31 142 Wijziging van de Experimentenwet Kiezen op Afstand in verband met de verlenging van de werkingsduur van die wet

Nr. 82 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 maart 2018

Het kabinet streeft een inclusieve samenleving na waarin iedereen kan meedoen, ongeacht talenten of beperkingen1. Dat streven past bij de opdracht die wij hebben in het kader van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (verder: VN-verdrag handicap). De toegankelijkheid van het verkiezingsproces is in dat verband van groot belang2. Personen met een handicap moeten hun democratisch recht op gelijke voet met anderen kunnen uitoefenen, en iedere kiezer die dat wil, moet zoveel mogelijk in staat worden gesteld om zelfstandig zijn of haar stem uit te brengen.

Bij brief van 12 januari jl.3 heb ik u bericht welke verbeteringen ik wil aanbrengen in de toegankelijkheid van de verkiezingen voor kiezers met een visuele beperking, zoals het beschikbaar stellen in alle stemlokalen van een goede leesloep, die tevens is uitgerust met een lamp. Ik heb in die brief tevens een verdere verkenning aangekondigd naar de manier waarop de toegankelijkheid van het verkiezingsproces voor kiezers met een beperking kan worden verbeterd. In deze brief informeer ik u daarover, mede namens mijn collega van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Om welke mensen gaat het?

De groep mensen met een beperking waarop het VN-verdrag handicap ziet, is zeer divers. Een beperking kan fysiek, psychisch, verstandelijk, intellectueel en/of zintuiglijk zijn en is in principe langdurig van aard4.

Het stemrecht komt toe aan alle Nederlanders van 18 jaar en ouder die niet door de rechter uit het kiesrecht zijn ontzet5. Ook mensen met een beperking hebben dus voluit stemrecht; zij krijgen voor elke verkiezing een oproep om aan de stemming deel te nemen. Tot 2008 sloot de Grondwet personen die onder curatele stonden uit van het kiesrecht. De grondwetgever heeft die bepaling geschrapt, omdat hij een categorische uitsluiting van een zo fundamenteel recht als het kiesrecht niet (meer) gerechtvaardigd vond6.

Het is de taak van de overheid om er zoveel mogelijk voor te zorgen dat de kiezers die mogen stemmen, ook kunnen stemmen. Daarop ga ik in het vervolg van deze brief nader in.

Toegankelijkheid stemlokalen

Ik wil de wetswijziging in werking laten treden die de Tweede Kamer begin 2016 bij amendement7 heeft aanvaard op het wetsvoorstel tot uitvoering van het VN-verdrag handicap8. De huidige Kieswet bepaalt dat burgemeester en wethouders moeten zorgen dat ten minste 25% van de stemlokalen in de gemeente zodanig zijn gelegen en ingericht dat kiezers met een lichamelijke beperking zoveel mogelijk hun stem zelfstandig kunnen uitbrengen9. De wijziging regelt dat alle stemlokalen toegankelijk moeten zijn voor kiezers met een lichamelijke beperking. Als burgemeester en wethouders hieraan niet voldoen, moeten zij de raad daarover informeren.

De wijziging is nog niet in werking getreden. Inwerkingtreding van de wijziging moet per koninklijk besluit10. Ter bepaling van het moment van inwerkingtreden heeft mijn ambtsvoorganger eerst de consequenties voor de gemeentelijke praktijk onderzocht. Uit het onderzoek11 blijkt dat veel stemlokalen toegankelijk (te maken) zijn. De laatste stap echter, die naar volledige toegankelijkheid van alle stemlokalen, blijkt voor gemeenten soms moeilijk te realiseren. Sommige stemlokalen voldoen bijvoorbeeld aan veel toegankelijkheidscriteria12, maar zijn niet of alleen tegen forse kosten volledig toegankelijk te maken. Denk aan stemlokalen in een drukke winkelstraat, in de nabijheid waarvan niet altijd een gehandicaptenparkeerplaats is te realiseren. Ook geldt dat lang niet alle panden waar stemlokalen worden ingericht, in eigendom zijn van de gemeente. Verder wijzen gemeenten soms stemlocaties aan om bepaalde doelgroepen te bereiken (bijvoorbeeld op een festivalterrein), of willen zij stemmen in monumentale panden of op ludieke locaties aantrekkelijker maken (denk aan een varend stemlokaal of een drive-in stemgelegenheid). Zulke locaties zijn niet altijd optimaal toegankelijk voor bijvoorbeeld kiezers in een scootmobiel.

