31 839 Jeugdzorg

Nr. 207 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juni 2012

De algemene commissie Jeugdzorg heeft mij verzocht om een reactie op de brief van Fier Fryslan d.d. 5 maart over het actieplan rijksbrede aanpak loverboyproblematiek. Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek.

Gedeelde uitgangspunten

Voorop wil ik stellen dat ik zeer begaan ben met het lot van de slachtoffers van loverboys. In een debat met uw Kamer op 15 maart 2012 (Handelingen II 2011/12, nr. 64, item 8, blz. 21–25) heeft het lid Van der Burg (VVD) een motie ingediend over de geïntegreerde zorg voor slachtoffers in gespecialiseerde instellingen1. Tijdens het debat was de indiener het met mij eens dat dit ook instellingen kunnen zijn die zich hierin hebben gespecialiseerd en daarnaast ook andere expertise hebben2. Daarom beschouw ik deze motie als ondersteuning voor mijn beleid. Het uitgangspunt bij de hulp aan slachtoffers van loverboys zijn de hulpvragen van ieder individueel meisje: wat is er nodig om ervoor te zorgen dat zij haar leven weer op de rails krijgt en weerbaar wordt tegen de loverboy? Hierbij wordt gekeken naar de specifieke problemen die bij het meisje spelen. Het feit dat zij slachtoffer is geworden van een loverboy is in de meeste gevallen een onderdeel van dieperliggende problematiek. Behalve de problematiek van het meisje moet ook gekeken worden naar de omgeving waarin het meisje na behandeling weer zal terugkeren. Over dit uitgangspunt zijn wij het met elkaar eens.

Optimale aanpak

Zowel uw Kamer, Fier Fryslan als ik willen de beste behandeling voor deze kwetsbare meisjes. Ik constateer wel dat er verschillende visies zijn wat die zorg is en hoe deze gegeven moet worden. Over de vraag of slachtoffers van loverboys in een gespecialiseerde categorale instelling moeten worden behandeld bestaat geen eenduidige opvatting. Ook bij de professionals die deze meisjes behandelen zijn er verschillende opvattingen over wat de beste behandeling voor deze meisjes is.

De conclusies die Fier Fryslan trekt over het gebrek aan kennis bij bureaus jeugdzorg en jeugdzorginstellingen over deze problematiek en een noodzaak voor categorale opvang worden niet bevestigd in het onderzoek naar de aard en omvang van loverboyproblematiek van het Verwey Jonker Instituut. Uit dit onderzoek blijkt onder meer dat er in de jeugdzorg en vrouwenopvang geen specifieke registratie plaatsvindt over jeugdprostitutie, loverboyproblematiek en seksuele grensoverschrijdingen. Hiervoor zijn een aantal redenen. Zoals hiervoor opgemerkt hebben slachtoffers van loverboys vrijwel altijd te maken met een bredere problematiek waarvan het slachtofferschap een onderdeel is. De hulpverlening wordt vormgegeven op basis van die bredere, onderliggende, problematiek. Een andere oorzaak is dat instellingen verschillende definities hanteren voor een slachtoffer van een loverboy en aantallen en schattingen moeilijk vergelijkbaar zijn.

Belangrijker dan het registreren van aantallen vind ik dat er voldoende kennis aanwezig is bij de professionals in de instellingen. Om de deskundigheid op dit onderwerp verder te verbeteren is Movisie op dit moment bezig met deskundigheidsbevordering in de jeugdzorginstellingen op het gebied van loverboyproblematiek. Daar is aandacht voor de laatste onderzoeken, definities, signalen, profielen met casussen, weten hoe te handelen (ook in een keten), beleid voor een veilige instelling als het gaat om mensenhandel/loverboyproblematiek. Naast de inhoudelijke training worden instellingen ondersteund in het toepassen van deze kennis in de praktijk. De instellingen leveren op hun beurt cijfers over slachtoffers van loverboys om te komen tot een betere inschatting van het aantal slachtoffers.

Acties

Op dit moment zijn er veel initiatieven die slachtoffers van loverboys aangaan, waarvan ik er een aantal nader toelicht.

Omdat het bij slachtoffers van loverboys gaat om complexe problematiek zijn er diverse instanties en ministeries betrokken. In de Rijksbrede aanpak bundelen de ministers van Veiligheid en Justitie en OCW en ik de krachten. Over deze acties bent u geïnformeerd in de Rijksbrede aanpak loverboyproblematiek, die aan uw Kamer is gestuurd op 21 december 20113.

In de instellingen die deze meisjes behandelen is veel kennis aanwezig over behandelmethodes. Het is zeer waardevol om hierover met elkaar van gedachten te wisselen en hierin een verdiepingsslag te kunnen maken. Daarom laat ik een inventarisatie uitvoeren naar de methoden die gehanteerd worden bij de behandeling van slachtoffers van loverboys. Deze inventarisatie is het uitgangspunt voor een expertmeeting die ik dit najaar organiseer. In de expertmeeting wisselen professionals en wetenschappers met elkaar van gedachten over de behandeling van slachtoffers van loverboys. De opbrengst van deze bijeenkomst betrek ik bij de uitvoering van de motie-Van der Burg.

In de brief merkt Fier Fryslan op dat het merendeel van de meiden die in Asja verblijven al eerder ambulante zorg en residentiële zorg heeft gehad. Ik streef ernaar dat jeugdigen die dat nodig hebben, de juiste hulp en opvang krijgen. In dat verband vind ik het niet wenselijk als meisjes pas na veel omzwervingen de hulp krijgen die zij nodig hebben. Toch kan dit gebeuren. Een reden hiervoor kan zijn dat iemand het slachtofferschap ontkent. Soms ook is het lastig om meteen de juiste plek te vinden, juist omdat de problematiek zo complex is, waardoor niet meteen duidelijk is wat iemand nodig heeft. Daarom gaat het project van Movisie voor deskundigheidsbevordering ook in op het herkennen van signalen en hoe daarbij te handelen. Uit het onderzoek van het Verwey Jonker Instituut blijkt dat het voorkomt dat slachtoffers van loverboys die zijn behandeld na de behandeling toch terugvallen in hun oude gedrag. Deze constatering vraagt om nader onderzoek. Daarom vinden op dit moment voorbereidingen plaats voor een onderzoek naar de oorzaken van herhaald slachtofferschap. Over de resultaten van dit onderzoek informeer ik uw Kamer in 2013.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 31 839, nr. 181.

X Noot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 31 839, nr. 179.

X Noot
3

Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 31 839, nr. 166.

Naar boven