30 872 Landelijk afvalbeheerplan

28 694 Verpakkingsbeleid

Nr. 163 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juni 2014

Met deze brief informeer ik u over een aantal onderwerpen die samenhangen met het programma Van Afval Naar Grondstof, in het bijzonder gaat het om het beleid op het gebied van huishoudelijk afval en verpakkingen.

Drankenkartons

Het beleid in Van Afval Naar Grondstof is er op gericht om verantwoord met grondstoffen om te gaan. Voor huishoudelijk afval is veel aandacht in het programma omdat daar nog veel winst is te halen door meer materiaal te recyclen. Drankenkartons verdwijnen nu nog voornamelijk in het restafval. In de raamovereenkomst verpakkingen is afgesproken dat er een pilot wordt uitgevoerd naar de wenselijkheid om drankenkartons gescheiden in te zamelen. U bent reeds geïnformeerd over de voortgang van deze pilot (Kamerstuk 28 694, nr. 112). Het Kennisinstituut Duurzaam Verpakken heeft op 15 mei de aanvullende analyse over de drankenkartons aan mij aangeboden. Op basis van deze resultaten ga ik in overleg met de gemeenten en het verpakkende bedrijfsleven om te bepalen of en hoe gescheiden inzameling uitgevoerd kan worden. In de voorbereiding van dit overleg heeft het verpakkende bedrijfsleven een aanbod gedaan om vanaf januari 2015 de gemeenten voor het gescheiden inzamelen van drankenkartons een vergoeding te betalen. Door dit te doen op een redelijk niveau, voor een periode van drie jaar, ontstaat er duidelijkheid in de markt over de mogelijkheden voor deze stroom. De voorwaarden voor het vergoeden, de hoogte van de vergoeding en de gezamenlijke ambitie ga ik nu met de raamovereenkomstpartijen verder uitwerken. Uiteraard spelen de resultaten van de pilot door het KiDV hier een belangrijke rol in. Ik ben blij dat we deze stap kunnen gaan zetten en zal u direct informeren als de afspraken rond zijn.

Visie op het publiek kader huishoudelijk afval 2025

Samen met de gemeenten is gewerkt aan een visie op het publiek kader voor huishoudelijk afval. Dit publiek kader is zo goed als af en dient als basis voor het gezamenlijke uitvoeringsprogramma huishoudelijk afval. Het publiek kader zal desgewenst, samen met het uitvoeringprogramma, aan uw Kamer worden aangeboden. Toegezegd is dat het uitvoeringsprogramma in het tweede kwartaal van 2014 wordt afgerond.

In deze visie zal worden aangegeven hoe gemeenten en Rijk gezamenlijk relevante materiaalketens zo veel mogelijk gaan sluiten om te komen tot een circulaire economie. Daarvoor is samenwerking met ketenpartijen nodig. Uitgangspunten hierbij zijn dat de vervuiler betaalt, marktfalen wordt aangepakt en dynamiek van burgers en bedrijven de ruimte krijgen. Bijzondere aandacht zal uitgaan naar ketens waarvoor sluiting niet rendabel is. Producentenverantwoordelijkheid kan dan een effectief middel zijn om tot een sluiting van de keten te komen indien andere (vrijwillige) middelen geen uitkomst bieden.

In het uitvoeringsprogramma worden korte en middellange termijn acties opgenomen om meer scheiding van huishoudelijk afval te realiseren. Onder andere zal aandacht worden besteed aan of, hoe en voor welke producten producentenverantwoordelijkheid effectief kan worden uitgewerkt. Bij de eventuele invoering hiervan worden ketenpartijen betrokken, waaronder de verantwoordelijke producenten. Ik zie dat partijen er alles aan doen om dit voor elkaar te krijgen. Wanneer alle partijen zich verbonden hebben aan de inhoud, zal het worden vastgesteld. Mogelijk vraagt dat iets meer tijd dan het eerdere vooruitzicht en toezegging om het uitvoeringsprogramma in het tweede kwartaal af te ronden.

Motie Dik-Faber Kamerstuk 30 872, nr. 144

Deze motie verzoekt de regering in beeld te brengen hoe en voor welke producten producentenverantwoordelijkheid effectief kan worden uitgewerkt voor afvalstromen zoals matrassen. Deze motie wordt meegenomen in de visie huishoudelijk afval en het daarbij behorende uitvoeringsprogramma.

Resultaten evaluatie LAP1 en LAP2

Om inzicht te verkrijgen in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het Landelijk Afvalbeheer Plan (LAP), heb ik dit voorjaar een beleidsevaluatie van LAP1 en LAP2 laten uitvoeren. De uitkomsten laten zien dat de meeste doelstellingen zijn bereikt, zoals een milieukundig betere verwerking van afval, de liberalisering van de afvalmarkt en de harmonisatie van afvalbeleid en -regels in Nederland. Ook heeft het LAP een belangrijke bijdrage geleverd aan de vermindering van de emissies van de afvalsector.

Op het vlak van doelmatigheid wordt in het rapport geconstateerd dat de afvalkosten voor burgers en bedrijven gedurende de LAP-periode minder zijn gestegen dan de inflatie en ook minder dan in vergelijkbare EU-landen. Geconcludeerd wordt dat het afvalbeleid doelmatiger is geworden dan voor de LAP-periode, omdat verdergaande milieudoelen zijn gehaald terwijl de kosten minder zijn gestegen dan de inflatie.

Het rapport bevat een aantal aanbevelingen voor LAP3, zoals het stimuleren van innovatie in recycling en hergebruik, het stimuleren van gescheiden afvalinzameling door gemeenten, het voorkomen van export die leidt tot laagwaardiger verwerking in het buitenland dan in Nederland, en het onderzoeken van de mogelijkheden voor meer preventie van afval. Binnen het VANG programma wordt een aantal aanbevelingen al opgepakt.

Ook zal ik de aanbevelingen waar mogelijk meenemen bij het opstellen van LAP3.

Het volledige rapport treft u aan in de bijlage bij deze brief1.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven