31 793 Internationale klimaatafspraken

Nr. 232 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 oktober 2022

Hierbij geef ik uw Kamer, naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 7 oktober 2022 aan de Minister voor Klimaat en Energie en mijzelf, een toelichting op de publieke klimaatfinanciering en hoe ik daarbij inzet op biodiversiteit.

Klimaatfinanciering

De Nederlandse publieke klimaatfinanciering groeit naar ten minste EUR 900 miljoen in 2025. De publieke klimaatfinanciering omvat meer dan 400 klimaatrelevante programma’s en bijdragen aan multilaterale instellingen. Het merendeel komt van de begroting van BHOS en het overige van de begroting van FIN.1 De publieke klimaatfinanciering bestaat uit klimaatrelevante uitgaven aan OS-programma’s op gebieden als water, voedsel, infrastructuur, humanitaire hulp, maatschappelijk middenveld en private sectorontwikkeling waarin klimaat is geïntegreerd (ook aangeduid als «mainstreaming»)2, uit een deel van de ongeoormerkte bijdragen aan multilaterale ontwikkelingsbanken en andere multilaterale instellingen3 en uit specifieke klimaatprogramma’s die vooral gefinancierd worden uit beleidsartikel 2.3. De groei in klimaatfinanciering wordt mede gerealiseerd door de intensivering op beleidsartikelen 2.3 klimaat en 2.2 water en zijn beschreven in de kamerbrief d.d. 20 september 2022 betreffende de uitwerking comptabiliteitswet artikel 3.1 bij de BHOS-nota «Doen waar Nederland goed in is» (Kamerstuk 36 180, nr. 2).

De intensiveringen van beleidsartikel 2.3 zien op alle doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs waarbij de volgende vier deelthema’s zijn te onderscheiden: groene energie-investeringen in Afrika, verminderde ontbossing in de 3 tropische regenwoudregio’s, versterken van de weerbaarheid voor de meest kwetsbaren en bijdragen aan multilaterale klimaatfondsen. Bij groene energie-investeringen in Afrika richten wij ons hoofdzakelijk op het bieden van toegang tot hernieuwbare energie voor diegene die nu in energie-armoede leven. Wij doen dit bijvoorbeeld via het verhogen van de bijdragen aan Energizing Development en het FMO Acces to Energy Fund. Om ontbossing in 2030 te stoppen werken we aan het verbeteren van wet- en regelgeving («forest governance»). Een voorbeeld is de bijdrage aan het Central African Forest Initiative. De totale bijdrage aan het tegengaan van ontbossing en verlies van de in bossen aanwezige biodiversiteit zal stijgen naar minimaal EUR 50 miljoen per jaar. Bij het versterken van de weerbaarheid voor de meest kwetsbaren hebben we veel aandacht voor Afrika omdat uit diverse onderzoeken blijkt dat Afrika bijzonder kwetsbaar is voor de gevolgen van klimaatverandering. Voor het deelthema bijdragen aan multilaterale klimaatfondsen en multilaterale ontwikkelingsbanken zal Nederland onder andere bijdragen aan het Green Climate Fund, de Global Environment Facility en het Least Developed Countries Fund. De intensivering van beleidsartikel 2.2 richt zich op een klimaatbestendige, koolstofarme watersector omdat de gevolgen van klimaatverandering zich vaak manifesteren in de watersector door te veel of te weinig water met droogtes en overstromingen tot gevolg. Hiervoor zal Nederland bijvoorbeeld bijdragen aan het op waterzekerheid en -weerbaarheid gerichte klimaatadaptatieprogramma van de Asian Development Bank.

De precieze invulling van de intensiveringen hangt mede samen met de uitkomsten en dynamiek van internationale bijeenkomsten zoals de jaarlijkse klimaattoppen, de VN-biodiversiteittop, UN Water 2023 en de Green Climate Fund middelenaanvulling. Zo gebruiken we de intensiveringen ook om, samen met andere vooruitstrevende donoren, op verschillende terreinen groei in gang te zetten en zo anderen te stimuleren. Dit doen we bijvoorbeeld binnen de Champion Group on Adaptation Finance.

Biodiversiteit

De klimaatfinanciering komt op verschillende manieren ook deels ten goede aan biodiversiteit. Zo zorgt de inzet op het tegengaan van klimaatverandering voor de aanpak van een belangrijke oorzaak («driver») van biodiversiteitsverlies. Daarnaast wordt in een deel van de programmering ook bijgedragen aan biodiversiteit, veelal door de inzet op «nature-based solutions» (NBS). NBS zijn oplossingen waarbij natuur wordt ingezet om andere maatschappelijke vraagstukken zoals armoedebestrijding, klimaatverandering en voedselzekerheid te adresseren. De ODA-middelen worden ingezet voor het bevorderen van welvaart en inclusieve groene groei in met name de armste ontwikkelingslanden; biodiversiteit en natuur integreren we waar mogelijk in activiteiten op terreinen als voedsel, klimaat en water. Als beschreven in de beleidsnota «Doen waar Nederland goed in is» en de Internationale Klimaatstrategie zal het kabinet deze inzet versterken. Als onderdeel van mijn toezegging biodiversiteit sterker als dwarsdoorsnijdend onderwerp binnen ontwikkelingssamenwerking te integreren, zal voorts bij nieuwe OS-activiteiten worden getoetst in hoeverre zij kunnen bijdragen aan het behoud en herstel van biodiversiteit.

In aanloop naar de VN-biodiversiteitstop (COP15) wil ik de kansen op een ambitieuze uitkomst verhogen door vertrouwenwekkende maatregelen op het gebied van biodiversiteitsfinanciering. Daartoe heb ik eerder de Nederlandse bijdrage aan het officiële uitvoeringsinstrument van het Biodiversiteitsverdrag, de Global Environment Facility, met 50% verhoogd. Verder wordt nu gewerkt aan een verklaring van donoren over biodiversiteitsfinanciering ten behoeve van de top in december. In het eerste kwartaal van 2023 ontvangt u een brief over de biodiversiteitsinzet op het terrein van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking, waarin onder andere op het terrein van de financiering van het behoud en herstel van biodiversiteit in ontwikkelingslanden vervolg wordt gegeven aan de uitkomsten van de top.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher


X Noot
1

In 2021 kwam 98% vanuit de BHOS-begroting. In andere jaren schommelde het aandeel vanuit de begroting van Financiën rond de 10%.

X Noot
2

Nederland berekent achteraf de publieke klimaatfinanciering net als de meeste andere donoren met behulp van de OESO/DAC-beleidsmarkers voor klimaatadaptatie en klimaatmitigatie. Deze worden gekwantificeerd. Indien klimaatmitigatie en/of -adaptatie een hoofddoelstelling van een activiteit is, wordt 100 procent van de uitgaven aan publieke klimaatfinanciering toegerekend. Indien klimaatmitigatie en/of -adaptatie een nevendoelstelling van een activiteit is, wordt 40 procent van de uitgaven aan publieke klimaatfinanciering toegerekend. Bij het bepalen van de verwachte klimaatfinanciering in een volgend jaar wordt niet op activiteitenniveau gekeken maar naar de voor elk beleidsartikel beschikbare ODA en de ingeschatte klimaatrelevantie daarvan.

X Noot
3

Voor ongeoormerkte bijdragen aan multilaterale organisaties wordt niet met de klimaatmarkers gewerkt maar wordt de klimaatfinanciering berekend met behulp van een door OECD-DAC bepaald klimaatrelevant percentage.

Naar boven