip uit de Participatiewet zou worden aangepast
in de richting van de normatiek welke geldt binnen het kwijtscheldingsbeleid, zouden
minder mensen voor bijstand in aanmerking komen. Beide uitkomsten zijn niet wenselijk.
Daarnaast wordt de harmonisatie van de vermogensnormen als onderwerp ook bezien in
het traject van de herziening van het lokaal belastinggebied. Dit traject moet leiden
tot bouwstenen waarmee een volgend kabinet het lokaal belastinggebied kan herzien.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren