Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 mei 2020
Op 30 maart heb ik uw Kamer geïnformeerd dat ik de Inspectie Leefomgeving en Transport
(ILT) een aanwijzing heb gegeven betreffende de handhaving van Verordening (EG) 261/2004
passagiersrechten luchtvaart1 (hierna «de verordening»), zie Kamerstukken 31 936 en 25 295, nr. 731. Dat kon ik doen op grond van de Regeling vaststelling Aanwijzingen inzake de rijksinspecties.
De aanwijzing luidde om t/m 30 juni niet te handhaven op de verplichting tot terugbetaling
binnen zeven dagen onder artikel 8, eerste lid, onderdeel a van de verordening als
een luchtvaartmaatschappij stelselmatig voornoemd artikel overtreedt door in plaats
daarvan vouchers uit te geven. Het recht op terugbetaling veranderde niet door deze
aanwijzing, en dat heb ik expliciet genoemd.
Met de aanwijzing heb ik beoogd om de druk op de liquiditeitspositie van luchtvaartmaatschappijen
te verminderen, en in het bijzonder om faillissementen te helpen voorkomen. Daar is
immers niemand bij gebaat, en zeker niet de passagier die op het moment van een faillissement
nog geen terugbetaling heeft ontvangen. Die passagier staat dan waarschijnlijk met
lege handen.
De Europese Commissie heeft gisteren een mededeling uitgebracht met betrekking tot
vouchers in de transportsector, waaronder luchtvaart. De Commissie vindt dat passagiers
altijd de keuze moeten krijgen tussen een voucher en terugbetaling. Om passagiers
te overtuigen om vouchers te accepteren, kunnen die aantrekkelijker worden gemaakt.
Ik steun de aanbeveling om vouchers aantrekkelijk te maken en heb daarop reeds bij
luchtvaartmaatschappijen aangedrongen. De Commissie doet een aantal aanbevelingen
met betrekking tot de waarde van een voucher, de looptijd, de flexibiliteit/overdraagbaarheid
en de garantie op terugbetaling. De Commissie houdt daarnaast vast aan de terugbetalingstermijn
van zeven dagen, zoals die is vastgelegd in de verordening.
Gelijktijdig met de mededeling heeft de Commissie aangegeven lidstaten een brief te
zullen sturen waarin wordt gevraagd hoe lidstaten de aanbevelingen gaan overnemen.
Vanwege het standpunt van de Europese Commissie heb ik besloten om de aanwijzing aan
de ILT in te trekken.
Voorts blijf ik vanwege de uitzonderlijke situatie die is ontstaan vanwege Covid-19
een beroep doen op passagiers om, indien het voor hen financieel niet bezwaarlijk
is, de vouchers die luchtvaartmaatschappijen aanbieden te accepteren.
Ten slotte onderstreept de Commissie in de aanbevelingen het belang van een garantie
op de vouchers. Ik blijf mij daarom inzetten voor een Europees garantiefonds.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga