30 573 Migratiebeleid

Nr. 65 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 maart 2011

In mijn brief d.d. 22 december 20101 heb ik aangegeven op welke punten ik, samen met de andere leden van dit kabinet, wil inzetten om wijziging van Europese regelgeving te bewerkstelligen om de doelstellingen van het regeerakkoord op het punt van immigratie en integratie te realiseren. In de toen verzonden bijlage, de «Roadmap Europese inzet migratiebeleid», staat op welke punten ik me specifiek in de komende periode zal concentreren. In deze brief geef ik u een overzicht van wat ik heb ondernomen en van mijn aanpak voor de komende periode. Hiermee kom ik ook tegemoet aan het verzoek van de Algemene commissie voor Immigratie en Asiel2 om uw Kamer voor het einde van maart 2011 een brief over dit onderwerp te doen toekomen, opdat in april een algemeen overleg hierover gepland kan worden.

Het gegeven dat Nederland afhankelijk is van de andere actoren in het Europese besluitvormingsproces (lidstaten, Europese Commissie en Europees Parlement) en de vaak langdurige onderhandelingen bepalen voor een groot deel de voortgang van de Nederlandse inzet die in eerste instantie gericht is op het vinden en creëren van draagvlak voor onze voorstellen. Met deze brief geef ik u aan op welke wijze ik uitvoering geef aan deze inspanningsverplichting in het coalitieakkoord om het Europese juridische kader aan te passen. Ik heb in de afgelopen weken en maanden bijvoorbeeld gesproken met mijn collega ministers in Parijs en Wenen (waar ook de Luxemburgse minister aanwezig was), en marge van de JBZ-Raad met mijn collega ministers van Frankrijk, Griekenland, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Polen, en in Den Haag met de ambassadeurs van verschillende landen binnen en buiten de Europese Unie. Daarnaast hebben ondermeer de minister-president en de staatssecretaris voor Europese Zaken tijdens enkele van hun werkbezoeken de Nederlandse initiatieven op het gebied van migratiebeleid onder de aandacht van hun gesprekspartners gebracht. Ten slotte hebben mijn ambtenaren op zeer regelmatige basis contact met hun counterparts in de Europese lidstaten en met de Europese instellingen.

Zonder op de details van het besprokene met elk van de genoemde gesprekspartners in te gaan (hiermee zou ik me immers uitlaten over posities van andere lidstaten, zonder dat deze noodzakelijkerwijs al publiekelijk een standpunt hebben ingenomen) kan ik u meedelen dat mijn initiatief om met een samenhangend pakket van concrete voorstellen te komen, zeer positief ontvangen is. Het beeld dat de huidige Europese regelgeving niet meer voldoende aansluit bij de behoeften van wat speelt in de samenleving, vooral als het gaat om integratie en de concentratie van migranten in grootstedelijke gebieden, werd algemeen herkend.

Ik heb vooral steun ondervonden voor mijn boodschap dat een selectief migratiemodel met name bedoeld is om een sterker, veiliger en welvarender samenleving te realiseren, waarmee tegelijkertijd het beeld kan worden gevestigd dat immigranten juist een positieve bijdrage aan de samenleving kunnen leveren. Ik heb kunnen uitleggen dat de door mij voorgestelde maatregelen mede bedoeld zijn om te voorkomen dat nieuwkomers aan de rand van de samenleving belanden, en daardoor juist beter in staat zijn volwaardig mee te doen aan de samenleving. Natuurlijk betekent dit niet dat de lidstaten met wie we hebben gesproken de Nederlandse voorstellen volledig en zonder voorbehoud onderschrijven. Wel wordt de noodzaak onderkend om in de Europese Unie voorstellen te ontwikkelen die lidstaten instrumenten in handen geven om de geconstateerde problematiek tegen te gaan. We willen andere Europese landen ook uitdagen zelf met voorstellen te komen zodat de discussie hierover open kan worden gevoerd.

In de komende weken en maanden kunt u van mij verwachten dat ik op nog meer plaatsen deze boodschap zal overbrengen. In ieder geval zal ik een ontmoeting hebben met commissaris Malmström (verantwoordelijk voor, onder andere, het Groenboek gezinshereniging), die volgens de huidige planning in mei naar Den Haag zal komen. Daarnaast plan ik werkbezoeken aan Duitsland, Denemarken en Griekenland, naast de gebruikelijke «en marge» gesprekken die ik met mijn ambtgenoten in andere lidstaten voer ter gelegenheid van internationale bijeenkomsten, zoals de JBZ-Raad. Hier kunnen in de komende tijd nog andere bezoeken aan worden toegevoegd.

Uw Kamer heeft me bij verschillende gelegenheden gevraagd3 op welke termijn ik resultaten kan tonen op het gebied van mijn Europese inzet. Hoewel dit niet direct tot aanpassing van Europese regelgeving leidt, zijn mijn bilaterale gesprekken van belang voor het te realiseren doel. Zoals ik eerder heb aangegeven vergt het Brusselse proces een lange aanlooptijd; maar aan de andere kant vormen de te bereiken resultaten dan ook het juridisch kader dat nog jaren de mogelijkheden van het te voeren migratiebeleid bepaalt. Steun van andere lidstaten en begrip en instemming van de Europese Commissie en het Europese Parlement zijn onontbeerlijk om uiteindelijk onze voorstellen in de praktijk gerealiseerd te zien.

Om over de Nederlandse inzet geen onduidelijkheid te laten bestaan, en om andere lidstaten te overtuigen van de juistheid van onze argumenten, heb ik een aantal instrumenten ontwikkeld. Het eerste is een position paper «Nederlandse inzet EU migratiebeleid». Hierin worden de maatregelen die eerder in de roadmap waren aangekondigd, uitgewerkt. Het accent ligt in dit paper niet alleen op de maatregelen die wij voorstellen, maar nadrukkelijk ook op de beoogde doelstellingen. Dit paper is vertaald in het Engels, Frans en Duits en expliciet bedoeld om andere lidstaten en de Europese instellingen te informeren over het Nederlandse standpunt en hiervoor steun te verwerven. Naast dit position paper ontwikkel ik een publieksvriendelijke brochure die in ieder geval digitaal beschikbaar zal zijn. Het position paper treft u als bijlage bij deze brief.4

Ik informeer u graag weer na het zomerreces, of zoveel eerder als dat nodig of wenselijk is, over de voortgang van mijn Europese inzet.

De minister voor Immigratie en Asiel,

G. B. M. Leers


X Noot
1

Kamerstukken II 2010/11, 30 573, nr. 61.

X Noot
2

Uw kenmerk 19637-1385/2011D02476.

X Noot
3

Kamerstukken II 2010/11, 19 673, nrs. 1380 en 1388.

X Noot
4

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven