32 163 Verhoging AOW-leeftijd

Nr. 36 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 september 2013

In het VAO van 5 maart jl. hebben de leden Vermeij (PvdA) en Van Weyenberg (D66) een motie1 ingediend die de regering verzoekt de voorschotregeling, zoals die thans in de Algemene Ouderdomswet is opgenomen, niet in 2013 in te trekken en voor 1 augustus 2013 met een voorstel te komen of en, zo ja, hoe deze regeling een vervolg krijgt. Met deze brief informeer ik u over deze op 12 maart jl. door uw Kamer aangenomen motie.

De Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd voorziet met ingang van 1 januari 2013 in een stapsgewijze verhoging van de AOW naar 66 jaar in 2019 en 67 jaar in 2023. Om mensen die dicht tegen de AOW-gerechtigde leeftijd aanzitten een overbruggingsmogelijkheid te bieden tussen de leeftijd van 65 jaar en de nieuwe AOW-gerechtigde leeftijd is er een voorschotfaciliteit gecreëerd. De SVB verleent op aanvraag aan personen die de AOW-leeftijd bereiken in 2013, 2014 en 2015 een voorschot over respectievelijk één, twee of drie maanden in de vorm van een renteloze lening. Iedereen kan een voorschot aanvragen, dat moet worden terugbetaald door middel van verrekening met de AOW-uitkering. Een voorschot over één maand wordt terugbetaald in zes maanden, over twee maanden in twaalf maanden en over drie maanden in achttien maanden.

In het regeerakkoord is opgenomen dat voor mensen die per 1-1-2013 deelnemen aan een VUT- of prepensioenregeling en zich niet hebben kunnen voorbereiden op de AOW leeftijdsverhoging een overbruggingsregeling wordt ontworpen. De regeling geldt voor deelnemers met een inkomen tot 150 procent van het wettelijk minimumloon en kent een partner- en vermogenstoets (exclusief eigen woning en pensioenvermogen) 2. In het regeerakkoord is tevens opgenomen om de voorschotregeling af te schaffen. Deze is niet langer nodig, wanneer de nieuwe overbruggingsregeling in werking treedt3.

Ik stel voor de voorschotregeling af te schaffen nu in het Sociaal Akkoord van 11 april jl.4 is afgesproken de overbruggingsregeling te verruimen en open te stellen voor mensen met een inkomen tot 200 procent van het wettelijk minimumloon die alleenstaand zijn en tot 300 procent van het wettelijk minimumloon voor mensen die gehuwd zijn of ongehuwd samenwonen. Ik zal nog bezien in welke van de thans in voorbereiding zijnde wetsvoorstellen ik de voor de intrekking van de voorschotregeling nodige wijziging van de Algemene Ouderdomswet zal onderbrengen. Zoals u bekend is de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW inmiddels tot stand gekomen en zal deze met ingang van 1 oktober 2013 in werking treden met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013.5

Daarnaast informeer ik uw Kamer met deze brief over de actualisatie van de ramingen van de overbruggingsregeling AOW (OBR) op basis van het vervolgonderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek naar de omvang van de doelgroep6.

Uit dit onderzoek blijkt dat in de eerste jaren na invoering meer mensen een beroep op de regeling zullen doen dan waar tijdens de totstandkoming van het Sociaal Akkoord van uit werd gegaan. Daarom is het uitvoeringsbudget voor de SVB verhoogd van cumulatief € 11 miljoen naar € 14 miljoen, wat nog steeds ruim binnen het voor de uitvoering gereserveerde budget van € 46 miljoen blijft. De resterende € 32 miljoen zal grotendeels worden gebruikt voor de uitvoering van maatregelen waar in het Regeerakkoord onvoldoende uitvoeringsbudget voor was gereserveerd en voor incidentele dekking (in 2014) van het besparingsverlies op «Deregulering SVB» als gevolg van het amendement Vermeij – Huizing. Het restant is in augustus betrokken bij de budgettaire problematiek op de SZW-begroting.

De raming van de (cumulatieve) uitkeringslasten hoeft ondanks een hoger aantal gerechtigden niet te worden bijgesteld. In de eerste plaats omdat uit het CBS-onderzoek blijkt dat in de laatste jaren van de regeling, als de duur van de uitkering aanmerkelijk langer is dan in het begin, er juist minder mensen een beroep op de regeling zullen doen. En ten tweede omdat de gemiddelde uitkeringshoogte lager zal liggen vanwege een veel groter aandeel gehuwden ten opzichte van alleenstaanden dan eerder geraamd. Wel leidt dit tot een wijziging in het kasritme van de verwachte uitgaven.

In onderstaande tabel worden de geraamde aantallen en uitgaven weergegeven.

Tabel 1: Instroomaantallen (in duizendtallen), uitkeringslasten en uitvoeringskosten overbruggingsregeling (afgerond in € miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Totaal

Aantallen (instroom)

36

30

29

17

6

4

   

122

Uitkeringslasten

39

62

61

76

65

49

31

7

390

Uitvoeringskosten

5

3

2

2

1

1

0

0

14

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Kamerstuk 32 163, nr. 30

X Noot
2

Kamerstuk, 33 410 nr. 15, p. 9

X Noot
3

Kamerstuk 33 410 nr. 15, p.57

X Noot
4

Kamerstuk 33 566, nr. 15, p. 12

X Noot
6

Centrum voor Beleidsstatistiek, 13 juni 2013; «Inkomens- en vermogenspositie en voornaamste inkomstenbron van hoofdkostwinners, nadere specificatie»

Naar boven