Het Presidium heeft op 6 maart 2014 een brief ontvangen van de commissie voor de Rijksuitgaven
(bijgevoegd) met een nader advies over de Toekomst- en onderzoeksagenda 2014 van de
Tweede Kamer (Kamerstuk 32 224, nr. 8).
De commissie stelt het Presidium voor de eerdere voordracht, zoals opgenomen in Kamerstuk
32 224, nr. 8, van de stemmingslijst af te voeren.
Het Presidium stelt de Kamer voor hiermee in te stemmen.
Bijlage
Aan het Presidium
Den Haag, 6 maart 2014
Na afronding van het advies van de commissie voor de Rijksuitgaven aan het Presidium
over de voordracht aan de Kamer voor een in uitvoering te nemen parlementair onderzoek
in het kader van de Toekomst- en onderzoeksagenda 2014 heeft zich een ontwikkeling
voorgedaan die de commissie noopt tot een aangepaste voordracht aan de Kamer.
De commissie heeft bij brief van 28 november 20131 aan het Presidium geadviseerd de Kamer voor te stellen in 2014 een onderzoek uit
te voeren naar onbemande vliegtuigen (drones), met daarbij het advies dat de Kamer
de vaste commissie voor V&J zou verzoeken het voorstel nader uit te werken. Dit nader
uitgewerkte voorstel, volgens de richtlijnen zoals opgenomen in de Regeling parlementair
en extern onderzoek2, zou dan op een later moment via het Presidium aan de Kamer voorgelegd worden.
De genoemde ontwikkeling heeft betrekking op het volgende. Na afronding van het advies
heeft de minister van Veiligheid en Justitie op 13 december 2013 in reactie op de
motie Schouw en Segers over het gebruik van drones (Kamerstuk 26 643, nr. 298) aangekondigd zelf onderzoek te doen naar onbemande vliegtuigen. Dit was voor de
Kamer aanleiding, op verzoek van het lid Koolmees (D66), in de plenaire vergadering
op 19 december 2013 de stemming over de Toekomst- en onderzoeksagenda 2014 aan te
houden.
De vaste commissie voor V&J heeft nadien, bij brief van 23 januari 2014, aan de minister
van Veiligheid en Justitie een schriftelijke toelichting gevraagd op de inhoud, opzet,
reikwijdte en de planning van het voorgenomen onderzoek. Bij brief van 10 februari
2014 (Kamerstuk 30 806, nr. 18) heeft de minister vervolgens de contouren geschetst van dit onderzoek, dat wordt
uitgevoerd door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC). De
minister schrijft dat hij het WODC heeft gevraagd de onderzoeksvragen, zoals opgenomen
in het onderzoeksvoorstel voor de Toekomst- en onderzoeksagenda 2014, in het onderzoek
mee te nemen. Na behandeling van deze brief in een algemeen overleg over privacy op
12 februari 2014, heeft de vaste commissie voor V&J bij brief van 20 februari 2014
de minister verzocht om het plan van aanpak van het WODC te mogen ontvangen zodra
dit gereed is.
Gelet op bovenstaande is naar het oordeel van de commissie voor de Kamer de noodzaak
ontvallen op dit moment zelf een parlementair onderzoek uit te voeren. Op het moment
dat het door de minister van V&J aangeboden onderzoek voor de Kamer aanleiding geeft
op enig moment zelf een parlementair onderzoek te beginnen, kan dat geschieden volgens
de gebruikelijke procedures, zoals vervat in de Regeling parlementair en extern onderzoek.
De commissie stelt het Presidium voor de eerdere voordracht, zoals opgenomen in Kamerstuk
32 224, nr. 8, van de stemmingslijst af te voeren.
De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven, Harbers
De griffier van de commissie voor de Rijksuitgaven, Groen