30 895 Nieuwe bepalingen met betrekking tot de productie en distributie van drinkwater en de organisatie van de openbare drinkwatervoorziening (Drinkwaterwet)

Nr. 63 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juli 2010

Tijdens het Algemeen Overleg dat gisteren, 30 juni plaatsvond over het ontwerp-Drinkwaterbesluit, heb ik Uw Kamer toegezegd ten spoedigste de resterende vragen te beantwoorden. Onderstaand volgen de vragen en antwoorden.

De heer Jansen (SP) vroeg hoe de fusietoets wordt uitgevoerd, en wat er gebeurt als achteraf blijkt dat de fusie niet aan de criteria voldoet.

Alvorens een besluit te nemen over een voorgenomen fusie zal extern advies worden ingewonnen. Overigens zullen nog, in aanvulling op de in het ontwerpbesluit opgenomen toetsingscriteria, nadere regels worden gesteld over de te overleggen gegevens en de procedure voor de beoordeling. De overheden/aandeelhouders van de te fuseren drinkwaterbedrijven spelen hierbij een belangrijke rol spelen.

De toestemmingsbeschikking van de Minister van VROM is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep mogelijk is. Een dergelijk toestemmingsbesluit zal deugdelijk gemotiveerd worden.

Voorop gesteld moet worden dat met de Drinkwaterwet in de hand het fusieproces op een verantwoorde wijze zal plaatsvinden. Mocht niettemin blijken dat er bijvoorbeeld informatie zou zijn achtergehouden, die zou leiden tot een ander besluit van de Minister van VROM over de voorgenomen fusie, dan kan dit besluit worden teruggedraaid.

De heer Jansen (SP) vroeg naar de voortgang van de bodemsanering, naar de financiering na 2015 en naar de afdwingbaarheid van de gebiedsgerichte aanpak.

In het recent verschenen Jaarverslag Bodemsanering 2009, dat ik binnenkort aan uw Kamer aanbied, wordt aangegeven dat het tempo van zowel onderzoeken als saneringen verder is toegenomen.

In 2009 zijn op bijna 2000 locaties bodemsaneringen afgerond, geschat wordt dat hiervan ca. 5 tot 7% spoedlocaties betreft. Het bodembeleid is gebaseerd op risico’s voor mens, ecologie en verspreiding in het grondwater. Als deze risico’s onaanvaardbaar zijn, is een spoedige sanering dan wel beheersing van de risico’s noodzakelijk.

In het convenant bodemontwikkelingsbeleid dat ik in 2009 heb gesloten met IPO, VNG en UvW is afgesproken prioriteit bij de aanpak van spoedlocaties te leggen. In het convenant is een midterm-review in 2012 afgesproken, zodat bekeken kan worden of de doelstellingen haalbaar zijn ten aanzien van spoedlocaties dan wel of er aanvullend beleid nodig is.

Gebiedsgericht beheer leidt tot een aanpak van bodemverontreiniging (met name in het grondwater), die voor alle betrokken partijen voordelen oplevert. Bedrijven en nieuwe initiatiefnemers voor gebruik van de ondergrond krijgen zekerheid en een exploitatie die niet gehinderd wordt door verontreiniging. Voor veroorzakers, eigenaren en de overheden dalen de kosten voor het nemen van maatregelen door het schaalvoordeel en de gerichte inzet op het beschermen van kwetsbare functies en objecten in plaats van het gevalsgericht aanpakken van verontreiniging.

Hoewel op basis van de huidige regelgeving gebiedsgerichte sanering niet afdwingbaar is, is de verwachting gerechtvaardigd dat partijen op vrijwillige basis willen deelnemen om de voordelen van gebiedsgericht beheer te kunnen incasseren. Mocht dit mechanisme niet voldoende functioneren, kunnen nadere maatregelen worden overwogen.

Mw. Lucas- Smeerdijk (VVD) vroeg naar de mogelijkheden om elektrolyse als vorm van legionellapreventie mogelijk te maken.

Bij gebruik van elektrolyse ofwel anodische oxidatie worden chloorverbindingen gevormd met als doel om daarmee legionellabacteriën te doden. Er is dan ook sprake van vorming van biociden in de zin van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Op grond van deze wet is gebruik van deze techniek niet toegestaan zonder toelating van het College toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). Tot op heden is voor anodische oxidatie nog geen toelating afgegeven.

Omdat er in de praktijk situaties voorkwamen, waarbij het gebruik van anodische oxidatie vereist was om legionellaproblemen te beheersen, is een beleid van gedifferentieerde handhaving ontwikkeld (TK 2007–2008, 26 442, nr. 37).

Daarbij is het gebruik van deze techniek onder strikte voorwaarden toegestaan, totdat het Ctgb op de toelatingsaanvraag heeft beslist. Zodra door het Ctgb een besluit is genomen op een toelatingsaanvraag, valt het betreffende product niet meer onder het gedifferentieerde handhavingsbeleid.

Bij gebruik van elektrolyse ofwel anodische oxidatie worden biociden gevormd die in het te drinken water aanwezig zijn. Hierdoor kunnen risico’s voor de volksgezondheid ontstaan. Daarom is het wenselijk om hier terughoudend mee om te gaan, ook indien het Ctgb een toelating verleent. Om die reden zijn in het ontwerp-Drinkwaterbesluit de artikelen 44 en 62 opgenomen.

Artikel 44 beschrijft de stappen die gevolgd moeten worden voordat gekozen wordt voor anodische oxidatie.

Artikel 62 behelst een wijziging van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Door deze wijziging is een ontheffing van de Minister van VROM vereist voordat het toegelaten middel mag worden gebruikt. Ter beperking van de administratieve lasten zal ik overigens de ontheffingsplicht wijzigingen in een meldingsplicht met algemene voorschriften.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. C. Huizinga-Heringa

Naar boven