31 936 Luchtvaartbeleid

25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 731 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 maart 2020

Hierbij informeer ik uw Kamer over de aanwijzing die ik op 25 maart 2020 heb gegeven aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) omtrent het afzien van handhaving bij de uitgifte van vouchers door luchtvaartmaatschappijen bij vluchtannuleringen in het licht van Covid-19.

Passagiers met een los vliegticket hebben bij vluchtannulering normaal gesproken onder de Europese Verordening Nr. 261/2004 het recht op een alternatieve vlucht of restitutie van het betaalde ticket binnen zeven dagen. Maar, vanwege de uitbraak van het coronavirus en de gevolgen daarvan op de luchtvaart (zoals vliegverboden), zijn luchtvaartmaatschappijen momenteel in zeer beperkte mate in staat om alternatieve vluchten aan te bieden.

Verder zijn luchtvaartmaatschappijen onvoldoende liquide om op korte termijn alle tickets terug te betalen. Het gaat om honderdduizenden terug te betalen tickets, terwijl het aantal nieuwe boekingen drastisch is gedaald. Om die reden zijn de luchtvaartmaatschappijen begonnen met de uitgifte van vouchers, die voor een bepaalde periode kunnen worden gebruikt voor de aanschaf van nieuwe vliegtickets. Na het ongebruikt verlopen van (een deel van) deze vouchers wordt alsnog overgegaan tot terugbetaling van de ticketprijs.

Het kabinet vindt het tijdelijk gebruik van vouchers een acceptabel alternatief, omdat een passagier het recht behoudt op terugbetaling van diens ticket, en er wordt voorkomen dat luchtvaartmaatschappijen in nog grotere financiële nood komen.

De handelingswijze van de luchtvaartmaatschappijen is echter niet in lijn met Verordening (EG) Nr. 261/2004. In het licht van Covid-19 zal ik dat voor een beperkte termijn gedogen. Zodoende heb ik de ILT een aanwijzing gegeven1 om niet te handhaven op de verplichting tot terugbetaling onder artikel 8, eerste lid, onderdeel a van verordening (EG) Nr. 261/2004 als een luchtvaartmaatschappij stelselmatig voornoemd artikel overtreedt door uitgifte van vouchers in plaats van terugbetaling van tickets binnen zeven dagen. De voorwaarden om af te zien van handhaving zijn dat a) de vouchers maximaal twaalf maanden geldig zijn, b) passagiers na verloop van de vouchers het ongebruikte deel ervan krijgen uitbetaald en c) het initiatief om tot uitbetaling over te gaan bij de luchtvaartmaatschappij ligt. Luchtvaartmaatschappijen dienen hierover helder te communiceren met hun klanten.

De volgende stap is dat op korte termijn de uit de aanwijzing voortkomende beleidsregel in de Staatscourant wordt gepubliceerd. Deze beleidsregel zal in werking treden met ingang van de dag na verschijning in de Staatscourant en werkt terug tot en met 1 maart 2020. De beleidsregel zal van toepassing zijn tot en met 30 juni 2020. Te zijner tijd bekijk ik of verlenging nodig is.

Met de aanwijzing aan de ILT verandert de handhaving, maar veranderen de passagiersrechten op zichzelf niet. Dat kan alleen door wijziging van de Europese Verordening (EG) Nr. 261/2004. Omdat het kabinet het belangrijk vindt om juridische duidelijkheid te verschaffen, en het de luchtvaartmaatschappijen tegemoet wil komen met betrekking tot hun financiële verplichtingen op de zeer korte termijn, heeft Nederland bij de Europese Commissie aangedrongen op tijdelijke aanpassing van de verordening. Daarbij wordt de balans tussen belangen van passagiers en luchtvaartmaatschappijen scherp in de gaten gehouden.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Op grond van de artikelen 11.15, eerste lid, onder b, en 11.16, eerste lid, onder e, onderdeel 1°, van de Wet luchtvaart, en aanwijzing 14, onderdeel 1, van de als bijlage bij de Regeling vaststelling Aanwijzingen inzake de rijksinspecties gevoegde Aanwijzingen inzake de rijksinspecties (Stcrt. 2015, nr. 33574).

Naar boven