31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 533 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 10 maart 2023

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over de brief van 21 november 2022 over examens 2023 (Kamerstuk 31 289, nr. 526).

De vragen en opmerkingen zijn op 23 januari 2023 aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs voorgelegd. Bij brief van 9 maart 2023 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen

De adjunct-griffier van de commissie, Huls

Inhoud

 

I

• Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

• Inbreng van de leden van de VVD-fractie

2

 

• Inbreng van de leden van de D66-fractie

2

 

• Inbreng van de leden van de CDA-fractie

3

 

• Inbreng van de leden van de SP-fractie

3

 

• Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

4

 

• Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

6

 

• Inbreng van de leden van de SGP-fractie

6

 

• Inbreng van de leden van de Groep Van Haga

7

     

II

Reactie van de bewindspersoon

7

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief «Examens 2023» van de Minister en onderschrijven het besluit van de Minister om zoveel mogelijk terug te gaan naar de situatie voor corona. De leden hebben nog enkele vragen hierover.

De leden vragen of de Minister in gesprek is met het onderwijsveld over hoe scholen omgaan met de problematiek rond examens, zoals het mogelijk ontoereikende niveau vanwege leerachterstanden en de mentale gezondheid van leerlingen. In hoeverre heeft de Minister hier zicht en vat op, zo vragen zij.

De leden als voornoemd vragen verder hoe de Minister ervoor zorgt dat de NPO-gelden doelgericht besteed worden, zodat leerlingen die ernstige hinder hebben ondervonden tijdens de coronacrisis, bijvoorbeeld doordat veel lessen uitvielen of doordat online lessen niet altijd van voldoende kwaliteit zijn geweest, nu goed voorbereid aan hun examen kunnen beginnen. Is duidelijk in hoeverre die achterstanden nu allemaal zijn ingelopen of ingelopen worden voordat de centrale eindexamens van start gaan, zo vragen zij.

Voornoemde leden vragen waarom de Minister ervoor kiest om het tweede tijdvak opnieuw te verlengen en de afnameperiode van bepaalde digitale flexibele examens te verbreden. Is de Minister het met de leden eens dat het in het belang van eindexamenleerlingen zelf is om het vastgestelde kennisniveau te verwachten en daarmee ook de waarde van het diploma te borgen? Wat is de ratio om de examenperiode uit te breiden? Is dat om leerlingen meer flexibiliteit te bieden of wordt rekening gehouden met een scenario waarin een nieuwe golf coronabesmettingen voor veel ziekte zal zorgen? Hoe wordt bepaald of deze aanpassingen proportioneel zijn, nu verlenging ook gevolgen heeft voor werkdruk van leraren, zo vragen zij.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over de examens 2023. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen die zij willen voorleggen aan de Minister.

De leden constateren dat uit de derde voortgangsrapportage Nationaal Programma Onderwijs1 nog steeds veel zorgen naar voren komen over het welzijn van leerlingen. Vooral meisjes in het vo2 scoren op het vlak van welbevinden en concentratie veel lager dan voor corona. Ook ervaren ze meer prestatiedruk, aldus de leden. De leden vinden dit erg zorgelijk. Is de Minister van mening dat de het Nationaal Programma Onderwijs voldoende handvatten biedt aan scholen en docenten om het welzijn van leerlingen te bevorderen? Kan de Minister extra stappen zetten om het welzijn van leerlingen te bevorderen? Is hij het met deze leden eens dat het zorgelijk is dat het welbevinden nog steeds laag is, ondanks extra inzet van de gelden uit het Nationaal Programma Onderwijs, zo vragen zij.

Voornoemde leden vragen de Minister wat de laatste stand van zaken is omtrent de verbeteragenda staatsexamens. Welke stappen heeft de Minister genomen om de rol van de vertrouwenspersoon/bijzitdocent voor het mondelingcollege-examen te verduidelijken en beter te laten aansluiten op de praktijk? Daarbij vragen deze leden wat de huidige achterstanden zijn van leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs en welke invloed dit heeft op de af te nemen examens. Herkent en erkent de Minister de signalen van het LBVSO3 dat de corona-achterstanden, het lerarentekort en de impact van de problemen in het leerlingenvervoer een negatieve impact hebben op leerlingen en hun welzijn? Is de Minister van mening dat het Nationaal Programma Onderwijs inmiddels voldoende handvatten biedt voor het vso4 om de achterstanden te beperken, zo vragen zij.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief Examens 2023.

Deze leden steunen het voorstel van de Minister om voor de examens in 2023 grotendeels terug te gaan naar de situatie van voor corona en kwaliteit voorop te stellen. Zij hebben momenteel geen verdere vragen.

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over examens 2023. Zij hebben daar nog enkele vragen en opmerkingen over.

Examens 2023: terug naar normaal, wel meer flexibiliteit

De leden van de SP-fractie zijn het niet eens met de Minister dat leerlingen die in 2023 examen doen een prestatie leveren die vergelijkbaar is met die van voor corona. De omstandigheden waarin de examens worden afgenomen zijn misschien weer zoals normaal, maar de periode ervoor was dat zeker niet, aldus deze leden. Juist de leerlingen die in 2023 examen doen hebben de afgelopen jaren veel last ondervonden van de coronapandemie. Het langdurig doorlopen van de gelden van het Nationaal Programma Onderwijs toont aan dat achterstanden niet even snel ingehaald zijn. Al helemaal niet voor de leerlingen die dit jaar examen doen, want zij krijgen volgens de leden die kans niet meer. Welke verschillen ziet de Minister tussen 2023 en 2022 wanneer het gaat om de examenregeling en de tweede herkansing? En de verspreiding over twee tijdvakken zoals die eerder wel gold? Is het niet zo dat ook deze leerlingen vol last hebben gehad van het onderwijs in coronatijden? En als leerlingen geacht worden om nu al hun achterstanden te hebben ingelopen, waarom hebben we dan juist bij de inzet van de middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs besloten dat die over een langere periode mogen worden uitgegeven? Kan de Minister expliciet reageren op de voorstellen van het LAKS5 in hun actie #REDMIJNDIPLOMA6 en kan hij de voorstellen langslopen, zo vragen zij.

De leden als voornoemd constateren dat er daarnaast veel problemen spelen in het voortgezet speciaal onderwijs. Naast de nog bestaande corona-achterstanden, zorgen ook het lerarentekort en de chaos in het leerlingenvervoer voor grote problemen, aldus deze leden. Allereerst vragen de leden of de Minister bereid is de duimregeling voort te zetten voor de leerlingen die in de periode 2020 tot en met 2023 begonnen zijn aan hun examens, zoals ook LBVSO voorstelt. Daarnaast blijkt dat de uitvoering van de motie van het lid Kwint c.s.7 nog altijd te wensen overlaat. Op welke wijze heeft de Minister dit gecommuniceerd? En is hij bereid dit nogmaals te doen en erop te wijzen dat examenvragen herhaald mogen worden en verhelderende opmerkingen mogen worden gemaakt door de mentor of vertrouwenspersoon, zo vragen zij.

Overige vragen met betrekking tot examens

Voornoemde leden geven aan dat, om ervoor te zorgen dat er genoeg staatsexaminatoren zijn om het staatsexamen goed te laten verlopen, een passende vergoeding die aansluit bij de bekostiging van het voortgezet onderwijs noodzakelijk is. Wat vindt de Minister hiervan? En is hij bereid om al dit jaar te zorgen voor een hogere en passende vergoeding voor alle examenbetrokkenen vooroplopend op het onderzoek daartoe, zo vragen zij.

Daarnaast vragen deze leden hoe het staat het met het gelijktrekken van de examenuitslag van staatsexamenkandidaten en kandidaten uit het voortgezet onderwijs. Klopt het dat de Minister dit gaat regelen, maar het door verouderde systemen nog jaren kan duren? Waarom is dat zo? Hoe kan dit proces versneld worden? Is de Minister bereid om door te pakken zodat dit in 2023 al geregeld is, zoals ook Henk Vegter wil bereiken met zijn petitie8 9, zo vragen zij.

Ten slotte hebben de leden van de SP-fractie signalen ontvangen dat het examen Nederlands dit jaar op het vmbo10 als een van de laatste vakken wordt getoetst. Het nakijken van dit examen is zeer arbeidsintensief, zo hebben deze leden vernomen. Is het mogelijk dit examen nog naar voren te verplaatsen? Of in ieder geval dit vanaf volgend jaar zodanig te regelen dat het examen vroeg in de examenperiode wordt afgenomen, zo vragen zij.

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de brief over examens 2023.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de Minister heeft besloten om voor de eindexamens van 2023 grotendeels terug te gaan naar de situatie van voor corona en alleen nog kleine maatregelen te treffen in de vorm van verlenging van het tweede tijdvak en de afnameperiodes van de digitale examens in het vmbo en het centraal schriftelijk en praktisch examen. Doet de Minister daarmee voldoende recht aan de gevolgen van de coronapandemie, welke gevolgen nog altijd worden gevoeld, zo vragen zij.

Volgens de leden als voornoemd benoemt de Minister terecht ook zelf dat er veel zorgen zijn over het welbevinden van leerlingen, dat een deel van de leerlingen meer moeite heeft om tot leren te komen, minder gemotiveerd is en moeite heeft met plannen. Scholierenorganisatie LAKS wijst daarnaast in de petitie, die zij afgelopen dinsdag aan de Kamer heeft aangeboden11, erop dat vmbo’ers geen enkel jaar op de middelbare school hebben gezeten zonder corona en dat ditzelfde geldt voor de bovenbouw van leerlingen op havo12 en vwo13. Bovendien wijst het LAKS op de problematiek van lesuitval door ziekteverzuim en het lerarentekort, waarmee leerlingen nog steeds veel mee te maken krijgen. Waarom weegt de Minister deze problemen zo anders dan het LAKS, zo vragen de leden.

Voornoemde lezen hebben bijzondere belangstelling voor de in de brief vermelde Tabel 1 over de slagingspercentages per examenniveau voor de jaren 2016 tot en met 2022. Volgens de leden heeft de Minister in zijn brief over staatsexamens van 22 december 202214 een vergelijkbare tabel opgenomen: «Tabel 2: slagingspercentages». Het valt de leden op dat de slagingspercentages bij alle examenniveaus van het vso structureel fors lager liggen. Hoe verklaart de Minister dit? Moet zijn «Verbeteragenda staatsexamen vo» ook hierin verbetering brengen? Zo ja, kan de Minister dan ook kwantificeren welke verbetering hij op dit punt wil realiseren, zo vragen zij.

Volgens deze leden stelt het LAKS voor om in 2023 de examenkandidaten een extra herkansing te bieden en hen de mogelijkheid te geven om hun examen te spreiden over twee tijdvakken. De leden lijken dit bescheiden wensen. Nu al ondertekenden ruim 6.000 scholieren de petitie en ook de Vo-Raad en SPV15 ondersteunen hun wensen. Wat zegt dit de Minister? Kan de Minister nader toelichten waarom hij niet aan deze wensen tegemoet komt? Kan de Minister zich voorstellen dat de behoefte aan spreiding van de examens over twee tijdvakken en een extra herkansing juist zal groeien, nu de duimregeling van eerdere coronajaren komt te vervallen? De leden vragen of de Minister nu met zijn starre houding een risico accepteert dat dit jaar de eindexamens uitlopen op een massaslachting. Of verwacht de Minister dan enkel met zeer soepele N-termen16 de dramatische resultaten te gaan maskeren? Zouden een spreiding van de examens en een extra herkansing dan geen betere waarborg vormen van de waarde van de diploma’s, omdat deze maatregelen niets afdoen aan het kunnen van de examenkandidaten, maar hen wel betere kansen bieden op slagen, zo vragen zij.

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse de brief gelezen van de Minister over de Examens 2023. De leden begrijpen het dilemma waar de Minister voor heeft gestaan en hebben nog enkele vragen over het genomen besluit.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Minister heeft besloten om bij de examens in 2023 grotendeels terug te gaan naar de situatie voor corona en enkel het tweede tijdvak te verlengen van het centraal examen en de afnameperiodes van de digitale examens in het vmbo en het centraal schriftelijk en praktisch examen. Deze leden kunnen zich goed vinden in het verlengen van het tijdvak. Wel vragen de leden of de Minister nog iets uitgebreider kan toelichten waarom er niet gekozen is voor het toekennen van een extra herkansing. In de beslisnota van 3 oktober 202217 wordt namelijk nog het voorstel gedaan om te kiezen voor een extra herkansing en een verlengd tweede tijdvak. In de volgende beslisnota van 16 november 202218 is dit voorstel ineens verdwenen en wordt enkel gekozen voor het verlengen van het tweede tijdvak. Waarom is uiteindelijk besloten om niet te kiezen voor een extra herkansing, zoals wordt voorgesteld in de beslisnota van 3 oktober 2022? De leden begrijpen dat de Minister strategisch gedrag van leerlingen wil ondermijnen en een gebrek aan motivatie en beheersing van vaardigheden wil voorkomen door verzachtende maatregelen. Maar dit lijkt bij een extra herkansing niet het geval, aldus de leden. Ook bij een extra herkansing moeten leerlingen de stof beheersen en zullen hun vaardigheden op peil blijven. Is de Minister het hiermee eens? Hebben financiële consequenties een reden gespeeld bij het nemen van dit besluit, zo vragen zij.

Inbreng van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Examenbrief 2023. Deze leden vragen met name af of de voorgestelde regeling voldoende recht doet aan de fase waarin leerlingen examen moeten maken, terwijl ze nauwelijks een normaal schooljaar in de bovenbouw hebben meegemaakt.

Effecten van de maatregelen

De leden van de SGP-fractie vragen hoe de Minister de specifieke effecten van maatregelen in voorgaande jaren heeft gewogen in zijn besluit voor dit jaar. In de brief wordt bijvoorbeeld beschreven dat de groep (vmbo)leerlingen, die dit vak wel konden duimen, een substantiëlere daling van de resultaten te zien is. Deelt de Minister de inschatting dat het duimen van een vak een ander, voor de kwaliteit ongunstiger effect heeft dan het bieden van een extra herkansing en biedt dit ruimte om ook dit jaar soepeler te zijn met herkansingen, zo vragen zij.

De leden als voornoemd vragen of de voorgestelde beleidslijn voldoende recht doet aan het gegeven dat dit examencohort de langste coronageschiedenis heeft, die de hele bovenbouwperiode heeft bestempeld. Deze leden vragen ook een reactie op het praktijkvoorbeeld dat een leerling dit jaar bijvoorbeeld op 16 mei het examen Grieks en Economie dient te maken, waarbij het vak Economie populair was in de duimregeling en bovendien dit jaar sprake is van een nieuw examenonderdeel. Is het voorgestelde afbouwpad tegen deze achtergrond niet te abrupt, zo vragen zij.

Extra herkansingen en spreiding

Voornoemde leden lezen dat volgens de Minister het beperkte gebruik van de mogelijkheden tot spreiding en herkansing verband kan houden met de mogelijkheid om te duimen. Deze leden vragen waarom deze constatering geen aanleiding vormt om de uitgebreidere mogelijkheid tot spreiding en herkansing juist dit jaar nog te behouden, zodat leerlingen de gevolgen van het vervallen van de duimregeling op verantwoorde wijze kunnen dempen en op geleidelijke wijze kunnen toewerken naar de oude situatie. Bovendien biedt deze tussenstap meer mogelijkheden om het gedrag van leerlingen te vergelijken dan het afschaffen ineens van de belangrijkste maatregelen, aldus de leden.

Speciaal onderwijs

De leden van de SGP-fractie vragen hoe de Minister de situatie in het speciaal onderwijs heeft gewogen, waar leerlingen vaak nog met extra problemen, zoals gebrekkig leerlingenvervoer, te maken hebben gehad. Waarom heeft de Minister er bijvoorbeeld niet voor gekozen om de duimregeling in het voortgezet speciaal onderwijs wel dit jaar ook te laten gelden? Kan de Minister ook toelichten in hoeverre de duimregeling van toepassing is op resultaten die in de coronajaren zijn behaald wanneer een leerling pas volgend jaar opgaat voor een diploma?

De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister de zorgen van het LBVSO herkent dat de regeling voor de vertrouwenspersoon bij het mondeling examen niet goed werkt en onduidelijk zou zijn. Is de Minister bereid om met het LBVSO te bezien hoe verduidelijking mogelijk is, zo vragen zij.

Inbreng van de leden van Groep Van Haga

De leden van de Groep Van Haga – fractie hebben kennisgenomen van de brief over de eindexamens 2023 en hebben nog enkele opmerkingen.

De leden lezen dat leraren zich zorgen maken en denken dat qua examens nu voortaan altijd genoegen moet worden genomen met «minder», maar dat lijkt deze leden een voorbarige conclusie. De leden menen dat deze zorgen vooralsnog niet nodig zijn, dat het terug gaan naar «normaal» zeker zal volgen in 2024 of later en zij denken dat de impact van de coronamaatregelen en het lerarentekort momenteel meer reden tot zorg zijn. Het peil met betrekking tot de eindexamens van vóór de coronacrisis zal absoluut terugkeren, maar de leden geven aan dit niet te overhaasten. Zij geven aan dat de jongeren natuurlijk goed moeten worden voorbereid op de samenleving en op de arbeidsmarkt en succesvol kunnen beginnen aan hun vervolgopleiding, maar dit hangt volgens de leden als voornoemd meer af van de kwaliteit van het onderwijs gedurende de gehele schoolperiode dan van enkel het laatste testmoment.

Voornoemde leden hebben zeker begrip voor het feit dat de Minister stelt dat er qua normering weer terug moet worden gegaan naar de periode van vóór corona. Deze periode is wellicht voor volwassenen relatief makkelijker achter zich te laten dan voor jonge geesten die de wereld nog moeten ontdekken, aldus deze leden. Zij vinden dat de schade die is opgelopen dan ook niet een-twee-drie kan worden weggevaagd. De meeste scholieren, die nu eindexamen doen, waren destijds in de leeftijd van 14 of 15 jaar en dat zijn enorm belangrijke jaren op zowel cognitief als emotioneel gebied, aldus de leden. De leden zijn van mening dat de nasleep van de lockdown niet moet worden onderschat. Het enige positieve dat het leren op afstand tijdens de coronaperiode wellicht heeft opgeleverd, is volgens de leden dat men het belang van fysieke lessen nu zoveel meer inziet.

De voornoemde leden snappen dat leerkrachten graag snel weer willen overgaan tot «normaal» en dat de Minister hen tegemoet wil komen, echter deze leden zouden ten zeerste willen bepleiten om dit niet te overhaasten. De leden zijn van mening dat voor dit examenjaar minimaal de mogelijkheid om één extra herkansing te geven geen overbodigheid is, bij voorkeur aangevuld met de mogelijkheid om de examens te spreiden over twee periodes.

II Reactie van de bewindspersoon

Ik dank de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor hun inbreng en de gestelde vragen. Hieronder ga ik thematisch in op de vragen. Deze thema’s zijn de keuze voor de maatregelen 2023, de verlenging van het tweede tijdvak en het rooster 2023, het Nationaal Programma Onderwijs, de achterstanden van leerlingen, het welbevinden van leerlingen, de LAKS petitie #redmijndiploma, de verbeteragenda staatsexamen, de rol van vertrouwenspersoon en bijzitdocent bij de mondelinge college-examens, de duimregeling staatsexamen, de vergoeding voor staatsexamenbetrokkenen, de examenuitslag staatsexamen, de staatsexamenmonitor, en het Voortgezet Speciaal Onderwijs. Op een enkel punt zijn de reacties op bijna gelijkluidende vragen van de leden van de verschillende fracties samengevoegd, of is er verwezen naar de beantwoording van soortgelijke vragen.

Keuze huidige maatregelen 2023

De leden van de VVD-fractie vragen of ik het met deze leden eens ben dat het in het belang van eindexamenleerlingen zelf is om het vastgestelde kennisniveau te verwachten en daarmee ook de waarde van het diploma te borgen.

Ik ben het met deze leden eens dat het van groot belang is om de lat voor het behalen van het diploma te waarborgen. Hiermee bieden we leerlingen de beste kansen in hun verdere (studie)loopbaan en op succes in het vervolgonderwijs.

De leden van de SP-fractie vragen welke verschillen ik zie tussen 2023 en 2022 wanneer het gaat om de examenregeling en de tweede herkansing en de verspreiding over twee tijdvakken zoals die eerder wel gold. Deze leden vragen of het niet zo is dat ook deze leerlingen vol last hebben gehad van het onderwijs in coronatijden.

Uiteraard ondervinden leerlingen nog altijd in bepaalde mate de gevolgen van corona en dit geldt ook voor de leerlingen die in 2023 hun eindexamen afleggen. Het belangrijkste verschil dat ik zie tussen de cohorten van 2022 en 2023 is dat het huidige cohort een volledig schooljaar heeft zonder vorm van algehele schoolsluitingen. Hierdoor hebben deze leerlingen de afgelopen maanden volledig kunnen werken aan hun voorbereidingen op het eindexamen. Daarnaast heeft het cohort 2023 ook langer gebruik kunnen maken van de NPO-gelden, doordat dit cohort voordat zij aan examens toe zijn zowel extra ondersteuning in schooljaar 2021/2022 als in 2022/2023 heeft gehad.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennis genomen van de maatregelen die zijn aangekondigd voor de examens van 2023 en vragen of hiermee voldoende recht wordt gedaan aan de gevolgen van de coronapandemie, welke gevolgen nog altijd worden gevoeld. De leden van de SGP-fractie vragen of de voorgestelde regeling voldoende recht doet aan de fase waarin leerlingen examen moeten maken, terwijl ze nauwelijks een normaal schooljaar in de bovenbouw hebben meegemaakt. Deze leden vragen eveneens of de voorgestelde beleidslijn voldoende recht doet aan het gegeven dat dit examencohort de langste coronageschiedenis heeft, die de hele bovenbouwperiode heeft bestempeld.

Leerlingen hebben de afgelopen jaren op verschillende manieren effecten op hun onderwijs ondervonden door de coronapandemie. Scholen hebben een grote inspanning geleverd om ondanks lockdowns en andere beperkingen zo veel mogelijk onderwijs te blijven bieden. Dit huidige schooljaar kan gelukkig weer zonder onderbrekingen van de onderwijscontinuïteit doorgang vinden. Ik herken dat een deel van de leerlingen nog steeds de gevolgen van de coronapandemie ervaart en er wordt door scholen hard gewerkt om deze gevolgen te beperken. Alles afwegend ben ik van mening dat ik met de aangekondigde aanpassingen voldoende recht doe aan de omstandigheden.

De leden van de PvdA-fractie verwijzen naar de petitie van het LAKS19 en vragen waarom ik de problematiek waaraan in de petitie verwezen wordt anders weeg dan het LAKS. De leden van de PvdA-fractie vragen eveneens wat het mij zegt dat er ruim 6.000 ondertekenaars zijn van de petitie en ook de VO-raad en SPV deze steunen. Zij vragen waarom ik niet aan de wensen uit de petitie tegemoet kom. Deze leden vragen of ik mij kan voorstellen dat de behoefte aan spreiding van de examens over twee tijdvakken en een extra herkansing juist zal groeien, nu de duimregeling van eerdere coronajaren komt te vervallen.

De keuze om wel of niet compenserende maatregelen te nemen voor 2023 was een ingewikkelde keuze, zoals ik in mijn brief van 21 november ook heb toegelicht. Ik heb de problemen die het LAKS terecht aansnijdt zeer zeker meegewogen in mijn besluit. Dat er veel ondertekenaars van de petitie zijn en de VO-raad en SPV deze steunen zegt mij dat er veel aandacht voor de eindexamens is binnen het onderwijsveld. Het is goed om te zien dat zo veel betrokkenen zich met het eindexamen bezighouden. Ik kan mij ook voorstellen dat de behoefte aan spreiding en een extra herkansing toeneemt bij het wegvallen van de duimregeling. Vanuit het belang van de leerling kom ik echter op een andere afweging dan het LAKS. Ik vind het namelijk belangrijk dat leerlingen zo goed mogelijk voorbereid doorstromen naar een vervolgopleiding, om de kans op uitval te verkleinen. Dit wordt gestimuleerd door van leerlingen weer een normale prestatie voor hun eindexamens te vragen. Een volledig examen bereidt de leerlingen op een normale manier voor op hun vervolgopleiding. Met dit standpunt wil ik overigens geen afbreuk doen aan de waarde van het diploma dat leerlingen in 2020, 2021 en 2022 hebben behaald. Gelet op de omstandigheden van dat moment zijn er destijds maatregelen genomen en hebben we daarmee een passende prestatie van leerlingen gevraagd. Leerlingen die in de coronajaren hun diploma hebben behaald hebben volwaarde diploma, waarmee zij (hebben) kunnen doorstromen naar het vervolgonderwijs.

De leden van de PvdA-fractie vragen of ik met de gekozen maatregelen voor 2023 slechte resultaten onder leerlingen accepteer en of deze met zeer soepele N-termen gemaskeerd zullen worden.

Op basis van de nu beschikbare informatie en op basis van signalen die ik uit het veld heb ontvangen over hoe leerlingen er voor staan, verwacht ik geen opvallend slechte resultaten dit jaar. De slagingspercentages lagen tijdens de corona-jaren (fors) hoger dan normaal, een effect dat voor een belangrijk deel toe te wijzen is aan de genomen maatregelen. Het valt te verwachten dat deze in 2023 weer zullen normaliseren, en dus lager uitvallen dan in de afgelopen drie examenjaren. De N-termen worden niet ingezet om tegenvallende resultaten te maskeren. Er is, net als de afgelopen twee jaar, sprake van een aangepaste manier van normeren. In reguliere jaren wordt de score op een centraal examen afgezet tegen de prestatie-eis (de lat) voor het betreffende vak. Voor deze manier van normeren moet de aanname worden gedaan dat leerlingen ten opzichte van voorgaande jaren niet ineens vaardiger of minder vaardig zijn geworden en wordt deze aanname via metingen gecontroleerd. Door de (effecten van de) coronamaatregelen kon de aanname van een gelijk blijvende vaardigheid niet worden gedaan en waren de benodigde metingen ook niet mogelijk. Daarom heeft het CvTE een methodiek ontwikkeld waarbij de score wordt afgezet tegen de scores van andere leerlingen in 2023, in plaats van de normale methode van het afzetten tegen de lat. Om te zorgen dat de lat dit jaar wel zoveel mogelijk op dezelfde hoogte ligt als voorheen worden ook de historische N-term (de N-termen van de afgelopen jaren) en het oordeel van docenten over de moeilijkheidsgraad van het examen meegenomen in de bepaling van de N-termen dit jaar. Dit is de dezelfde werkwijze als die de afgelopen twee examenjaren is gehanteerd. De N-termen zullen daarom niet per definitie zeer soepel zijn, maar wel, binnen de hierboven geschetste kaders, rekening houden met de huidige situatie.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen mij nog iets uitgebreider toe te lichten waarom er niet gekozen is voor het toekennen van een extra herkansing. De leden van de PvdA-fractie vragen of een spreiding van de examens en een extra herkansing geen betere waarborg vormen van de waarde van de diploma’s, omdat deze maatregelen niets afdoen aan het kunnen van de examenkandidaten, maar hen wel betere kansen bieden op slagen. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of ik het met hen eens ben dat ook bij een extra herkansing leerlingen de stof moeten beheersen en hun vaardigheden op peil blijven. Tevens vragen deze leden of financiële consequenties een rol hebben gespeeld in mijn besluit om geen extra herkansing te bieden. De leden van de SGP-fractie merken op dat het beperkte gebruik van de mogelijkheden tot spreiding en herkansing verband kan houden met de mogelijkheid om te duimen. Deze leden vragen waarom deze constatering geen aanleiding vormt om de uitgebreidere mogelijkheid tot spreiding en herkansing juist dit jaar nog te behouden, zodat leerlingen de gevolgen van het vervallen van de duimregeling op verantwoorde wijze kunnen dempen en op geleidelijke wijze kunnen toewerken naar de oude situatie.

Het geheel van de voorwaarden voor het behalen van het diploma vormen gezamenlijk een lat waar leerlingen overheen moeten om het diploma te verkrijgen. Onderdelen hiervan zijn de regels rond het maximaal aantal onvoldoendes, de kernvakken-regel20, de 5,5-regel21 en de aanwezigheid van één herkansing bij het centraal examen. Deze verschillende onderdelen wegen uiteraard verschillend in hoe zij de kansen van de leerling op het behalen van een diploma beïnvloeden. Ik ben het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat bij het afleggen van een extra herkansing leerlingen hun vaardigheid op een vak nog steeds moeten laten zien, in tegenstelling tot bijvoorbeeld een duimregeling of het toestaan van extra onvoldoendes. Echter is het wel zo dat hoe vaker een vak herkanst mag worden en hoe meer vakken herkanst kunnen worden, hoe groter de kans is dat het diploma wordt behaald. Het aantal herkansingen heeft daarom invloed op hoe moeilijk of makkelijk het is om het diploma te behalen. Dat is de reden dat ik er voor heb gekozen om in 2023 geen extra herkansing te bieden aan leerlingen en weer het normale niveau van leerlingen te vragen. Op basis van de huidige omstandigheden en de extra ondersteuning die we scholen bieden, onder meer in de vorm van middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs, acht ik dit ook een reële en redelijke verwachting die ik van leerlingen kan vragen. Ook hebben deze leerlingen een volledig schooljaar gehad zonder vorm van algehele schoolsluitingen, waardoor zij de afgelopen maanden volledig hebben kunnen werken aan hun voorbereidingen op het eindexamen. Daarnaast hebben de huidige examenleerlingen ook langer gebruik kunnen maken van de inzet van de NPO-gelden. Financiële consequenties van een extra herkansing zouden met name voortvloeien uit een compensatie voor scholen voor de extra werklast die hiermee gepaard zou gaan. In 2021 en 2022 hebben scholen hiervoor een dergelijke compensatie ontvangen (6 uur per extra herkansing).22 Deze potentiële kosten hebben geen rol van betekenis gehad in mijn besluit voor 2023.

Ik heb er voor gekozen ook geen spreiding over de tijdvakken mogelijk te maken in 2023, zoals in 2021 en 2022 wel mogelijk was. De belangrijkste reden hiervoor is dat ik deze maatregel, net als de extra herkansing, niet nodig acht om de hierboven geschetste redenen. Daarnaast blijkt uit de gegevens van vorig jaar dat een relatief klein aandeel van de leerlingen (zo’n 10% in 2022) hiervan gebruik maakte terwijl deze maatregel wel zeer ingrijpend is voor scholen en de examenketen en er hierdoor hoge kosten tegenover staan. Zo had deze maatregel tot gevolg dat elk jaar een deel van de scholen nog examens moest corrigeren terwijl de zomervakantie al begonnen was en was er voor elk vak een extra examen nodig.

Voor zowel de extra herkansing als het spreiden over de tijdvakken geldt dat deze maatregelen op dit moment in het schooljaar niet meer goed uitvoerbaar zijn, gelet op de gevolgen hiervan voor zowel scholen als voor de examenketen.

De leden van de SGP-fractie vragen hoe ik de specifieke effecten van maatregelen in voorgaande jaren heeft gewogen in mijn besluit voor dit jaar.

Ik heb de effecten van de maatregelen van alle corona-examenjaren zorgvuldig meegewogen in mijn besluit. Zo heb ik gezien dat de combinatie van maatregelen tot (fors) hogere slagingspercentages heeft geleid dan voor de coronapandemie. Dit ondanks de uitdagingen waar leerlingen en scholen mee te maken kregen door onder meer schoolsluitingen en lesuitval en ondanks dat onderzoek van CvTE en Cito een (lichte) vaardigheidsdaling in 2021 en 2022 heeft aangetoond.23 Daarnaast deel ik de observatie van de SGP-fractie dat de duimregeling een effect had op de prestaties van leerlingen. Naar verwachting kunnen deze lagere prestaties ook een afspiegeling zijn van een lagere leeropbrengst, wat in het nadeel van de leerling is.

De leden van de SGP-fractie vragen of ik de inschatting deel dat het duimen van een vak een ander, voor de kwaliteit ongunstiger effect heeft dan het bieden van een extra herkansing en vragen of dit ruimte biedt om ook dit jaar soepeler te zijn met herkansingen.

Het bieden van een duimregeling heeft een groter effect dan het bieden van een extra herkansing, deze inschatting deel ik met de SGP-fractie op basis van de Examenmonitor 2021 en 2022.24 Desalniettemin heeft ook een extra herkansing een effect op de lat voor het behalen van het diploma en heb ik er daarom dit jaar voor gekozen deze maatregel niet nogmaals te nemen.

De leden van de SGP-fractie vragen mij om te reageren op het praktijkvoorbeeld dat een leerling dit jaar bijvoorbeeld op 16 mei het examen Grieks en Economie dient te maken, waarbij het vak Economie populair was in de duimregeling en bovendien dit jaar sprake is van een nieuw examenonderdeel. Is het voorgestelde afbouwpad tegen deze achtergrond niet te abrupt, zo vragen zij.

Het kan voorkomen dat leerlingen maximaal twee examens op dezelfde dag moeten afleggen. In de resultaten van 2021 en 2022 kwam inderdaad naar voren dat de vakken die leerlingen verplicht volgen binnen hun specifieke profiel het meest werden geduimd. Dit is te verklaren doordat dit vak voor alle leerlingen met dat profiel verplicht is en er dus meer leerlingen zijn die het vak volgen, dan voor bijvoorbeeld een keuzevak het geval is. Daarbij geldt dat andere verplichte vakken, zoals die in het gemeenschappelijk deel, grotendeels niet geduimd mogen worden. Tegen deze achtergrond acht ik het afbouwen van de maatregelen dan ook niet als te abrupt.

Verlenging tweede tijdvak en rooster 2023

De leden van de VVD-fractie vragen waarom ik er voor kies om het tweede tijdvak opnieuw te verlengen en de afnameperiode van de digitale flexibele examens te verbreden. Deze leden vroegen eveneens wat de ratio was om de examenperiode te verlengen en of dit is om leerlingen meer flexibiliteit te bieden of omdat er rekening gehouden wordt met een scenario waarin een nieuwe golf coronabesmettingen voor veel ziekte zal zorgen. Deze leden vroegen ook hoe wordt bepaald of deze aanpassingen proportioneel zijn, nu verlenging ook gevolgen heeft voor werkdruk van leraren.

Het verlengen van het tweede tijdvak heeft met name voordelen voor leerlingen die door ziekte of quarantaine één of meer examens in het eerste tijdvak moeten missen. Deze examens kunnen makkelijker worden ingehaald in een verlengd tweede tijdvak omdat hiermee voorkomen wordt dat de examens van meerdere vakken op hetzelfde moment vallen voor een leerling. Hoewel de situatie op scholen op dit moment geen aanleiding geeft om te denken dat er rond de examenperiode veel uitval door coronabesmettingen zal zijn, biedt het verlengen van het tweede tijdvak een uitkomst voor het geval dit wel aan de orde is. Dit kan zich ook op (zeer) lokale schaal voordoen. Het verlengen van het tweede tijdvak is in beperkte mate werkdrukverhogend omdat de correctie van het tweede tijdvak door de verlenging ook een week langer doorloopt. Scholen hebben hierdoor minder tijd voor het plannen van de diploma-uitreiking. Voor de digitale flexibele examens en de centraal schriftelijk en praktische examens in het vmbo geldt dat de verlengde afnameperiode maximale flexibiliteit biedt voor scholen en leerlingen om zowel de eerste kans als de herkansing van een bepaald vak af te leggen. Deze examens kunnen flexibel worden ingepland en daarmee worden afgestemd op de behoeften van leerlingen, het rooster, de beschikbaarheid van praktijklokalen etc. Het verlengen van de afnameperiodes voor de digitale flexibele examens en de cspe's (centraal schriftelijk en praktische examens) is niet werkdrukverhogend, scholen kiezen zelf in hoeverre zij gebruik maken van de extra flexibiliteit.

De leden van de SP-fractie vragen naar de planning van het vmbo examen Nederlands, dat dit jaar als een van de laatste vakken wordt getoetst. Het nakijken van dit examen is zeer arbeidsintensief, zo hebben deze leden vernomen en zij vragen of het mogelijk is dit examen nog naar voren te verplaatsen. Of in ieder geval dit vanaf volgend jaar zodanig te regelen dat het examen vroeg in de examenperiode wordt afgenomen.

Elk jaar zoekt het College voor Toetsen en Examens (hierna: CvTE) voor de verschillende typen vakken naar een zo goed mogelijk moment in het examenrooster. Er zijn echter verscheidene aandachtspunten waarmee rekening gehouden moet worden in het rooster en die aandachtspunten zitten elkaar soms ook in de weg. Het rooster wordt gemaakt door collega’s uit de schoolpraktijk, namelijk examensecretarissen die zitting hebben in de roosteradviescommissie van het Platform Examensecretarissen (PLEXS). De commissie doet voor elk examenjaar een voorstel voor een rooster aan het CvTE op basis van meerdere uitgangspunten zoals door het CvTE opgesteld en na te lezen op Examenblad.25 Eén van de uitgangspunten is de correctielast, een andere is dat bijvoorbeeld de examens voor de moderne vreemde talen vooraan in het rooster moeten staan vanwege de organisatie van de posttests26 bij deze examens voor de normering. Ook wordt rekening gehouden met de afname van examens in Caribisch Nederland en gestreefd naar een zo evenwichtig mogelijk rooster voor de leerlingen. Het komt regelmatig voor dat de verschillende uitgangspunten op gespannen voet met elkaar staan, zoals het uitgangspunt bij posttestvakken (moderne vreemde talen) ten opzichte van het uitgangspunt voor vakken met een grote correctielast. Op zo’n moment wordt een afweging gemaakt wat het beste past, rekening houdend met een goed rooster voor de leerlingen, voldoende correctietijd voor de docenten, een zorgvuldige normering etc. Naast alle geldende uitgangspunten wordt ook gekeken of niet steeds eenzelfde vak met een hoge correctielast te ver achterin het rooster belandt. De plaats van het examen Nederlands vmbo GL/TL is voor 2023 minder gunstig uitgevallen dan in andere jaren, maar wel bepaald in lijn met de gehanteerde uitgangspunten voor het opstellen van het rooster. De plek van Nederlands vmbo GL/TL zal voor 2023 daarom niet worden aangepast. Voor komende jaren zal het rooster ook weer langs de hierboven geschetste uitgangspunten worden vastgesteld.

Nationaal Programma Onderwijs

De leden van de VVD-fractie vragen mij hoe ik ervoor zorg dat de NPO-gelden doelgericht worden besteed, zodat leerlingen die ernstige hinder hebben ondervonden tijdens de coronacrisis nu goed voorbereid aan hun examen kunnen beginnen.

Scholen hebben in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs extra middelen gekregen om de vertragingen die leerlingen hebben opgelopen aan te pakken. Met dit programma is voor het primair en voortgezet onderwijs in totaal € 5,8 miljard extra beschikbaar gesteld. Het is in de eerste plaats aan scholen om op basis van een schoolscan te bepalen wat leerlingen nodig hebben en welke interventies van de menukaart zij inzetten voor welke leerlingen. Zij kunnen de middelen ook inzetten om leerlingen in de (voor)examenklassen extra te ondersteunen, bijvoorbeeld met extra lessen ter voorbereiding op het examen. Gezien het belang van goede eindexamenresultaten verwacht ik niet dat scholen onvoldoende oog hebben voor deze groep. Op verschillende manieren wordt gekeken hoe en of scholen de NP Onderwijs middelen besteden. Besturen verantwoorden zich na afloop van het boekjaar op schoolniveau aan welk type interventie de middelen zijn uitgegeven. Dat geeft echter geen inzicht of die middelen specifiek naar leerlingen zijn gegaan die nu in de in de examenklas zitten. Om de bevragingslast voor besturen te beperken wordt niet gevraagd om die uitsplitsing te maken. Daarnaast wordt er implementatieonderzoek gedaan (2x per jaar bevraging van schoolleiders) waarin gevraagd wordt naar het type interventies waar scholen voor gekozen hebben, bij welke groepen ze problemen zien, wat de aard is van die problemen en het effect van de interventies.

Schoolleiders zijn niet verplicht27 om mee te doen aan dit onderzoek, maar tot nog toe is de respons hoog.28 Op basis van de eerste voortgangsrapportage29 heb ik vorig jaar februari overigens besloten om in het vo per leerling een hoger basisbedrag te geven dan in het po.30 Dat geeft vo-scholen ook de ruimte om hun eindexamenleerlingen de ondersteuning te geven die ze nodig hebben.

De leden van de D66-fractie vragen of ik van mening ben dat het NP Onderwijs voldoende handvatten biedt aan scholen en docenten om het welzijn van leerlingen te bevorderen.

Vanaf de start heeft het Nationaal Programma Onderwijs (NP Onderwijs) een tweeledig doel gehad: herstel van de corona gerelateerde leervertragingen en herstel van de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen en hun welbevinden. In de menukaart van het NP Onderwijs zijn verschillende interventies opgenomen die scholen kunnen inzetten om het welbevinden van leerlingen te vergroten. In het kader van NP Onderwijs wordt er op verschillende manieren voor gezorgd dat scholen voldoende in handen hebben. Zo is er naast de menukaart ook geïnvesteerd in «Onderwijskennis.nl»: een website waar per thema voor scholen overzichtelijk op een rij wordt gezet wat bekend is uit onderzoek, en tot welke onderbouwde handvatten dit heeft geleid. Ook zijn hier praktijkvoorbeelden voor scholen te vinden. Eén van de thema’s is de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen waaronder welbevinden. De Kenniscommunity van het NP Onderwijs heeft in 2022 vijftien tutorials gemaakt over welbevinden voor leraren en schoolteams. Deze zijn te bekijken op www.kennis.nponderwijs.nl. Op deze website kunnen scholen ook webinars over het onderwerp terugzien. Verder kunnen schoolleiders en bestuurders zich aansluiten bij leernetwerken over welbevinden. Daarnaast organiseert het Nederlands Jeugdinstituut, naast de informatie die zij online aanbieden, ook webinars voor o.a. schoolleiders, leraren en IB’ers over het bevorderen van welbevinden. Vanuit verschillende bronnen worden er diverse handvatten geboden rondom welbevinden. Vanuit de voortgangsrapportage van het NP Onderwijs en vanuit verschillende gesprekken in het veld is bekend geworden dat scholen zelf actief met welbevinden bezig zijn. Zo zijn interventies gericht op het welbevinden van leerlingen populair bij scholen. Vooral in het vo wordt deze interventie vaak gekozen: 88% van de schoolleiders geeft aan deze interventie in het schooljaar 2022/2023 uit te voeren. Schoolleiders zijn overwegend positief over de interventies die zij inzetten op het gebied van welbevinden en het positief effect daarvan op hun leerlingen.

De leden van de D66-fractie vragen of ik van mening ben dat het NP Onderwijs inmiddels voldoende handvatten biedt voor het vso om de achterstanden te beperken.

Het implementatieonderzoek laat zien dat schoolleiders in het vso zich aan het begin van dit schooljaar veel minder zorgen maakten over de impact van corona op de ontwikkeling van hun leerlingen dan een jaar eerder. Juist in deze sector is het verschil tussen de twee metingen opvallend. De sectororganisaties voor gespecialiseerd en praktijkonderwijs hebben er wel bij mij op gewezen dat de menukaart en bijbehorende praktijkkaarten niet altijd bruikbaar zijn voor dezen onderwijstypen. Momenteel inventariseert het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) welke aanvullende informatie gewenst is voor scholen voor gespecialiseerd onderwijs, evenals voor het beroepsgericht en praktijkgericht onderwijs dat wordt gegeven in het vmbo. Op basis van deze inventarisatie worden aanvullende producten ontwikkeld. Dit wordt gedekt binnen de huidige middelen voor het voortgezet onderwijs.

De leden van de SP-fractie vragen mij waarom ervoor is gekozen om scholen toe te staan de middelen uit het NP Onderwijs over een langere periode in te zetten, terwijl leerlingen geacht worden om nu al hun achterstanden te hebben ingelopen.

Wat betreft de verlenging van het programma heb ik in februari 2022 besloten om scholen meer tijd te geven, namelijk tot en met schooljaar 2024–2025 voor het funderend onderwijs, omdat bleek dat scholen soms moeite hadden om de plannen uit te voeren door het lerarentekort en doordat zij in het schooljaar 2021–2022 wederom te maken hadden met schoolsluiting en lesuitval door corona. Ik heb scholen daarmee in staat gesteld om meer weloverwogen keuzes te maken in plaats van snelle keuzes om het geld maar op tijd uit te geven. Uit de derde voortgangsrapportage over NP Onderwijs van november 2022 blijkt overigens niet dat leerlingen hun vertragingen over de hele linie alweer hebben ingehaald. Voor scholen ligt er dit schooljaar en in de verlengde looptijd van het Nationaal Programma Onderwijs nog steeds een grote uitdaging. Dat neemt niet weg dat ik het belangrijk vind om in 2023 zoveel als mogelijk terug te gaan naar normaal en weer een vergelijkbare prestatie van leerlingen te vragen als voor corona. Bijvoorbeeld door een maatregel als de duimregeling, die aantoonbaar negatieve effecten heeft, niet te continueren.

Achterstanden

De leden van de VVD-fractie vragen of ik in gesprek ben met het onderwijsveld over hoe scholen omgaan met de problematiek rond examens, zoals het mogelijk ontoereikende niveau vanwege leerachterstanden en de mentale gezondheid van leerlingen. In hoeverre heb ik hier zicht en vat op, zo vragen zij.

In de aanloop naar de besluitvorming over examens 2023 is er op ambtelijk niveau contact geweest met een brede vertegenwoordiging van partijen. Uit deze, en andere gesprekken, komt een beeld naar voren waarin er zorgen zijn over zowel het mentaal welbevinden als over het uitstroomniveau van leerlingen. Uit deze gesprekken blijkt ook dat dit zeker niet alle leerlingen betreft en dat scholen aan beide aspecten hard werken, mede ondersteund door de middelen vanuit het Nationaal Programma Onderwijs.

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de achterstanden nu allemaal zijn ingelopen of ingelopen worden voordat de centrale examens van start gaan.

Omdat de inrichting van het onderwijs in de bovenbouw en de inrichting van de schoolexamens sterk kunnen verschillen per school is er geen landelijk overzicht te genereren van eventuele achterstanden onder examenleerlingen. Op basis van gesprekken met veldpartijen kunnen we concluderen dat het per leerling verschilt of er achterstanden zijn en in welke mate. Het zal dan ook per leerling verschillen of het lukt om eventuele achterstanden in te lopen voor de start van de examenperiode.

Welbevinden leerlingen

De leden van de D66-fractie vragen of ik extra stappen kan zetten om het welzijn van leerlingen te bevorderen. Tevens vragen voornoemde leden of ik het met de leden eens ben dat het zorgelijk is dat het welbevinden van leerlingen nog steeds laag is, ondanks extra inzet van de gelden uit het Nationaal Programma Onderwijs.

De coronaperiode is een lastige periode geweest, zeker ook voor leerlingen. Dat zij hier nog steeds de gevolgen van ondervinden heb ik vanuit verschillende hoeken vernomen. Het welbevinden van leerlingen is een moeilijk probleem waar door verschillende betrokkenen hard aan gewerkt wordt. Daar ben ik blij om omdat het zorgelijk is dat het welbevinden van leerlingen laag is. Middels de voortgangsrapportage van het Nationaal Programma Onderwijs wordt de progressie die er gemaakt wordt gevolgd. Er zijn verschillende interventies vanuit het programma die zowel gericht zijn op het inlopen van leervertragingen als op het verhogen van het welbevinden van leerlingen. De afgelopen anderhalf jaar hebben scholen hier al gebruik van gemaakt. De gelden van het Nationaal Programma Onderwijs blijven de komende periode beschikbaar voor scholen om hun interventies voort te zetten. Bovendien verken ik mogelijke additionele stappen om te zetten om het welzijn van leerlingen te bevorderen. In dit kader is met het LAKS gesproken over het welbevinden van leerlingen, en blijft OCW in contact staan met LAKS om vinger aan de pols te houden en te bespreken welke aanvullende acties zinvol kunnen zijn. Scholen hebben hiervoor financiële middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs. Op dit moment is er ook contact met LAKS en andere sectorpartijen over mijn toezegging aan uw Kamer om te kijken hoe toetsdruk bij leerlingen verminderd kan worden.31 In de volgende voortgangsrapportage van het Nationaal Programma Onderwijs kom ik hier nader op terug.

LAKS petitie #redmijndiploma

De leden van de SP-fractie vragen of de Minister expliciet kan reageren op de voorstellen van het LAKS in hun actie #redmijndiploma en of hij de voorstellen kan langslopen.

Middels mijn Kamerbrief van 21 februari jl. heb ik gereageerd op de voorstellen van het LAKS in hun petitie #redmijndiploma.32 In mijn reactie op de vragen over de keuze van de maatregelen 2023 ga ik onder andere in op de voorstellen van het LAKS, namelijk van het spreiden van de examens over de twee tijdvakken en de extra herkansing.

Verbeteragenda staatsexamen

De leden van de D66-fractie vragen wat de laatste stand van zaken is omtrent de verbeteragenda staatsexamens.

In de Kamerbrief staatsexamens vo 2022 van 22 december jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de verbeteragenda staatsexamens vo.33 Hierbij heb ik vermeld dat inmiddels de eerste resultaten binnen projecten van de verbeteragenda zijn bereikt en dat naar verwachting eind 2023 de eerste scenario’s over het flexibiliseren van het staatsexamen en blijvend passend maken voor de doelgroep worden opgeleverd. De verwachting is dat eind 2024 de complete set aan voorstellen wordt opgeleverd, waarna gestart kan worden met de implementatie daarvan. Voor kandidaten betekent dit dat onder meer verkend wordt of en hoe een herkansingsmogelijkheid geboden kan worden voor alle staatsexamenkandidaten, college-examens mogelijk verspreid kunnen worden over het jaar zodat kandidaten meer ruimte krijgen om het examen af te leggen zodra ze er klaar voor zijn en het daardoor mogelijk wordt om eerder inzicht te geven in behaalde examencijfers. Om dit mogelijk te maken wil ik benadrukken dat het van belang is dat het CvTE en DUO de ruimte krijgen om aan alle acties uit de verbeteragenda te werken zonder dat er aanvullende wensen bij de staatsexamenorganisatie worden neergelegd. Enkel door in te zetten op de volle breedte van de verbeteragenda kan in de toekomst worden toegewerkt naar een robuustere staatsexamenorganisatie. Voor de concrete acties die hebben plaatsgevonden onder de verschillende actielijnen uit de verbeteragenda verwijs ik u naar de Kamerbrief die ik uw Kamer op 22 december heb verstuurd.34

Rol van vertrouwenspersoon en bijzitdocent bij de mondelinge college-examens

De leden van de D66-fractie, de leden van de SP-fractie en de leden van de SGP-fractie hebben vragen gesteld over de rol van vertrouwenspersoon en bijzitdocent bij het mondelinge college-examen. Zo vragen de leden van de D66-fractie welke stappen ik heb genomen om de rol van de vertrouwenspersoon of bijzitdocent voor het mondelinge-college examen te verduidelijken en beter te laten aansluiten op de praktijk. Aanvullend hierop vragen de leden van de SP-fractie op welke wijze hierover gecommuniceerd is en of er bereidheid is om dit nogmaals te doen en erop te wijzen dat examenvragen herhaald mogen worden en verhelderende opmerkingen mogen worden gemaakt door de mentor of vertrouwenspersoon. Daarnaast vragen de leden van de SGP-fractie of de zorgen van LBVSO worden herkend dat de regeling voor de vertrouwenspersoon bij het mondelinge examen niet goed werkt en onduidelijk zou zijn. Daarbij wordt gevraagd of er bereidheid is om met LBVSO te bezien hoe verduidelijking mogelijk is.

Allereerst wil ik benadrukken dat ik samen met het CvTE als verantwoordelijke voor de afname van de staatsexamens, het belang van de vertrouwenspersoon en de bijzitdocent voor kandidaten ten zeerste ondersteun. De examensetting zoals die zich bij een mondeling college-examen voordoet kan voor kandidaten zorgen voor spanning. Bijvoorbeeld omdat het voor sommige kandidaten moeilijk is om contact te maken of omdat ze faalangstig zijn. In deze gevallen kan het voor de kandidaat geruststellend werken als een vertrouwd persoon bij het examen aanwezig is zodat de kandidaat zich comfortabeler en veiliger voelt. Naar aanleiding van de motie van het lid Kwint c.s.35 is het sinds 2022 structureel toegestaan dat de vertrouwenspersoon of bijzitdocent uitleg mag geven over de situatie van de kandidaat en mogen verhelderende opmerkingen gemaakt worden gedurende het examen. In de praktijk wordt geconstateerd dat het maken van een verhelderende opmerking als spannend wordt ervaren door zowel de examinatoren als vertrouwenspersonen. De verhelderende opmerkingen mogen immers niet over de inhoud van het examen gaan of hints bevatten over het antwoord. Het is niet mogelijk om hierover strikte regels op te stellen vanwege de veelheid aan opmerkingen waarover het gaat. Het is aan zowel de examinatoren als de vertrouwenspersonen om te leren, te weten en aan te voelen wanneer en hoe de verhelderende opmerking op de juiste wijze kan worden toegepast. Het CvTE heeft hier ter voorbereiding op het staatsexamen 2022 nadrukkelijk aandacht aan besteed in de informatievoorziening aan examenbetrokkenen, vso-scholen, staatsexamenkandidaten en vertrouwenspersonen. Daarnaast is de rol van de vertrouwenspersoon specifiek aanbod gekomen in de professionaliseringstrajecten van examenbetrokkenen. Het CvTE blijft investeren in het verduidelijken van wat de rol van de vertrouwenspersoon of bijzitdocent is tijdens de mondelinge college-examens zodat het beter aansluit bij de wensen en behoeften van de kandidaat. Hierin zal samen opgetrokken worden met LBVSO en andere relevante veldpartijen zoals PO-raad, Sectorraad GO, Ouders & Onderwijs, Balansdigitaal en LAKS. Het CvTE zal in ieder geval de informatievoorziening van vorig jaar herhalen en uitbreiden om er voor te zorgen dat het bereik onder vso-scholen, kandidaten en vertrouwenspersonen wordt vergroot. Daarnaast worden door het CvTE een aantal aanvullende activiteiten georganiseerd, gericht op het kennisniveau van examenbetrokkenen, scholen, vertrouwenspersonen, bijzitdocenten en examenbetrokkenen over de inzet van de vertrouwenspersoon.

