31 793 Internationale klimaatafspraken

Nr. 203 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 november 2021

Op 19 oktober jl. is uw Kamer geïnformeerd over de inzet van het kabinet voorafgaand aan de 26e Conferentie van Partijen (COP26) bij het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (United Nations Framework Convention on Climate Change, UNFCCC) (Kamerstuk 31 793, nr. 201). Met deze brief informeer ik u, mede namens de Minister-President, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Minister van Financiën en de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de uitkomsten van deze klimaatconferentie.

Ook kom ik met deze brief de toezegging na om uw Kamer te informeren over de Beyond Oil and Gas Alliance, geleid door Denemarken en Costa Rica.

Uitkomsten COP26

COP26 is op zaterdag 13 november 2021, een dag later dan gepland, afgesloten. Er is overeenkomst bereikt over de laatste open onderdelen van het Paris Agreement rulebook (de regels die implementatie van de Overeenkomst van Parijs mogelijk maken). In het overkoepelende COP-besluit staat stevige tekst over mitigatie en over de noodzaak om de 1,5°C doelstelling binnen bereik te houden. Ook is er een tweejarig werkprogramma gelanceerd voor de mondiale adaptatiedoelstelling (Global Goal on Adaptation). En er wordt voor het eerst in een COP-besluit opgeroepen tot het verminderen van energieopwekking op basis van kolen en tot het afbouwen van inefficiënte subsidies voor fossiele brandstoffen.

Ondanks de afzwakking van de tekst over kolenenergie op het laatste moment, is meer bereikt dan we bij de start van de conferentie voor mogelijk hielden. Het kabinet ziet de gemaakte afspraken als een stap vooruit en als een versnelling ten opzichte van het collectieve ambitieniveau van de afgelopen jaren. Voor het kunnen halen van het 1,5°C-doel zijn de komende jaren forse inspanningen nodig. De afspraken van COP26 gaan nog niet ver genoeg om dat doel te bereiken, maar hebben hiervoor wel een basis gelegd. Op veel van de prioriteiten van het kabinet voorafgaand aan COP26 zijn goede resultaten behaald, met name op het gebied van adaptatie, financiering voor adaptatie en de afronding van het Paris rulebook.

Voor het kabinet is naast de uitkomst van de onderhandelingen ook de katalyserende werking van de klimaattop op burgers, overheden en het bedrijfsleven van belang. Het kabinet is tevreden met de grote nadruk tijdens de COP op ambitieverhoging door kopgroepen via verklaringen en toezeggingen op uiteenlopende thema’s. In de aanloop naar de COP stond de kabinetsinzet in het teken van, onder andere, het bevorderen van klimaatambitie en klimaatactie in multilateraal verband en binnen coalities, de vergroening van multilaterale banken, bilaterale klimaatdiplomatie richting derde landen, het versterken van de EU-klimaatdiplomatie en het ondersteunen van klimaatactie in en door ontwikkelingslanden1. Dit sloot goed op elkaar aan.

Mitigatie

Tijdens de COP stond het belang van de wetenschap en het belang van het binnen bereik houden van de 1,5°C-doelstelling – in tegenstelling tot eerdere jaren – niet meer ter discussie. In het overkoepelende besluit wordt onder meer erkend dat de schadelijke gevolgen van klimaatverandering veel lager zijn bij 1,5°C dan bij 2°C en dat, om dat doel te halen, vergaande reducties en versnelde acties nodig zijn. Die acties moeten op korte termijn, in de komende cruciale negen jaar tot en met 2030 worden uitgevoerd. Hierbij wordt het belang benadrukt van het beschermen, behouden en herstellen van natuurlijke ecosystemen om de lange-termijn-klimaatdoelen te kunnen halen.

Landen die dat nog niet gedaan hebben worden opgeroepen om nieuwe Nationally Determined Contributions (NDC’s) met een aangescherpt 2030-doel in te dienen, zo snel mogelijk maar in ieder geval voorafgaand aan de volgende COP in 2022. Om verder te spreken over pre-2030 ambitie wordt vanaf volgend jaar een jaarlijkse high-level ministerial round table georganiseerd. Daarnaast worden landen opgeroepen om langetermijnstrategieën in te dienen, gericht op het bereiken van klimaatneutraliteit (netto nul uitstoot) rond het midden van deze eeuw. Hiermee hebben uiteindelijk ook grote uitstoters zoals China en India ingestemd en dit is van belang omdat klimaatverandering een mondiale aanpak vereist.

De auteurs van het jaarlijkse emissions gap report van milieuagentschap UNEP van de Verenigde Naties hebben tijdens de COP een overzicht gepresenteerd van bijgewerkte NDC’s en aangekondigde netto-nul-doelstellingen tot en met 4 november 2021. Hieruit blijkt dat met volledige implementatie van alle huidige NDC’s de opwarming van de aarde beperkt zou kunnen blijven tot 2,7°C. Wanneer daarbij ook alle aangekondigde netto-nul-doelen van landen worden opgeteld, zou de opwarming van de aarde volgens dit rapport beperkt kunnen blijven tot 2,1°C2.

Dit vergt dan wel volledige implementatie van deze doelen. Omdat de huidige ambities in NDC’s veelal niet in lijn zijn met de netto-nul-doelen die landen hebben gesteld en ontoereikend zijn voor het 1,5°C-doel, is het voor het kabinet belangrijk dat bij de COP is afgesproken dat de ambities in de komende jaren omhoog moeten. Ook is afgesproken dat daarbij de nadruk ligt op de landen die hun NDC’s nog niet hebben aangescherpt. De EU was de eerste grote economie die een aangescherpte NDC heeft ingediend waarbij het reductiedoel voor 2030 is verhoogd van ten minste 40% naar ten minste 55%. De komende jaren zullen in de EU vooral gericht zijn op de implementatie daarvan. Maar enkel aangescherpte reductiedoelen van de EU zijn niet genoeg. Dit betekent dat grote uitstoters als China, India en Brazilië ook hun 2030-reductiedoelen zullen moeten ophogen, want als enkel de EU zijn doel ophoogt is dat te weinig.

Adaptatie en schade en verlies

Op adaptatie zijn goede resultaten geboekt. Voor de mondiale adaptatiedoelstelling (Global Goal on Adaptation) is een tweejarig werkprogramma gelanceerd – het Glasgow-Sharm el Sheikh work program. Dit behelst onder meer het versterken van adaptatieplanning en -implementatie, alsook het bespoedigen van robuuste monitoringssystemen. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over het verder evalueren van het proces voor het opstellen en indienen van nationale adaptatieplannen in 2024, over de hernieuwing van de termijn van de expertgroep voor de minst ontwikkelde landen en over het voortzetten van de kennis-actie hub voor adaptatie, met meer dan 400 partners.

De aanname van het Glasgow-Sharm el-Sheikh werkprogramma voor de mondiale adaptatiedoelstelling en de toezegging om het aandeel adaptatiefinanciering te verhogen waren belangrijke doelstellingen voor ontwikkelingslanden en dragen bij aan het herstelde vertrouwen tussen landen op dit onderwerp.

Ook op het terrein van schade en verlies als gevolg van klimaatverandering zijn tijdens de COP stappen gezet. Er is een opening gecreëerd voor een dialoog over de financiering hiervan en een aantal landen heeft toegezegd technische assistentie te verlenen voor schade en verlies in ontwikkelingslanden. Voor kwetsbare ontwikkelingslanden gingen deze afspraken niet ver genoeg. Het kabinet verwacht dan ook dat dit onderwerp tijdens de volgende COP nog prominenter op de agenda zal staan.

Klimaatfinanciering

Klimaatfinanciering voor ontwikkelingslanden speelde een centrale rol tijdens deze COP. Er is diepe teleurstelling uitgesproken over het zeer waarschijnlijk niet behalen van het doel om vanaf 2020 jaarlijks USD 100 miljard te mobiliseren voor klimaatactie in ontwikkelingslanden. In 2019 bedroeg de gerapporteerde klimaatfinanciering USD 80 miljard (de rapportage door de OESO loopt altijd twee jaar achter). Veel ontwikkelde landen deden in aanloop naar en tijdens de COP nog aanvullende toezeggingen. De inschatting is dat het doel per 2023 zal worden gehaald. Afgesproken is dat ontwikkelde landen tot 2027 verantwoording over het behalen van het USD 100 miljard doel blijven afleggen. Ook werd overeenstemming bereikt over een werkprogramma (2022–2024) om tot een nieuw lange-termijn-doel te komen voor klimaatfinanciering voor de periode na 2025.

Daarnaast is er internationaal brede erkenning dat veel meer geld nodig is. Zowel vanuit publieke als private bronnen. Landen worden opgeroepen om klimaatfinanciering significant op te schalen. Ontwikkelde landen hebben toegezegd om adaptatiefinanciering per 2025 collectief te verdubbelen ten opzichte van 2019 (van USD 20 miljard naar USD 40 miljard per jaar) en, mede door inspanningen van het kabinet, te streven naar een betere balans in klimaatfinanciering voor mitigatie en adaptatie. Ook wordt het werk voortgezet om te komen tot een gemeenschappelijke definitie van klimaatfinanciering.

Paris Agreement Rulebook

De uitkomst van de onderhandelingen over het rulebook – de regels waarmee de Overeenkomst van Parijs operationeel wordt – is voor de EU een mooi resultaat geworden. Met de afronding van het rulebook tijdens deze COP is de Overeenkomst van Parijs zes jaar na dato volledig uitgewerkt en operationeel. Het kabinet is verheugd met deze resultaten, die belangrijk zijn om te zorgen voor een mondiaal gelijk speelveld bij de implementatie van de Overeenkomst van Parijs. De Nederlandse onderhandelingsdelegatie heeft op technisch niveau een belangrijke rol gehad in de totstandkoming van deze regels. Nederlandse onderhandelaars hebben op verzoek van het UNFCCC-secretariaat de onderhandelingen op internationale samenwerking en op het transparantieraamwerk als co-facilitator voorgezeten.

Internationale samenwerking via marktmechanismen

De uitkomst op Artikel 6 van de Overeenkomst van Parijs zorgt voor een integer, transparant en robuust werkend systeem voor internationale emissiehandel zonder dubbeltelling van emissiereducties. Ook de vrijwillige markt (voor bedrijven die hun emissies willen compenseren) kan van deze afspraken gebruik gaan maken. Daarnaast wordt onder multilateraal toezicht van de UNFCCC een instrument opgezet voor deze emissiehandel. Dit instrument volgt het Clean Development Mechanism van het Kyoto Protocol op.

Om tot een consensus te kunnen komen, hebben landen met elkaar afgesproken dat er een transitie van oude rechten uit het verleden (Kyoto Protocol) plaatsvindt. Zo’n transitie levert geen additionele emissiereducties op, aangezien de reducties al in het verleden zijn gerealiseerd. Voor het kabinet is deze uitkomst nog acceptabel doordat het systeem voor de toekomst robuust is en de transitie is afgebakend in de tijd.

Zowel de EU als Nederland hebben in hun klimaatwetgeving vastgelegd dat de emissiereducties op eigen grondgebied plaatsvinden; dus zonder het realiseren van emissiereducties in andere landen. Niettemin zijn de regels voor het kabinet belangrijk. Deze regels zorgen namelijk voor een gelijk speelveld tussen landen en de internationale luchtvaart, die hier voor wat betreft het CORSIA-systeem gebruik van gaat maken.

Transparantieraamwerk

De rapportagetabellen voor het transparantieraamwerk zijn tijdens COP26 vastgesteld. Daarmee is er nu een compleet systeem voor vergelijkbare rapportages tussen landen onder de Overeenkomst van Parijs.

Op de rapportage over emissies en mitigatiemaatregelen die landen nemen heeft de EU een goed akkoord bereikt. Vanaf 2024 zullen alle landen tweejaarlijks rapporteren over hun emissies en voortgang op mitigatiemaatregelen. Ook zullen deze rapportages geëvalueerd worden en zullen de resultaten van die evaluaties openbaar worden. Het kabinet is verheugd met deze afspraken omdat transparantie essentieel is voor het onderling vertrouwen en om landen die onvoldoende voortgang maken ter verantwoording te kunnen roepen.

Gemeenschappelijke termijnen voor NDC’s

Partijen worden aangemoedigd om in 2025 een NDC in te dienen met einddatum in 2035, in 2030 een NDC met einddatum in 2040 en zo voorts iedere vijf jaar. Daarmee is er geen verplichte termijn van vijf jaar afgesproken, maar wordt hier wel op gestuurd en wordt aangesloten bij de vijfjarige ambitiecyclus van de Overeenkomst van Parijs, conform de inzet van het kabinet. Dit was tijdens deze COP het hoogst haalbare resultaat.