Dat neemt niet weg dat ik hecht aan inwerkingtreding van de wetswijziging in het belang van kiezers met een beperking: uitgangspunt is dat zij niet slechts in een deel van de stemlokalen terechtkunnen, maar dat zij overal en in dezelfde mate als kiezers zonder beperking hun democratisch recht kunnen uitoefenen. Mocht het college van burgemeester en wethouders er, vanwege bovengenoemde of andere redenen, niet in slagen om alle stemlokalen volledig toegankelijk te maken, dan moet het de raad informeren over de redenen daarvan.

Ik zal de inwerkingtreding van de wijziging bepalen op 1 januari 2019, wat gemeenten, gelet op het voorstaande, enige implementatietijd geeft.

Hulp aan kiezers in het stemhokje

Ik ga de komende periode met de relevante (belangen)organisaties, zoals het College voor de Rechten van de Mens en de Kiesraad, de mogelijkheid bezien om hulp in het stemhokje toe te staan aan kiezers die daarom vragen. Ik heb daarbij voor ogen dat die hulp wordt geboden door een lid van het stembureau.

De OVSE heeft in haar evaluatie van de Tweede Kamerverkiezing van maart 2017 aandacht gevraagd voor het feit dat de regels voor hulp in het stemhokje niet stroken met het VN-verdrag handicap13.

De Kieswet waarborgt, om beïnvloeding van de stem tegen te gaan, dat de kiezer zelfstandig zijn stem kan uitbrengen. Dat betekent dat de kiezer alleen in het stemhokje is om daar het stembiljet in te vullen. De wet staat in principe niet toe dat hij daarbij hulp krijgt, ter voorkoming van drang of dwang bij het stemmen, waardoor niet langer is gewaarborgd dat de stem overeenkomstig de wil van de kiezer wordt uitgebracht. De Kieswet maakt een uitzondering voor de kiezer die vanwege zijn lichamelijke gesteldheid hulp behoeft14. Denk aan kiezers die blind zijn, of die vanwege bijvoorbeeld Parkinson geen potlood kunnen hanteren. Deze kiezers kunnen bijstand krijgen (van een stembureaulid of van iemand naar eigen keuze), omdat die hulp niet kan worden geacht de zelfstandigheid van het stemmen in

gevaar te brengen, maar alleen de handeling sec (het invullen van het stembiljet) ondersteunt. Kiezers met een verstandelijke beperking kunnen op grond van de huidige Kieswet geen hulp krijgen in het stemhokje, omdat de mogelijkheid van ongewenste beïnvloeding door de begeleider voor de wetgever steeds doorslaggevend is geweest in de discussie over het (zelfstandig) uitoefenen van het stemrecht. Buiten het stemhokje mag overigens wel hulp en uitleg worden verschaft.

Artikel 29 van het VN-verdrag handicap verplicht de aangesloten staten de vrije wilsuiting van personen met een handicap als kiezers te waarborgen en daartoe, waar nodig, op hun verzoek ondersteuning toe te staan bij het uitbrengen van hun stem door een persoon van hun eigen keuze. De Nederlandse regering heeft bij dit verdragsartikel een interpretatieve verklaring afgelegd, inhoudende dat die ondersteuning alleen kan worden geboden buiten het stemhokje15.

In dit verband is van belang dat de groep kiesgerechtigden in Nederland zeer ruim is. In diverse ons omringende landen zijn handelingsonbekwame personen uitgesloten van het kiesrecht. In Nederland echter hebben, sinds het schrappen in 2008 van de categorische uitsluiting van onder curatele gestelden16, vrijwel alle meerderjarige Nederlanders kiesrecht17. Gevolg is dat in Nederland verhoudingsgewijs meer mensen met een verstandelijke beperking stemgerechtigd zijn dan in ons omringende landen.

Over de mogelijkheid van hulp in het stemhokje aan deze kiezers is regelmatig discussie. Zo vindt het College voor de Rechten van de Mens dat aan deze groep kiezers bijstand moet worden toegestaan18. De Kiesraad heeft in een advies uit 2008 het standpunt ingenomen dat er in het verkiezingsproces geen plaats is voor bijstand in het stemhokje aan kiezers met een verstandelijke beperking19. In zijn zgn. «position paper» inzake de ratificatie van het VN-verdrag handicap uit 2015 sloot de Kiesraad hierbij aan.20

In mijn gesprek met deze organisaties wil ik aandacht laten uitgaan naar de vraag of het risico op ongewenste beïnvloeding voldoende kan afnemen als bijstand alleen wordt toegestaan door stembureauleden. Zij moeten immers neutraal zijn21; bovendien kan in de instructie voor stembureauleden uitgebreid aandacht worden besteed aan het belang van neutraliteit. Hierbij moet tevens worden bezien of de consequentie is dat hulp in het stemhokje moet worden toegestaan aan iedere kiesgerechtigde die daarom vraagt. Het stembureau is immers geen autoriteit die kan vaststellen of een kiezer al dan geen verstandelijke beperking heeft.

Ik ga met de relevante (belangen)organisaties bezien op welke manier dit mogelijk gemaakt kan worden. Het risico op drang en dwang zal ik daarbij expliciet meenemen. Ik verwacht de Kamer voor het einde van dit jaar over de uitkomsten van die gesprekken te informeren.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Regeerakkoord, Kamerstuk 34 700, nr. 34, bijlage, blz. 15.

X Noot
2

Regeerakkoord, Kamerstuk 34 700, nr. 34, blz. 8.

X Noot
3

Kamerstuk 31 142, nr. 79.

X Noot
4

Zie artikel 1 van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap.

X Noot
5

Voor gemeenteraads- en waterschapsverkiezingen hebben onder bepaalde voorwaarden ook niet-Nederlanders stemrecht of gelden vereisten ten aanzien van het ingezetenschap. Dat laatste is ook het geval voor de verkiezingen van de provinciale staten.

X Noot
6

Zie Wet van 27 juni 2008 tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het vervallen van de bepaling over het uitsluiten van wilsonbekwamen van het kiesrecht, Stb. 2008, nr. 272; zie ook Kamerstuk 30 471.

X Noot
7

Kamerstuk 33 990, nr. 33.

X Noot
8

Uitvoering van het op 13 december 2006 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (Trb. 2007, nr. 169) (Kamerstuk 33 990).

X Noot
9

Zie artikel J 4, tweede lid, van de Kieswet.

X Noot
11

Een representatief onderzoek onder 60 van de 9.357 stemlokalen; zie voor het rapport: Kamerstuk 31 142, nr. 62, bijlage.

X Noot
12

De toegankelijkheidscriteria zijn in 2012, in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, opgesteld door de toenmalige CG-raad (Chronisch zieken- en Gehandicaptenraad; thans IederIn).

X Noot
13

Zie Kamerstuk 31 142, nr. 62, bijlage, blz. 8.

X Noot
14

Zie artikel J 28 van de Kieswet.

X Noot
15

Zie https://verdragenbank.overheid.nl/nl/Treaty/Details/011595_b.html voor deze interpretatieve verklaring.

X Noot
16

Zie voetnoot 6.

X Noot
17

Enige uitzondering zijn personen die wegens het begaan van een daartoe bij de wet aangewezen delict bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak zijn veroordeeld tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar, en daarbij tevens zijn ontzet van het kiesrecht; zie art. 54, tweede lid, van de Grondwet.

X Noot
18

College voor de Rechten van de Mens – Onbeperkt stemmen. Rapportage over de toegankelijkheid van verkiezingen voor mensen met een beperking, juni 2017.

X Noot
19

Kiesraad – Advies inzake bijstandverlening in het stemlokaal, 22 januari 2008, blz. 5 e.v.

X Noot
20

Kiesraad – Position paper inzake Ratificatie VN-verdrag Rechten voor personen met een handicap, 27 januari 2015, blz. 3.

X Noot
21

Zie in dit verband ook artikel J 14 van de Kieswet, dat bepaalt dat de leden van het stembureau tijdens de uitoefening van hun functie geen blijk mogen geven van hun politieke gezindheid.

Naar boven