Duimregeling staatsexamen

De leden van de SP-fractie vragen of ik bereid ben de duimregeling voort te zetten voor leerlingen die in de periode 2020 tot en met 2023 zijn begonnen aan hun examen, zoals LBVSO voorstelt. Daarnaast vragen de leden van de SGP-fractie waarom er niet voor is gekozen om de duimregeling in het voortgezet speciaal onderwijs wel dit jaar ook te laten gelden en of kan worden toegelicht in hoeverre de duimregeling van toepassing is op resultaten die in de coronajaren zijn behaald wanneer een leerling pas volgend jaar opgaat voor het diploma.

Zoals aangekondigd in de Kamerbrief over de uitvoering van de staatsexamenmoties hebben diplomakandidaten bij het staatsexamen in 2023 recht op een duimregeling waarmee een duim mag worden gelegd op alle resultaten, niet zijnde een resultaat van een kernvak, die bij de uitslagbepaling in 2023 worden betrokken.36 Dit geldt voor alle diplomakandidaten bij het staatsexamen waaronder de leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs die in 2023 via het staatsexamen opgaan voor het diploma. Indien een kandidaat in 2024 opgaat voor een diploma maar wel een resultaat inbrengt uit een coronajaar heeft hij of zij geen recht op de duimregeling. Deze maatregel is speciaal bedoeld om de diplomakandidaten die een certificaat behaald hebben in een van de coronajaren te compenseren voor de uitdagingen waarmee zij in deze jaren geconfronteerd zijn conform de motie van het lid Van Meenen c.s.37De inzet van duimregeling is een zeer substantiële maatregel die van invloed is op de waarde van het diploma. Dat vraagt om een zorgvuldige afweging of het noodzakelijk is om deze maatregel langer in te zetten. Als kandidaten in 2024 opgaan voor het diploma hebben zij twee jaar de tijd gehad om opgelopen achterstanden in te lopen en niet behaalde deelcertificaten alsnog te behalen of eventuele tegenvallende resultaten uit eerdere jaren te verbeteren. Op dit moment zie ik onvoldoende redenen om kandidaten langer te compenseren voor eventuele eerder opgelopen achterstanden en blijf ik bij mijn besluit om de duimregeling enkel te laten gelden voor 2023.

Vergoeding staatsexamenbetrokkenen

De leden van de SP-fractie constateren dat een passende vergoeding die aansluit bij de bekostiging van het voortgezet onderwijs noodzakelijk is om te zorgen dat er genoeg staatsexaminatoren zijn om het staatsexamen goed te laten verlopen. De leden van de SP-fractie vragen wat ik hiervan vind en of ik er toe bereid ben om al dit jaar te zorgen voor een hogere en passende vergoeding voor alle examenbetrokkenen vooruitlopend op het onderzoek daartoe.

Voor een goede uitvoering van het staatsexamen zijn jaarlijks gemiddeld 2000 examenbetrokkenen nodig die verschillende soorten taken uitvoeren. Examenbetrokkenen hebben uiteenlopende redenen om zich in te zeten voor het staatsexamen. Hierbij valt te denken aan het leveren van een bijdrage aan kansen van leerlingen, verdieping van vakkennis, versterken van onderlinge samenwerkingen of voor extra bijverdiensten. De afgelopen jaren hebben maatschappelijke ontwikkelingen zoals het arbeidsmarkttekort, druk vanuit de eigen school of de waarde van vrije tijd druk gelegd op de beschikbaarheid van examenbetrokkenen voor het staatsexamen. Staatsexamenbetrokkenen ontvangen een vergoeding voor de taken die zij uitvoeren. Ik ben het ermee eens dat deze vergoeding marktconform en passend moet zijn bij de inspanning die de examenbetrokkenen leveren. Om die reden wordt binnen de verbeteragenda staatsexamens vo onderzoek uitgevoerd naar de vergoedingenstructuur voor examenbetrokkenen en de mate waarin vergoedingen voor alle taken en rollen passend zijn. Eind 2023 worden de resultaten van het onderzoek verwacht. Het is nog te vroeg om vooruitlopend op deze resultaten uitspraken te doen over wat een passende vergoeding is. Daarentegen ben ik mij bewust van de hoge tekorten onder staatsexamenbetrokkenen in de afgelopen jaren en de druk waaronder staatsexamenbetrokkenen zich inzetten veelal naast hun baan in het onderwijs. Daarom heb ik besloten om vooruitlopend op de uitkomsten van het onderzoek een bedrag van € 300.000 vrij te maken om het CvTE in de gelegenheid te stellen om al dit jaar de vergoedingen voor staatsexamenbetrokkenen te verhogen.

Examenuitslag staatsexamen

De leden van de SP-fractie vragen hoe het staat met het gelijktrekken van de examenuitslag van staatsexamenkandidaten uit het voortgezet onderwijs. Klopt het dat door verouderde systemen dit nog jaren gaat duren om te regelen en waarom is dat zo, zo vragen zij. Tevens vragen zij of dit proces versneld kan worden en of ik bereid ben om ervoor te zorgen dat het in 2023 al geregeld is zoals Henk Vegter wil bereiken in zijn petitie.

Op dit moment ontvangen staatsexamenkandidaten het resultaat van het centrale eindexamen pas na afloop van het college-examen, op de locatie waar het college-examen wordt afgenomen. Hierdoor weten zij voordat ze het (mondelinge) college-examen afleggen nog niet hoe ze het centrale examen hebben gemaakt. Dit wijkt af van de uitslagbepaling in het reguliere voortgezet onderwijs. Ik ben het er ten zeerste mee eens dat het onwenselijk is voor staatsexamenkandidaten om pas na het (mondelinge)college-examen te weten hoe het centrale examen gemaakt is. Dit creëert kansenongelijkheid die ik te allen tijden tegen wil gaan. Binnen de verbeteragenda staatsexamen vo heeft dit onderwerp dan ook hoge prioriteit gekregen en wordt gewerkt aan een structurele oplossing voor dit probleem. De reden waarom dit niet geregeld kan worden voor de staatsexamens 2023 komt door hoe de staatsexamenorganisatie en de planning van het staatsexamens op dit moment zijn ingericht. Binnen het staatsexamen wordt het centrale eindexamen, net als in het reguliere vo, gecorrigeerd door twee correctoren. Deze correctoren zijn, net als de examinatoren van het mondelinge college-examen afkomstig uit het reguliere vo en voeren deze werkzaamheden uit naast hun reguliere (correctie)werkzaamheden op hun eigen school. Binnen het staatsexamen gebeurt de correctie van de centrale examens deels thuis en deels op daarvoor georganiseerde correctiedagen. Deze correctiedagen overlappen met de start van de (mondelinge) college-examens. Hierdoor is het niet mogelijk om een garantie af te geven dat voor alle kandidaten voorafgaand aan het (mondelinge) college-examen het centrale examen is gecorrigeerd. Een alternatief zou kunnen zijn dat de (mondelinge) college-examens op een later moment starten zodat wel met zekerheid alle centrale examens nagekeken zijn. Echter is dit lastig vanwege de doorlooptijd van de college-examens. Deze moeten voor 5 augustus zijn afgenomen zodat er voldoende tijd is voor de start van het derde tijdvak en om tijdig, voor de start van het collegejaar, de examens afgerond te hebben. Kortom, het structureel mogelijk maken dat de resultaten van de centrale-examens voor de start van de college-examens aan de kandidaten bekend worden gemaakt, vraagt om een grootschalige aanpassing van de planning van de staatsexamens en de staatsexamenorganisatie. Binnen de verbeteragenda wordt hier in brede zin onderzoek naar gedaan, met als uitgangspunt de resultaten voor alle kandidaten eerder bekend te maken. Eind 2024 worden vanuit de verbeteragenda kansrijke voorstellen opgeleverd voor het aanpassen van de staatsexamenorganisatie waar dit vraagstuk onderdeel van is. Besluitvorming over deze voorstellen zal te zijner tijd plaatsvinden. Een dergelijke aanpassing van de systemen die het mogelijk maakt om de resultaten eerder inzichtelijk te maken wordt op zijn vroegst pas vanaf 2025 mogelijk. Een andere mogelijkheid is om een tijdelijke oplossing te bieden. Echter blijft dan het probleem bestaan dat geen garantie afgegeven kan worden dat alle kandidaten voor de start van het (mondeling) college-examen het cijfer te horen krijgen. Hiermee ontstaat een ongelijke uitgangspositie tussen staatsexamenkandidaten die ik zeer onwenselijk vind. Daarbij is een tijdelijke oplossing erg arbeidsintensief en foutgevoelig en zorgt voor een negatieve en vertragende werking op de aanpak om te komen tot een structurele oplossing voor dit probleem.

Staatsexamenmonitor

De leden van de PvdA-fractie constateren op basis van de staatsexamenmonitor en de examenmonitor dat de slagingspercentages van leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs structureel lager liggen dan de slagingspercentages in het regulier voortgezet onderwijs. De leden vragen naar een verklaring voor dit verschil. Ook vragen de leden of de verbeteragenda staatsexamens vo hier een verbetering in teweeg moet brengen en zo ja, of ik kan kwantificeren op welke punten ik verbetering wil realiseren.