Landbouw

Op het gebied van landbouw heeft de COP de resultaten in ontvangst genomen van drie workshops over het Koronivia Joint Work on Agriculture. De gesprekken tussen landen waren in tegenstelling tot voorgaande jaren constructief. Ook zouden er afspraken worden gemaakt of en hoe landbouw in de toekomst onderdeel kan zijn van het klimaatverdrag. Dit proces is niet afgerond, maar er is welwillendheid getoond door landen om landbouw ook in de toekomst onderdeel te laten zijn van het klimaatverdrag.

Ambitieverklaringen tijdens COP26

COP26 werd naast de multilaterale besluitvorming gekenmerkt door een groot aantal verklaringen en toezeggingen van diverse kopgroepen en coalities van landen op individuele thema’s. Nederland heeft zich bij een aantal van deze verklaringen en toezeggingen aangesloten of was initiatiefnemer. Het vormen van dergelijke coalities is voor het kabinet van belang om de plannen van landen om te zetten naar concrete acties. Het kabinet zal zich binnen de diverse coalities met hulp van de Klimaatgezant inzetten om de groep van betrokken landen in aanloop naar COP27 uit te breiden. De meest in het oog springende initiatieven worden hieronder genoemd. Voor een uitgebreider overzicht verwijs ik u naar de bijlage bij deze brief.

Mondiale reductie van methaanuitstoot

In Glasgow tekenden ruim honderd landen, waaronder Nederland, de Global Methane Pledge, met een mondiale doelstelling om de uitstoot van methaan in 2030 gezamenlijk met ten minste 30 procent terug te brengen ten opzichte van 2020. De Global Methane Pledge is een initiatief van de EU en de VS en zal naar verwachting door de Europese Commissie meegenomen worden in haar uitwerking van de Europese methaanstrategie, waarover u op 20 november 2020 geïnformeerd3 bent. Over de uitwerking zal de Kamer te zijner tijd via de reguliere kanalen geïnformeerd worden. Ook nam Nederland deel aan de ministeriële bijeenkomst van het publiek-private partnerschap de Climate and Clean Air Coalition (waar Nederland in 2012 tot is toegetreden), waar reductie van methaanemissies ook centraal stond.

Het beëindigen van internationale overheidssteun aan de fossiele energiesector

Tijdens COP26 is een verklaring gepresenteerd voor het in lijn brengen van de internationale overheidssteun met de groene energie transitie. Deze ziet toe op het beëindigen van nieuwe directe overheidssteun voor de internationale unabated fossiele energiesector voor het einde van 2022, met uitzondering van beperkte en duidelijk gedefinieerde omstandigheden die consistent zijn met 1,5°C opwarming en de doelen van de Overeenkomst van Parijs. Op 8 november heeft Nederland deze verklaring ondertekend4.

In 2022 zal het kabinet werken aan nieuw beleid voor het beëindigen van internationale overheidssteun aan de fossiele energiesector, in het bijzonder voor wat betreft de exportkredietverzekering (EKV). De inzet is om dit beleid voor eind 2022 te implementeren. Het komende jaar zal dus benut worden om met de betrokken sectoren tot een zorgvuldige implementatie te komen. De gesprekken hierover zijn, gezien de ambitieuze deadline van eind 2022, reeds gestart en zullen zo snel mogelijk worden verdiept en voortgezet. De Kamer zal over de uitkomsten hiervan worden geïnformeerd.

Het kabinet zal zich actief inzetten in internationale fora, samen met de COP26-ondertekenaars en de coalitie Export Finance for Future (E3F), om zoveel mogelijk landen te overtuigen van de noodzaak hun publieke exportsteun in lijn te brengen met de klimaatdoelen. In het belang van het gelijk speelveld zet het kabinet zich verder in voor een gelijke interpretatie van de COP26 verklaring.

Na Nederland traden tijdens de klimaattop onder andere ook Duitsland, Spanje, Frankrijk en België toe tot de COP26 verklaring. Nu alle landen van de E3F-coalitie de verklaring hebben getekend, is tijdens de E3F-Summit van 24 november jl. onder voorzitterschap van Nederland besloten om E3F mede te benutten als forum voor de implementatie van deze verklaring voor zover het de EKV-gerelateerde aspecten ervan betreft.

Uitfasering van exploratie van olie- en gas en beëindigen nieuwe vergunningen

Zoals toegezegd in het Commissiedebat klimaat en energie van 17 november, informeer ik u met deze brief over het besluit van het kabinet om zich niet aan te sluiten bij de Beyond Oil and Gas Alliance, geleid door Denemarken en Costa Rica5. Deelnemende landen verklaren te stoppen met publieke financiering voor overzeese olie- en gasexploratie, de productie van olie en gas uit te faseren en geen nieuwe exploratie- en exploitatievergunningen meer uit te geven voor olie- en gaswinning.

Het kabinet heeft in de afgelopen jaren al belangrijke stappen gezet in de energietransitie met de Klimaatwet en het Klimaatakkoord en tijdens deze COP26 in Glasgow, en zal dat ook blijven doen.

Het kabinet onderschrijft het overkoepelend doel van de verklaring van de Beyond Oil and Gas Alliance om minder fossiele brandstoffen te gebruiken en kan ook het doel steunen om internationale overheidssteun voor fossiele brandstoffen te beëindigen.

Hoewel het kabinet geen nieuwe exploratievergunningen meer afgeeft op land en de gaswinning in het Groningerveld versneld wordt afgebouwd (waarmee Nederland de nationale gasproductie heeft verlaagd van 82,6 miljard m3 in 2013 naar circa 30 miljard m3 in 2020), geeft het kabinet er de voorkeur aan gas te winnen uit de Nederlandse kleine velden op land en op zee, zolang en voor zover dit nodig is voor de Nederlandse gasvraag. Hierbij zal niet meer worden gewonnen dan nodig is voor de binnenlandse consumptie, zoals afgesproken in het Noordzeeakkoord. Dit is beter voor het klimaat dan import en daarnaast remt productie in eigen land de toenemende importafhankelijkheid van andere landen. In februari 2021 ontving uw Kamer een gezamenlijke brief met de Minister van Buitenlandse Zaken over strategische afhankelijkheden in het energiedomein6, inclusief de geopolitieke aspecten van energierelaties.

Omdat aardgas naar verwachting de komende decennia in Nederland nog noodzakelijk is voor bijvoorbeeld de productie van elektriciteit en de energie- en warmtebehoefte van huishoudens acht het kabinet het niet verstandig om te stoppen met het verlenen van nieuwe exploratie- en exploitatievergunningen voor de gasproductie uit kleine velden in Nederland. Aangezien de Beyond Oil and Gas Alliance onvoldoende aansluit op het nationale beleid, is het kabinet nu niet voornemens om bij deze coalitie aan te sluiten. Vanuit de verschillende coalities die het kabinet wel steunt, blijven we internationaal samen optrekken met andere landen om de energietransitie te versnellen.

Stoppen van ontbossing

Meer dan 130 landen, waaronder Nederland, hebben zich in de Glasgow Leaders» Declaration on Forests and Land Use gecommitteerd aan het stoppen en terugdraaien van ontbossing en landdegradatie voor 2030. Ook landen die in hoge mate bijdragen aan ontbossing, zoals Brazilië, Democratische Republiek Congo en Indonesië, hebben getekend en dat is winst. Nederland, de Europese Commissie en 10 andere landen hebben in een gezamenlijke Global Forest Finance Pledge USD 12 miljard aan publieke middelen toegezegd voor de bescherming, het herstel en het duurzaam beheer van bossen in de periode 2021–2025. Nederland draagt hier EUR 170 miljoen aan bij. Daarnaast is tenminste USD 7 miljard aan private financiering toegezegd. Nederland behoorde tevens tot de ondertekenaars en contribuanten van twee separate toezeggingen, als onderdeel van de global pledge, ten behoeve van het Congobekken en inheemse volkeren en lokale gemeenschappen.

Vooruitblik naar COP27 in Egypte

COP27 vindt in november 2022 in Egypte plaats. De inhoudelijke voorbereidingen op de volgende klimaattop zullen op korte termijn van start gaan.

Het kabinet verwacht tijdens deze top veel aandacht voor de vorderingen op ambitie in mitigatie op basis van de gemaakte afspraken tijdens COP26, het werkplan voor de mondiale adaptatiedoelstelling, gemaakte afspraken over schade en verlies, voedselsystemen en beschikbare klimaatfinanciering voor ontwikkelingslanden. Het kabinet zal in de voorbereidingen op COP27 nauw optrekken met de EU, dat als blok onderhandelt, en met andere ambitieuze ontwikkelde en ontwikkelingslanden. Ook de Klimaatgezant zal zich blijven inzetten om de collectieve ambities in het komend jaar verder aan te scherpen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, D. Yeşilgöz-Zegerius

Bijlage: overzicht van verklaringen tijdens COP26

Van fossiele naar hernieuwbare energie

Een gezamenlijk diplomatiek traject van ruim een jaar onder leiding van het VK leidde tot verschillende verklaringen tijdens de COP:

  • Tijdens de COP werd de Political Declaration on the just energy transition in South Africa ondertekend door Zuid-Afrika, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten, Frankrijk, Duitsland en de EU. Doel is een financiële injectie van USD 8,5 miljard te mobiliseren voor de kolentransitie in Zuid-Afrika. Nederland voert samen met Zuid-Afrika een onderzoek uit naar economische kansen rond een te sluiten kolencentrale om zo een eerlijke transitie te accelereren met banen en marktkansen voor zowel Zuid-Afrikaanse als Nederlandse bedrijven.

  • Op de energiedag sloten 46 landen, waaronder Nederland, zich aan bij de Global Coal to Clean Power Transition Statement; een toezegging tot stoppen van nieuwe investeringen in nieuwe opwekking van kolen in binnen- en buitenland, snel opschalen van inzet van schone stroomopwekking, en uitfasering van energie uit steenkool. Belangrijk resultaat was de deelname van opkomende economieën, met voorheen substantiële steenkolenplannen, als Vietnam, Filippijnen, Indonesië, Egypte en Marokko

  • Nederland steunde met 14 landen en de EU ook de verklaring Supporting the Conditions for a Just Transition Internationally om de transitie naar netto klimaatneutraal eerlijk en inclusief te laten zijn.

Om de verklaringen te ondersteunen lanceerden de Climate Investment Funds (CIF), met steun van de G7 en Nederland, de nieuwe «kolentransitie» en «hernieuwbare energie integratie» programma’s. Nederland speelde een prominente rol bij de lancering van het hernieuwbare energie integratie programma om ontwikkelingslanden te helpen een hoog aandeel variabele hernieuwbare energie te integreren in hun elektriciteitssysteem.

In aanloop naar de COP bereikten de OESO-DAC donorlanden op de valreep overeenstemming over een gezamenlijke verklaring om ontwikkelingssamenwerking in lijn te brengen met de Parijs doelen en ODA inzet voor nieuwe kolencentrales te beëindigen per eind 2021. Daarbij gaven bijna alle ondertekenende landen aan ook ODA voor olie en gas te beperken.

Stoppen van ontbossing en stimuleren van duurzame landbouw

Naast de in de brief genoemde Glasgow Leaders» Declaration on Forests and Land Use en de Global Forest Finance Pledge zijn er twee andere initiatieven gelanceerd gericht op het stoppen van ontbossing en op het stimuleren van duurzame landbouw.

27 producerende en consumerende landen van producten met risico op ontbossing, waaronder Nederland, en de EU zijn in het kader van de Forest, Agriculture and Commodity Trade (FACT) Dialogue overeengekomen om acties te versnellen die duurzaamheid in de toeleveringsketen stimuleren, kleine boeren ondersteunen, de transparantie van toeleveringsketens verbeteren en nieuwe technologie en innovatie stimuleren. Daarover is een verklaring aangenomen.

Ook heeft Nederland steun uitgesproken voor de actie agenda duurzame landbouw geïnitieerd door het VK en de Wereldbank. De agenda nodigt landen uit om duurzame landbouw te stimuleren door middel van nationaal beleid, investeringen en innovaties. Op COP26 heeft Nederland een case study gedeeld over het Omschakelprogramma dat boeren ondersteunt bij de transitie naar een stikstofarmere, meer extensieve en duurzame bedrijfsvoering.

Innovatie en groene industriepolitiek

Tijdens de World Leaders Summit zijn er initiatieven gelanceerd gericht op internationale samenwerking om de ontwikkeling en uitrol van schone en duurzame technologieën te versnellen. Nederland heeft zich in dit kader aangesloten bij de Glasgow Breakthroughs voor schone energie, voor nul-emissie voertuigen en voor betaalbare en duurzame waterstof.

