Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 september 2010
Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat om inzicht te geven in de consequenties
van het controversieel verklaren van de brief van 28 juni 2010 over civiel militaire samenwerking op het gebied van Air Traffic
Management (ATM)1, stuur ik u, mede namens de minister van Defensie, deze brief.
Civiel-militaire samenwerking is van groot belang om de doelstellingen van Single European Sky (SES) en het Functional Airspaceblock
Europe Central (FABEC) te kunnen realiseren. Het belang voor Nederland in de implementatie van SES en de totstandkoming van
FABEC ligt in een grensoverschrijdende benadering van het luchtruim. Nederland heeft een klein, maar zeer druk bevlogen luchtruim
en bovendien een van Europa’s grootste mainports. Voor de toekomstige toegankelijkheid van het Nederlandse luchtruim en de
beschikbaarheid van voldoende en adequate militaire oefengebieden is Nederland afhankelijk van deze grensoverschrijdende benadering.
In februari 2008 bent u geïnformeerd over de JAS 2020 studie (Joint ATM Strategy 2020) waarin het Rijk duidelijk heeft gemaakt
wat de inzet is ten aanzien van civiel-militaire samenwerking en wat deze samenwerking kan betekenen voor de toekomst van
het Nederlandse ATM-systeem, mede in het licht van genoemde Europese ontwikkelingen. Deze afspraken zijn in de Luchtvaartnota
geplaatst binnen het bredere perspectief van het kabinet op de luchtvaart in Nederland.
In de brief van 28 juni 2010 wordt de Kamer geïnformeerd over de afspraken die het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en
het Ministerie van Defensie hebben gemaakt om invulling te geven aan de genoemde civiel militaire samenwerking. De genoemde
afspraken, waarvan de uitvoering op dit moment wordt voorbereid, zijn in lijn met JAS2020.
Voortgang van de voorbereidingen van de maatregelen is van belang om tijdig aan de verplichtingen van Single European Sky
te kunnen voldoen. Uw Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang.
De minister van Verkeer en Waterstaat,
C. M. P. S. Eurlings