Bij de interpretatie van de slagingspercentages in het regulier vo en de slagingspercentages van vso-leerlingen die deelnemen aan het staatsexamen moet allereerst worden opgemerkt dat er een groot verschil zit in de omvang van de groepen examenkandidaten waarover de percentages zijn berekend. Daarmee zijn de cijfers uit de staatsexamenmonitor en de examenmonitor niet één op één vergelijkbaar. Het aantal vso-leerlingen dat jaarlijks deelneemt aan het staatsexamen ligt met ruim 3500 kandidaten vele maler lager dan de circa 200.000 examenkandidaten waarover de examenmonitor rapporteert. Om die reden zijn er relatief snel fluctuaties zichtbaar in de slagingspercentages van staatsexamenkandidaten door de jaren heen en de percentages per schoolsoort. Daarnaast is een vergelijking van beide groepen examenkandidaten niet terecht vanwege het verschil in samenstelling van beide groepen. Het vso is vanwege de specifieke ondersteuningsbehoefte van veel leerlingen niet vergelijkbaar met het regulier vo. Desondanks is het aantal vso-leerlingen dat een diploma behaalt in de afgelopen jaren sterk gegroeid, wat ik een zeer positieve ontwikkeling vind. De verbeteragenda staatsexamen heeft niet als doel om de slagingspercentages van specifieke groepen kandidaten te beïnvloeden. De verbeteragenda richt zich op het verstevigen van de examenvoorziening staatsexamens zodat deze op een toekomstbestendige manier wordt ingericht. Daarbij is nadrukkelijke aandacht voor het verbeteren van de aansluiting met de doelgroep staatsexamenkandidaten vanuit het vso zonder daarbij de overige doelgroepen van het staatsexamen uit het oog te verliezen. Een dergelijke aanpassing van de examenvoorziening, waardoor de manier van examineren optimaal aansluit bij de behoeften van kandidaten, zou van invloed kunnen zijn op de kans om het diploma te behalen van vso-staatsexamenkandidaten.

Voortgezet Speciaal Onderwijs

De leden van de D66-fractie vragen naar de huidige achterstanden van leerlingen in het vso en de mogelijke invloed daar van op de af te nemen examens. Tevens vragen zij of de Minister de signalen van LBVSO (h)erkent dat het welzijn van leerlingen in het vso wordt beïnvloed door de corona-achterstanden, het lerarentekort en de problemen in het leerlingenvervoer. De leden van de SGP-fractie vragen in dit kader specifiek naar de overweging om voor het vso geen uitzondering te maken en de maatregel van extra spreiding en herkansing als tussenstap in stand te houden.

Ik (h)erken de problemen in het leerlingenvervoer en het lerarentekort in het voortgezet speciaal onderwijs (vso) en neem alle signalen van LBVSO hierover zeer serieus. Ik ben het ook met u eens dat deze problemen hun weerslag hebben op de leerlingen in het vso, terwijl die ook nog bezig zijn met het inlopen van vertragingen die ontstaan zijn voor de coronapandemie. Helaas kunnen we over de werkelijk opgelopen leervertragingen niets zeggen, omdat die in het voortgezet (speciaal) onderwijs niet als zodanig worden bijgehouden.

In de resultaatmonitor van de voortgangsrapportage NP Onderwijs is gevraagd aan schoolleiders in welke mate zij zich zorgen maken over leerprestaties hun leerlingen.38 Het valt op dat een beduidend kleiner aandeel schoolleiders in het vso zich zorgen maken over de leerprestaties dan in het reguliere po en vo. Uit gesprekken met het veld komt naar voren dat de impact van de coronapandemie op de resultaten van vso-leerlingen beperkter lijkt. Dit komt waarschijnlijk doordat een groot deel van de leerlingen, gezien zij behoren tot een kwetsbare groep, naar school bleef gaan gedurende de schoolsluitingen. Uit de Implementatiemonitor van Regioplan blijkt dat in het (v)so de schoolleiders zich vooral zorgen maken over het welbevinden van de leerlingen. Gelukkig is er tussen oktober 2021 en november 2022 een afname van 58% naar 35% van de schoolleiders die zich hier over zorgen maakt.39 Beide onderzoeken geven in dit opzicht geen extra aanleiding voor het creëren van een uitzonderingspositie in de examenvereisten, naast de al eerder genomen examenmaatregelen voor het staatsexamen in 2023; de duimregeling en een extra herkansingsmogelijkheid. Daarom zie ik op dit moment geen reden om af te wijken van de eerder aangekondigde maatregelen.

Inbreng leden van de CDA-fractie en leden van de Groep Van Haga

De leden van de CDA-fractie en de leden van de Groep Van Haga stellen geen vragen in dit schriftelijk overleg, maar hebben diverse opmerkingen geplaatst.

Ik ben blij met de steun van de leden van de CDA-fractie voor het voorstel om voor de examens in 2023 grotendeels terug te gaan naar de situatie van voor corona en kwaliteit voorop te stellen.

Ik dank de leden van de Groep Van Haga-fractie voor hun betoog over de eindexamens 2023. Ik heb kennis genomen van hun opmerking dat jongeren goed moeten worden voorbereid op de samenleving en hun vervolgopleiding, en dat een goede kwaliteit van het onderwijs hiervoor van belang is. Ik herken de zorgen dat scholieren last hebben gehad van (de nasleep van) de coronaperiode, en deel het inzicht dat fysieke lessen voor de ontwikkeling van leerlingen belangrijk zijn. De leden van de Groep Van Haga-fractie stellen dat zij begrijpen dat leerkrachten weer graag snel willen overgaan tot «normaal». De leden stellen ook dat voor dit examenjaar minimaal de mogelijkheid om één extra herkansing te geven geen overbodigheid is, bij voorkeur aangevuld met de mogelijkheid om de examens te spreiden over twee periodes. In deze brief ben ik in gegaan op mijn keuzes voor de maatregelen in 2023.


X Noot
1

Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 35

X Noot
2

vo: voortgezet onderwijs

X Noot
3

LBVSO: Leerlingen Belang Voortgezet Speciaal Onderwijs

X Noot
4

vso: voortgezet speciaal onderwijs

X Noot
5

LAKS: Landelijke Aktie Komitee Scholieren

X Noot
6

Landelijk Aktie Komitee Scholieren, 1 december 2022, «Het LAKS roept op tot #REDMIJNDIPLOMA», Het LAKS roept op tot #REDMIJNDIPLOMA – Landelijk Aktie Komitee Scholieren

X Noot
7

Kamerstuk 31 289, nr. 456

X Noot
8

Omroep Flevoland, 16 januari 2023, «Dronter docent: «Examenuitslag voor speciaal onderwijs gelijktrekken met regulier onderwijs'»,Omroep Flevoland – Nieuws – Dronter docent: «Examenuitslag voor speciaal onderwijs gelijktrekken met regulier onderwijs»

X Noot
9

Petities.nl, 2 januari 2023, «Geef staatsexamenkandidaten hun examenresultaat op 14 juni 2023», Geef staatsexamenkandidaten hun examenresultaat op 14 juni 2023 – Petities.nl

X Noot
10

vmbo: voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs

X Noot
11

LAKS tot aanbieding petitie «#REDMIJNDIPLOMA», 17 januari 2023

X Noot
12

havo: hoger algemeen voortgezet onderwijs

X Noot
13

vwo: voorbereidend wetenschappelijk onderwijs

X Noot
14

Kamerstuk 31 289, nr. 531

X Noot
15

SPV: Stichting Platform vmbo

X Noot
16

N-term: de normering van de centrale examens dient er zorg voor te dragen dat in opeenvolgende jaren aan kandidaten bij een zelfde vak in hetzelfde schooltype of dezelfde leerweg dezelfde eisen worden gesteld.

Omdat het technisch onmogelijk is de examens van jaar op jaar «precies even moeilijk» te maken, zorgt de keuze van de normeringsterm (N-term) daarvoor. Het proces van normering is erop gericht, gegeven dit uitgangspunt, de juiste normeringsterm te bepalen. Zie Regeling omzetting scores in cijfers VO, Stcrt. 2021, nr. 18168.

X Noot
17

Bijlage bij Kamerstuk 31 289, nr. 526

X Noot
18

Bijlage bij Kamerstuk 31 289, nr. 526

X Noot
22

Kamerstuk 31 289, nr. 506

X Noot
23

Bijlage bij Kamerstuk 31 289, nr. 526

X Noot
24

Bijlage bij Kamerstuk 31 289, nr. 499

X Noot
27

Een verplichting is niet mogelijk omdat de middelen via de lump sum worden verstrekt maar scholen verantwoorden zich wel over de middelen via o.a. het jaarverslag

X Noot
28

In het najaar van 2021 deed 65% van de schoolleiders mee, in het najaar van 2022 was dit 56% (bruto respons).

X Noot
30

Kamerstuk 35 925 VIII, nr. 155

X Noot
31

Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 184

X Noot
32

Kamerstuk 31 289, nr. 532

X Noot
33

Kamerstuk 31 289, nr. 531

X Noot
34

Kamerstuk 31 289, nr. 531

X Noot
35

Kamerstuk 31 289, nr. 456

X Noot
36

Kamerstuk 31 289, nr. 521

X Noot
37

Kamerstuk 31 289, nr. 510

X Noot
38

Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 35

X Noot
39

Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 35

Naar boven