Verduurzaming van transport

Mondiaal convenant over midden- en zwaar verkeer

Tijdens COP26 heeft Nederland het initiatief genomen tot een overeenkomst over nul-emissie zwaar vervoer (bussen en vrachtwagens). Doelstelling van de overeenkomst is 100% emissieloze nieuwverkoop van bussen en vrachtwagens in 2040, op weg naar volledig emissievrij in 2050. Zestien landen hebben getekend.

Daarnaast steunen ook tal van partijen zoals vrachtwagenfabrikanten, evenals Californië en twee staten in India, de overeenkomst.

Aangezien vrachtwagens in Nederland gemiddeld ongeveer tien jaar op de weg rijden, is de overeenkomst ondersteunend aan de doelstelling uit het Klimaatakkoord dat in 2050 al het wegvervoer schoon is.

Het kabinet vindt het voor ondernemers belangrijk dat er voldoende gevarieerd en betaalbaar aanbod is van vrachtwagens en bussen. Deze overeenkomst draagt daaraan bij. Doordat landen samen dit signaal afgeven wordt het voor bedrijven interessanter om in te zetten op de productie van uitstootvrije vrachtwagens.

Het Engelse COP Voorzitterschap presenteerde op hetzelfde moment ook een ambitieverklaring over emissieloos personenvervoer. Daarin staat de ambitie centraal om niet later dan 2035 alleen nog emissieloze personenauto´s te verkopen. Nederland heeft deze verklaring getekend omdat het past bij de ambities uit het Klimaatakkoord.

Clydebank Verklaring

Tijdens COP26 ondertekende Nederland ook de Clydebank Verklaring, met als doel een impuls te geven aan groene innovatie van de internationale zeevaart. Door middel van zeevaartroutes die van begin tot eind emissie loos zijn, worden er groene maritieme corridors gecreëerd. Dit is in lijn met onze nationale green deal Zeevaart, Binnenvaart en Havens, en de Nederlandse opstelling met betrekking tot de recente Commissievoorstellen in het kader van het Fit for 55-wetgevingspakket van de EU.

International Aviation Climate Ambition Coalition

Tijdens de COP is met een verklaring, gesteund door 26 landen waaronder Nederland, een coalitie opgezet van landen die streven naar netto-nul CO2-emissies voor de internationale luchtvaart om in lijn met het 1,5°C-doel te blijven. Dit is een opmaat naar een beoogd besluit in de 41e ICAO Jaarvergadering (oktober 2022) over een lange-termijn emissiereductiedoel voor de internationale luchtvaart, volgend op verschillende aankondigingen van Europese en mondiale industriekoepels dat zij in 2050 CO2-neutraal beogen te zijn.

Verduurzaming van de gezondheidszorg

Nederland heeft zich aangesloten bij het duurzame en klimaatresistente zorg initiatief. De WHO en het Verenigd Koninkrijk hebben in de aanloop naar COP26 een initiatief gelanceerd waarbij aan bewindslieden van volksgezondheid wereldwijd is gevraagd om een commitment aan te gaan op het bevorderen van duurzame en klimaatresistente gezondheidszorg. De Minister en Staatssecretaris van VWS steunen dit initiatief met een commitment en dit is op 6 november en 11 november 2021 gecommuniceerd door middel van een videoboodschap van Minister De Jonge.


X Noot
1

Zie ook Kamerstuk 31 793, nr. 199, Voortgang van de mondiale klimaatdiplomatie.

X Noot
2

Het kabinet houdt bij de verwijzing naar de voorspellingen van de temperatuurstijging op basis van de gedane toezeggingen in NDC’s en lange termijn strategieën de systematiek aan uit het Addendum to the Emissions Gap Report 2021 van UNEP. Dat geeft aan dat er op basis van de huidige toezeggingen een waarschijnlijkheid is van 66% dat de temperatuurstijging beperkt blijft tot 2,7°C resp. 2,1°C. Dit verklaart het verschil met de in de media veel geciteerde voorspelling door het IEA van een temperatuurstijging van 1,8°C; die voorspelling is gebaseerd op een waarschijnlijkheid van 50%.

X Noot
3

Kamerstuk 22 112, nr. 2980.

X Noot
4

Kamerbrief 31 793, nr. 202.

X Noot
5

Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 70.

X Noot
6

Kamerstuk 21 501-33, nr. 845.

Naar boven