Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 november 2014
Hierbij bied ik u nogmaals het «Voorstel informatievoorziening Vervolg RRAAM aan de
Tweede Kamer» aan in het kader van de Regeling Grote Projecten die voor het Rijkregioprogramma
Amsterdam-Almere-Markermeer (RRAAM) van toepassing is. In mijn brief over de uitkomsten
van de Bestuurlijke Overleggen van het MIRT 2014 (Kamerstuk 34 000 A, nr. 15) heb ik dit voorstel toegelicht.
Eén van de zeven gebiedsopgaven van de Gebiedsagenda Noord-Holland, Utrecht en Flevoland
ten behoeve van de versterking van de internationale concurrentiepositie is het Rijkregioprogramma
Amsterdam-Almere-Markermeer (RRAAM). RRAAM kent een drievoudige doelstelling op het
terrein van verstedelijking, bereikbaarheid en natuur en recreatie. Met de vaststelling
van de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer is de eerste fase van de MIRT
Verkenning afgelopen. Een vervolg op de MIRT Verkenning naar verdere infrastructuurmaatregelen
wordt gestart als er voldoende stedelijke druk is opgebouwd. De huidige «tussenfase»
is meer op uitvoering gericht waarbij de primaire verantwoordelijkheid bij de regio
ligt. Daarmee verschilt deze fase van de vorige en dat heeft ook invloed op de wijze
van informatievoorziening over het project en wij zijn daarvoor ook meer afhankelijk
van onze partners in de regio.
U heeft besloten de status van Groot Project voor RRAAM te handhaven. Conform eerdere
toezegging ontvangt u hierbij een uitgewerkt voorstel voor de wijze waarop de informatievoorziening
aan u in deze fase van (Vervolg) RRAAM vorm zal worden gegeven (zie Bijlage 11).
Ten aanzien van RRAAM is er sprake van veel samenhang en afhankelijkheid tussen de
verschillende onderdelen van het project, de onzekerheden en actuele ontwikkelingen
die daarin een rol spelen. Ook is er een groot aantal partijen betrokken en worden
er tussen Rijk en regio nog nadere afspraken gemaakt over sturing, financiën en uitvoeringsorganisatie.
In het AO van 18 juni 2014 is afgesproken om de administratieve last zoveel mogelijk
te beperken.
De informatievoorziening wijkt af van de gebruikelijke Basisrapportages die in het
kader van de Regeling Grote Projecten worden opgesteld. Dit heeft te maken met de
(tussen) fase waarin RRAAM zich thans bevindt, uw wens om integraal geïnformeerd te
worden en met de eisen die aan de rapportage worden gesteld in de Herziene Uitgangspuntennotitie
en de Regeling Grote Projecten. Als gevolg hiervan zal de informatievoorziening uit
twee delen bestaan.
Een deel A waarbij ingegaan wordt op de ontwikkelingen op Noordvleugel-niveau inclusief
de RRAAM-doelen (verstedelijking, bereikbaarheid en natuur en recreatie). Dit deel
past bij de fase van adaptieve en organische uitvoering waarin RRAAM zich thans bevindt.
Daarnaast bevat de rapportage een deel B dat de geactualiseerde basisrapportage is
op grond van de Regeling Grote Projecten. Deze is gericht op de voortgang van de stedelijke
ontwikkeling van Almere. Hiervoor is gekozen omdat de stedelijke ontwikkeling voorwaardelijk
is voor de volgende fase van het Groot Project (te weten het vervolg van de MIRT-verkenning
naar verdere infrastructuur-maatregelen). In deze fase ligt het voortouw voor die
ontwikkeling bij de partijen op lokaal niveau. Deze partijen moeten de benodigde ruimte
en verantwoordelijkheid krijgen om die rol te kunnen uitoefenen. De rol van het Rijk
is in deze fase meer faciliterend en kaderstellend.
Aan het eind van de voorbereiding van dit voorstel voor de informatievoorziening heeft
uw rapporteur voor RRAAM aangegeven meer ruimte te zien voor verdergaand maatwerk.
De rapporteur ziet deze ruimte onder andere door verschillende artikelen van de Regeling
Grote Projecten niet van toepassing te verklaren op RRAAM. Over deze aanpassing is
door uw Kamer echter nog geen formeel besluit genomen in de procedurevergadering.
Daarom is dit nog niet verwerkt in het onderhavige voorstel. Indien uw Kamer alsnog
kiest voor de aanpassingen van de rapporteur kan de rapportage vanaf volgend jaar
eenvoudiger van opzet worden.
Ik ga er met deze toezending vanuit dat de behandeling van het voorstel betrokken
blijft van het MIRT-overleg dat ik op 24 november aanstaande met uw Kamer heb, conform
de eerdere afspraak uit het Algemeen Overleg van 18 juni 2014 (Kamerstuk 33 750 A, nr. 94).
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus