30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 183 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juli 2012

Met deze brief informeren wij u over de uitkomsten van een verkennend onderzoek dat is uitgevoerd naar niet-fiscale prikkels om energiebesparing bij gebouweigenaren en gebruikers te stimuleren. Dit onderzoek is aangekondigd in het «Plan van Aanpak energiebesparing gebouwde omgeving» (bijlage bij kenmerk 30 196, nr. 131) dat in maart 2011 tijdens een Algemeen Overleg in uw Kamer is behandeld. Daarnaast informeren wij over de mogelijkheden van ozb-differentiatie op basis van het energielabel binnen de bestaande wetgeving, waarmee wij uitvoering geven aan de motie Jansen/Wiegman ingediend bij het Wetgevingsoverleg Energie van 5 december 2011 (kenmerk 33 000-XIII, nr. 62).

Energiebesparing bij gebouweigenaren en gebruikers

De Europese doelen voor een duurzame energievoorziening zijn 20% CO2-reductie en 14% duurzame energie in 2020. Energiebesparing is een belangrijk middel om deze doelen te bereiken en huishoudens en bedrijven minder kwetsbaar te maken voor stijgende energieprijzen. Energiebesparende maatregelen en energiezuiniger gedrag komen echter niet vanzelf tot stand, vanwege marktfalen en (financiële) barrières1. Marktfalen treedt bijvoorbeeld op bij de milieu- en klimaateffecten (externe effecten) die samenhangen met het gebruik van energie en de informatievoorziening over energiebesparende maatregelen en energieverbruik. Bij (financiële) barrières gaat het onder andere om de hoge initiële investeringskosten voor gebouweigenaren en de relatief hoge transactiekosten voor financiers.

Om het marktfalen op te lossen en de barrières weg te nemen is een aanpak nodig langs drie wegen: beprijzen, informeren, en financieel faciliteren. Het belasten (beprijzen) van energieverbruik leidt namelijk tot meer besparing als gebouweigenaren zich bewust zijn van het eigen energieverbruik en de mogelijke besparende maatregelen (informeren), en het gebouweigenaren tegelijkertijd makkelijker wordt gemaakt om in deze besparende maatregelen te investeren (faciliteren).

De energiebelasting zorgt voor het beprijzen van de externe effecten die optreden bij energieverbruik in de gebouwde omgeving. In vergelijk met de landen om ons heen ligt de energiebelasting in Nederland op een relatief hoog niveau. Er is dus sprake van een sterke beprijzing van externe effecten, waardoor het principe «de vervuiler betaalt» is toegepast voor energieverbruik in de gebouwde omgeving, en het voor gebouweigenaren meer loont om gedrag aan te passen en of te investeren in energiebesparende maatregelen. Het onderzoek heeft zich daarom gericht op een aantal mogelijkheden (bouwstenen) op het gebied van informeren en (financieel) faciliteren (de niet-fiscale prikkels), omdat de verwachting is dat juist op deze terreinen stappen voorwaarts te maken zijn. Deze brief gaat niet in op eerder voorgenomen beleid uit het plan van aanpak energiebesparing in de gebouwde omgeving. Bedacht moet worden dat instrumenten zoals de Blok-voor-Blok aanpak en de implementatie van de Energy Performance of Bulding Directive (EPBD) wel van groot belang zijn voor de aanpak (dragen bij aan het faciliteren) die in deze brief wordt geschetst.

Informeren

Slimme meter

De ontwikkelingen op het gebied van ICT maken het mogelijk om op eenvoudige wijze een actueel inzicht te krijgen in het energieverbruik. Een belangrijke stap is reeds in gang gezet met de introductie van de slimme meter. In de periode van 1 januari 2012 tot 1 januari 2014 vindt de zogenaamde kleinschalige uitrol van slimme meters plaats. Het voornemen is om vanaf 1 januari 2014 te beginnen met de grootschalige uitrol van deze slimme meter. Consumenten met een slimme meter ontvangen van hun energieleverancier iedere twee maanden een overzicht van het verbruik en verkrijgen daarmee een actueel beeld. Bij de bestaande meters wordt een overzicht van het energieverbruik slechts één keer per jaar gegeven, namelijk bij de jaarafrekening. Ook kan de consument vaker inzicht krijgen door toestemming te geven om de meterstanden vaker te laten uitlezen. Het is daarnaast mogelijk om aan de slimme meter andere apparaten te koppelen, bijvoorbeeld een display waarop het energieverbruik nauwkeurig gevolgd kan worden. Deze mogelijkheden verhogen de attentiewaarde en geven een prikkel om het gedrag aan te passen en daardoor het energiegebruik te verminderen.

Energiebesparingsdiensten

De informatie die met slimme meters beschikbaar komt, zal ertoe leiden dat energieleveranciers, maar ook andere partijen, meer energiebesparingsdiensten gaan leveren waarmee consumenten hun verbruik kunnen monitoren, bijvoorbeeld via internet, pc of telefoon. Zo werkt de Stichting Natuur en Milieu in het kader van de Green Deal aan het opzetten van een smart community van bewoners om energiebesparing te realiseren op basis van de door slimme meters geleverde informatie.

Informatievoorziening voor consumenten

Consumenten kunnen verder worden ondersteund door een helder overzicht bijvoorbeeld via internet van bij hun behoeftes passende energiebesparingsmaatregelen, inclusief bijbehorende kosten, terugverdientijden en aanbiedende partijen. Het Bouwteam heeft het belang hiervan recent ook aan de orde gesteld in zijn investerings- en innovatieagenda «De bouw in actie(s)». Het kabinet zal er op inzetten bestaande initiatieven (via het platform bewoners en duurzaam bouwen, AgentschapNL en Milieu Centraal) klantvriendelijker en laagdrempeliger te maken (Kamerstuk 32 847, nr. 25). Omdat het hier gaat om informatievoorziening richting consumenten, ligt het voortouw om te komen tot een overzichtelijker aanbod echter met name bij marktpartijen zelf.

Faciliteren

Revolverende fondsen en terugbetaling via de energierekening

De aanwezigheid van een revolverend fonds maakt het mogelijk om energiebesparingsmaatregelen in de gebouwde omgeving financieel te faciliteren. In het begrotingsakkoord 2013 is budget (70 miljoen in 2013, 58 miljoen structureel) gereserveerd voor de cofinanciering van grootschalige (o.a. woningcorporaties, zorginstellingen, scholen en zwembaden) en particuliere projecten. Via een volledig revolverend fondsconstructie komt het geld terug, waarna het weer beschikbaar is voor investeringen. De uitwerking hiervan zal plaatsvinden in de tweede helft van 2012. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal u informeren over de voortgang van deze maatregel.

Ook streeft het kabinet ernaar zoveel mogelijk met gemeenten en provincies samen op te trekken om voor revolverende fondsen het geld te benutten dat via de Europees structuurfondsen voor energiebesparing in gebouwen beschikbaar is.

De markt ziet verschillende kansen om via innovatieve financieringsconstructies de gebouweigenaren verdergaand te ontzorgen. Een voorbeeld daarvan is een systematiek van terugbetaling via de energierekening. In deze systematiek kunnen gebouweigenaren een lening afsluiten op basis van de verwachte besparing op de energielasten. De lening wordt gekoppeld aan het gebouw en bij verhuizing of het overstappen naar een andere energieleverancier wordt de lening overgedragen. Bezien moet worden hoe dit systeem past binnen de bestaande regelgeving. Andere voorbeelden van ontzorgende constructies zijn Energy Service Company’s en ook in het kader van Blok-voor-Blok aanpak worden verschillende constructies uitgewerkt. In het kader van de Green Deal Haalbaarheidsstudie nationaal fonds energiebesparing zullen marktpartijen, waaronder energiebedrijven en de grootste banken, een haalbaarheidsstudie uitvoeren naar de mogelijkheden voor een systematiek van financiering via de energierekening.

Tot slot wordt de heffingskorting voor Groen Beleggen gehandhaafd. Dit laatste biedt mogelijkheden voor groenbanken om zich te blijven richten op energiebesparing in de gebouwde omgeving.

Extra financiële ruimte boven de maximale leencapaciteit

Een aanvullende mogelijkheid om de financiering van energiebesparende maatregelen eenvoudiger te maken is extra financiële ruimte boven de maximale leencapaciteit specifiek ten behoeve van energiebesparende maatregelen. In de huidige voorwaarden en normen voor de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) is de mogelijkheid opgenomen om € 8 000 aan investeringen voor het treffen van energiebesparende voorzieningen buiten beschouwing te laten bij de berekening van de financieringslasten. Doordat de Gedragscode Hypothecaire Financiering deze richtlijn volgt, geldt de verhoging voor alle hypotheken en niet alleen de hypotheken die onder de NHG vallen. De gemiddelde investeringen liggen vaak hoger dan € 8 000, waardoor een verhoging wenselijk kan zijn. Onderzoek van het NIBUD moet aantonen wat de eventuele mogelijkheden hiervan zijn. Zoals eerder door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan uw Kamer is gemeld (Kamerstuk 30 196, nr. 150), is aan het Waarborgfonds Eigen Woningen verzocht om in 2013 opnieuw de mogelijkheden uit te werken voor een verdere verhoging van de extra leencapaciteit voor energiebesparende maatregelen.

OZB-differentiatie

Ter uitvoering van de motie Jansen/Wiegman (kenmerk 33 000-XIII, nr. 62) is in het kader van de Green Deal bezien of een experiment met differentiatie in de Onroerendzaakbelasting (OZB) mogelijk is om energiebesparende maatregelen in de bestaande gebouwenvoorraad te stimuleren. De uitkomst hiervan is dat de huidige wetgeving geen basis biedt voor OZB-differentiatie gericht op energiebesparing. Een OZB-differentiatie naar energieprestatie van gebouwen is denkbaar, bijvoorbeeld door een bonus-malussysteem op basis van de energieprestatie van gebouwen, differentiatie op basis van het energielabel of vrijstelling van (een deel van) de OZB op basis van een labelsprong. Onzeker is of deze vormen van OZB-differentiatie in de praktijk effectief zouden zijn. Uit eerder onderzoek van het Fiscaal Instituut Tilburg onder de titel: «Vergroening OZB juridisch getoetst (2008)» blijkt dat een differentiatie van de OZB op gespannen voet staat met de rechtsgrond en het karakter van de OZB.

Vervolgacties

Om energiebesparing in de gebouwde omgeving te stimuleren is een samenhangende aanpak nodig die een combinatie vormt van beprijzen, informeren en financieel faciliteren. In het begrotingsakkoord 2013 is een verdere beprijzing opgenomen door een verhoging van de energiebelasting op aardgas. Daarnaast wordt in het Akkoord budget beschikbaar gesteld voor een revolverend fonds en blijft de heffingskorting voor groen beleggen gehandhaafd. Met de Green Deal en de uitrol van de slimme meter zijn ook maatregelen om de informatievoorziening te verbeteren in gang gezet. Bij elkaar is hiermee een samenhangend pakket (beprijzen, informeren en financieel faciliteren) gecreëerd om energiebesparende investeringen bij gebouweigenaren verder te stimuleren.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies


X Noot
1

Zie het consultatiedocument over financiële ondersteuning voor energiebesparing in de gebouwde omgeving voor een overzicht van de marktfalens en barrières (p. 8–11). http://ec.europa.eu/energy/efficiency/consultations/20120518_eeb_financial_support_en.htm

Naar boven