Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 april 2018
Hierbij zend ik uw Kamer in overeenstemming met artikel 71 van de Veiligheidswet BES
het inspectierapport «Inrichting van de repressieve brandweerzorg Bonaire, Sint Eustatius
en Saba» van de Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: Inspectie) toe1, alsmede mijn reactie daarop.
Conclusies van de Inspectie
Over de uitvoering van de repressieve brandweerzorg door het Brandweer Korps Caribisch
Nederland (hierna: BKCN) op Bonaire, St Eustatius en Saba (hierna: BES) concludeert
de Inspectie dat deze op orde is. Het BKCN heeft de repressieve brandweerzorg goed
georganiseerd en voert haar taken uit conform de wet en naar volle tevredenheid van
alle betrokkenen. De Inspectie tekent daarbij op dat het BKCN een enorme prestatie
heeft geleverd door drie afzonderlijke brandweerkorpsen sinds de ontmanteling van
de Nederlandse Antillen, 10 oktober 2010, om te vormen tot één korps, met personeel
dat voldoende is opgeleid en getraind voor haar repressieve taken.
Voorts concludeert de Inspectie dat de uitvoering van de repressieve brandweerzorg
op de luchtvaartterreinen op de BES-eilanden eveneens op orde is met een goede organisatie
en uitvoering conform de richtlijnen. Ook voor deze repressieve taken op de luchthavens
is het personeel voldoende opgeleid en getraind naar tevredenheid van de betrokkenen
waaronder de exploitanten van de luchtvaartterreinen.
Het stemt mij goed dat de Inspectie tot deze conclusies is gekomen waarbij ik de door
het BKCN geleverde inspanningen in het bereiken van deze resultaten onderschrijf.
De Inspectie is ook tot enkele kritische bevindingen gekomen over de governance op
de brandweer(zorg), de aansluiting van de Veiligheidswet BES op de lokale situatie
en het functioneren van de meldkamer en doet daarin aanbevelingen.
Ik ga graag nader in op deze aanbevelingen gericht aan mijn departement en de bestuurscolleges
van de openbare lichamen van Caribisch Nederland.
Aanbevelingen en beleidsreactie
De Inspectie constateert dat de governance op de brandweer(zorg) nog niet op orde
is en dat dit deels is toe te schrijven aan de tevredenheid over hoe het BKCN nu functioneert.
Een aantal zaken onder verantwoordelijkheid van de bestuurscolleges en de korpsbeheerder
voldoet niet aan de wettelijke eisen of ziet er in de praktijk anders uit dan de Veiligheidswet
BES voorschrijft. Dat blijkt onder andere uit het ontbreken van een brandweerparagraaf
in het beleidsplan, een beheersplan en een brandbeveiligingsverordening die richting
geven aan de verdere ontwikkeling van de brandweer(zorg). De Inspectie beveelt aan
dat er structureel periodiek overleg is tussen bestuurscolleges, algemeen commandant
en korpsbeheerder opdat sturing en verantwoording worden verbeterd. Ik onderschrijf
de conclusie van de Inspectie dat er verbeteringen mogelijk zijn in de governance
van de brandweer(zorg) en heb met de gezaghebbers van de eilanden afgesproken een
regulier beheeroverleg brandweer te starten na de zomer.
Ten aanzien van de Veiligheidswet BES is de Inspectie van mening dat deze onvoldoende
aansluit op de lokale situatie. Om die reden beveelt de Inspectie mij aan, wanneer
de gelegenheid zich voordoet, de Veiligheidswet BES in overleg met de eilandbesturen
waar nodig aan te passen, zodat deze beter aansluit bij de lokale situatie. Tevens
beveelt de Inspectie mij aan in overleg met de colleges en eilandsraden nog ontbrekende
algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s), regels en convenanten op het gebied van
de brandweerzorg Caribisch Nederland in overleg met de betrokkenen in te vullen. Ik
zal over deze aanbevelingen in overleg treden met de gezaghebbers.
Tot slot constateert de Inspectie dat de gemeenschappelijke (multidisciplinaire) meldkamer
nog steeds niet functioneert conform het gestelde hieromtrent in de Veiligheidswet
BES en beveelt aan voortvarend te werken aan de inrichting van één of meer gemeenschappelijke
multidisciplinaire meldkamer(s). Ik onderschrijf de conclusie dat de meldkamer niet
functioneert conform de Veiligheidswet BES.
Naar aanleiding van andere onderzoeken waarbij de bereikbaarheid van de meldkamer
alsmede het functioneren van en op de meldkamer deelonderwerpen zijn geweest, zijn
verschillende activiteiten in gang gezet2. De meldkamer behoudt mijn volle aandacht en in het regulier beheeroverleg politie
zal ik met de gezaghebbers de nodige afspraken maken.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus