Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 april 2013
Hierbij bied ik u aan het rapport van de Inspectie SZW (I-SZW), betreffende een inventariserend
onderzoek onder alle gemeenten naar de handhaving van de 110%-inkomensnorm bij de
verlening van categoriale bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand
en overige categoriale aanvullende inkomensondersteuning. Dit onderzoek is uitgevoerd
naar aanleiding van een door mijn ambtsvoorganger gedane toezegging.
Uit het rapport van I-SZW blijkt in z’n algemeenheid dat gemeenten de inkomensnorm
van 110% van het toepasselijke sociaal minimum bij het verstrekken van de wettelijke
toegestane vormen van categoriale bijzondere bijstand en de langdurigheidstoeslag,
correct toepassen. Slechts in een beperkt aantal gevallen lijkt dit niet het geval
te zijn. In dit verband rapporteert I-SZW met name over de onrechtmatige uitvoering
met betrekking tot het verstrekken van generieke vergoedingen voor de deelname aan
het maatschappelijk verkeer. Deze vergoedingen lijken echter veel op generieke vergoedingen
voor maatschappelijke, culturele of sportieve activiteiten, die thans via de zogenaamde
stadspas mogelijk zijn. Zoals ik u heb gemeld in mijn brief van 28 januari 2013 (Kamerstuk
24 515, nr. 245) is de inkomensnorm van 110% voor deze stadspas eind 2012 vervallen. Gelet op het
inventariserende karakter van onderzoek van I-SZW kan niet zonder meer per individuele
gemeente nauwkeurig worden vastgesteld in welke gevallen wel en in welke gevallen
geen sprake is van een met de wet strijdige uitvoeringspraktijk. Voorts is nog van
belang dat uit het rapport van I-SZW blijkt dat enkele gemeenten een bedrag toekennen
voor deelname aan het maatschappelijk verkeer en van de ontvanger van die vergoeding
geen verantwoording verlangen over de besteding van het verstrekte bedrag.
Naar aanleiding van het rapport van I-SZW zal ik in de komende Verzamelbrief SZW gemeenten
nogmaals in algemene zin informeren over de mogelijkheden en beperkingen ten aanzien
van de verschillende vormen van generieke inkomensondersteuning. Mijn reeds vermelde
brief van 28 januari 2013 zal ik hierbij betrekken, voor zover ik hierin heb aangegeven
dat de gemeenten zelf kunnen kiezen of zij maatschappelijke, culturele of sportieve
activiteiten willen bevorderen door middel van het verstrekken van een stadpas, dan
wel door het instellen van een declaratiefonds. Het declaratiefonds is in feite een
maatwerkvoorziening, in die zin dat mensen die deelnemen aan maatschappelijke, culturele
of sportieve activiteiten, binnen de door de gemeente gestelde kaders, de daadwerkelijke
kosten van deelname aan genoemde activiteiten vergoed krijgen.
Tevens zal ik de gemeenten gericht benaderen die, blijkens het inventariserende onderzoek
van I-SZW, mogelijk een onjuiste uitvoering kennen voor wat betreft het niet toepassen
van de inkomensnorm van 110% en het achterwege laten van verantwoording over de besteding
van verstrekte gelden voor de deelname aan het maatschappelijk verkeer. Ik zal deze
gemeenten wijzen op het huidige juridische kader van de generieke inkomensondersteuning
en zal hen verzoeken het gemeentelijk beleid hieraan te toetsen en het zo nodig daarmee
in overeenstemming te brengen.
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma