nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN VAN VOLKSHUISVESTING,
RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 april 2008
Als onderdeel van de pkb-procedure stuur ik u ter informatie pkb deel
11 van het 3e Structuurschema Elektriciteitsvoorziening
(SEV III). Om in de groeiende nationale elektriciteitsbehoefte te kunnen voorzien
is er ruimte nodig om elektriciteit op te wekken en te transporteren. Conform
de aankondiging in de Nota Ruimte (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005,
29 435) heeft het Kabinet een algehele herziening van het 2de Structuurschema
Elektriciteitsvoorziening (SEV II) voorbereid. Dit is geschied conform de
procedure voor een planologische kernbeslissing (pkb) en heeft geresulteerd
in het bijgevoegde kabinetsvoornemen.
Het SEV III bevat globale ruimtereserveringen voor 23 vestigingsplaatsen
voor grootschalige elektriciteitsopwekking vanaf 500 MW, waarvan 7 locaties
nieuw zijn ten opzichte van het SEV II. Daarnaast bevat het SEV III globale
reserveringen voor 38 hoogspanningsverbindingen van 220 kV en hoger, waarvan
er 16 nieuw zijn ten opzichte van het SEV II. In het SEV III zijn 15 locaties
en 10 (delen van) verbindingen vervallen.
In het SEV III zijn ook de vijf locaties opgenomen waarvoor het waarborgingsbeleid
kernenergie vooralsnog blijft gehandhaafd. Het gaat om de locaties Borssele,
Eems, Maasvlakte, Moerdijk en Westelijke Noordoostpolderdijk. Het Kabinet
verbindt aan de uitkomsten van het ten behoeve van het SEV III verrichte globale
onderzoek «plan-m.e.r. waarborgingslocaties» de conclusie dat
Moerdijk en Westelijke Noordoostpolderdijk slecht scoren. Aan de hand van
heldere criteria zal het Kabinet de vijf waarborgingslocaties zorgvuldig toetsen
op hun daadwerkelijke geschiktheid voor de eventuele vestiging van een kerncentrale.
Op basis van de uitkomst hiervan volgt in deel 3 van deze pkb definitieve
besluitvorming over het handhaven of laten vallen van waarborgingslocaties.
Bij de aanleg van nieuwe hoogspanningsverbindingen van 220 kV en hoger
is het uitgangspunt dat deze bovengronds worden uitgevoerd. Bij lokale
knelpunten zal op projectniveau een integrale afweging worden gemaakt op basis
waarvan besloten kan worden tot andere oplossingen, zoals gedeeltelijke ondergrondse
aanleg of alternatieve tracering.
Het Kabinet zal met de landelijke netwerkbeheerder TenneT, die sinds 1 januari
2008 het beheer heeft gekregen van alle lijnen van 110 kV en hoger, een afspraak
uitwerken, waarbij het uitgangspunt is dat het totaal aantal kilometers bovengrondse
hoogspanningsverbindingen vanaf 110 kV als gevolg van het SEV III in beginsel
niet zal toenemen. Bij iedere kilometer nieuwe bovengrondse hoogspanningsverbinding
van 220 kV of hoger, zal in beginsel een bestaande bovengrondse verbinding
van 110 kV of 150 kV worden afgebroken en ondergronds, of in combinatie
met een 380 kV bovengrondse verbinding, worden aangelegd.
Ten behoeve van de pkb deel 1 is een aantal onderzoeken uitgevoerd. Deze
onderzoeken zijn samen met dit SEV III per 3 april 2008 ter inzage gelegd,
waarna er gedurende 12 weken inspraak mogelijk is. Op basis van de inspraak
en bestuurlijk overleg (samengevat als pkb deel 2) kan de pkb worden aangepast.
De aangepaste pkb zal dan als definitief kabinetsstandpunt (pkb deel 3) naar
verwachting dit najaar ter besluitvorming worden aangeboden aan de Tweede
en de Eerste Kamer.
De minister van Economische Zaken,
M. J. A. van der Hoeven
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. M. Cramer