Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 november 2015
Tijdens het AO Decentralisatie jeugdhulp van 6 oktober 2015 is door meerdere leden
van uw Kamer naar aanleiding van een recente calamiteit in Zoetermeer gevraagd naar
de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de verschillende inspecties bij een calamiteit
in het gemeentelijk domein. Hierbij ga ik op uw vraag in.
Het toezicht in Jeugdwet en Wmo 2015
In de Jeugdwet en in de Wmo 2015 is het toezicht verschillend vorm gegeven.
Jeugd-domein In de Jeugdwet is, mede vanwege de aard van de zorg, voor het toezicht
aangesloten bij de zorgsector. Ingevolge de wet oefent de Inspectie Jeugdzorg(IJZ),
samen met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en de Inspectie Veiligheid en
Justitie (IVenJ) (gedrieën: de rijksinspecties) het toezicht uit. Alle instellingen
die onder de Jeugdwet vallen (instellingen die jeugdhulp verlenen, individuele jeugdhulpverleners,
gecertificeerde instellingen en Veilig Thuis) zijn verplicht een calamiteit te melden
bij de rijksinspecties: zij werken daarvoor samen in de Commissie meldingen jeugd
(CM-J). Daarnaast wordt in Samenwerkend Toezicht Jeugd-verband (STJ) door vijf inspecties
(IJZ, IGZ, IVenJ, Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Inspectie van het
Onderwijs) samengewerkt.
Dat de rijksinspecties ingevolge de Jeugdwet toezichthouder zijn, betekent niet automatisch,
dat als er sprake is van een calamiteit waar een kind bij betrokken is, de rijksinspecties
altijd in actie komen: als er in een gezin een calamiteit met een kind is, zonder
dat er sprake is van enige bemoeienis van hulpverleners, is er op grond van de Jeugdwet
geen rol voor de rijksinspecties.
In de praktijk is overigens bij de meeste calamiteiten sprake van enige, al dan niet
recente, betrokkenheid van hulpverleners.
Wmo-domein De Wmo 2015 maakt gemeenten verantwoordelijk voor de kwaliteit van de maatschappelijke
ondersteuning en het toezicht daarop. De gemeente dient hiervoor een toezichthoudend
ambtenaar aan te wijzen. Aanbieders zijn verplicht om calamiteiten aan de gemeentelijke
toezichthouder te melden. Samen met gemeenten en VNG wordt op dit moment gewerkt aan
een gedragslijn over hoe gemeenten om moeten gaan met calamiteiten. Hierover zal ook
nog overleg met de rijksinspecties plaatsvinden.
Samenwerking rijksinspecties en gemeenten
De vraag is nu, hoe rijksinspecties en gemeenten/gemeentelijke toezichthouders in
de nabije toekomst omgaan met situaties en calamiteiten waarin niet meteen duidelijk
is of er een rol is voor een toezichthouder, en zo ja voor welke toezichthouder.
De rijksinspecties en de VNG hebben voorlopig de volgende gedragslijn afgesproken:
Bij calamiteiten in een gezin, waar minderjarige kinderen deel van uitmaken, neemt
de IJZ, al dan niet in STJ-verband, zodra zij van de calamiteit op de hoogte is, altijd
het voortouw, en benadert actief de desbetreffende gemeente.
Als vervolgens blijkt, dat een andere rijksinspectie of de gemeentelijke toezichthouder
meer aangewezen is om de zaak te onderzoeken, draagt de IJZ in overleg met die inspectie
of de gemeentelijke toezichthouder, de melding van de calamiteit expliciet aan een
van beide over. Indien de situatie daar aanleiding toe geeft kan de inspectie ook
een vooronderzoek doen, waarna beter kan worden bepaald of een nader onderzoek nuttig
en nodig is en door wie – gemeentelijke toezichthouder of rijksinspectie – dit uitgevoerd
gaat worden.
Deze rol voor de rijksinspecties en STJ past bij de gedachte, dat de IJZ de belangrijkste
inspectie is op het terrein van jongeren en gezinnen, en sluit daarnaast aan bij de
plannen van de vijf in STJ-verband samenwerkende rijksinspecties om in de nabije toekomst
tot een breder toezicht op het sociaal domein te komen.
De rijksinspecties en de VNG zullen de komende tijd bezien hoe bovenstaande gedragslijn
verder kan worden uitgewerkt. Dit past in de reeds bestaande samenwerking tussen de
rijksinspecties en de VNG/gemeenten.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn