30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 179 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juni 2012

In deze brief geef ik mede namens de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie een eerste reactie op de studie «Naar een duurzame warmtevoorziening in de gebouwde omgeving in 2050» van het Planbureau van de Leefomgeving.

Een duurzame warmtevoorziening is een belangrijk beleidsthema voor zowel de gebouwde omgeving als het energiebeleid. Daarom is het goed dat het Planbureau van de Leefomgeving hierover een beleidsstudie heeft opgesteld. Een groot deel van de bevindingen sluiten goed aan op het beleid dat beide ministeries reeds in gang hebben gezet. Graag beschrijf ik deze hieronder kort:

  • Projectmatige aanpak gebouwmaatregelen:het Planbureau voor de Leefomgeving concludeert dat met een projectmatige aanpak van gebouwmaatregelen de investeringen lager zijn en daardoor het rendabele potentieel beduidend hoger. Ik heb deze projectmatige aanpak ook al ter hand genomen met de start van de pilots «blok voor blok» dit voorjaar en de projectmatige aanpak staat ook centraal bij praktijkexperimenten binnen het door het Rijk ondersteunde innovatieprogramma Energiesprong en binnen het programma Gebieden Energie Neutraal.

  • Gebiedsmaatregelen: het Planbureau voor de Leefomgeving concludeert dat gebiedsmaatregelen een groot potentieel hebben voor de energiebesparingsdoelstelling in de gebouwde omgeving, maar dat hiervoor wel een gelijk speelveld nodig is. Ik ben op dit moment op diverse vlakken bezig om dit gelijke speelveld te verbeteren. Ik noem hier de aansluitplicht voor warmtenetten in het Bouwbesluit, waarvoor ik binnenkort mijn voornemens aan u zal voorleggen. Tevens werk ik in nauw overleg met de betrokken partijen in het veld aan de waardering van gebiedsmaatregelen in het energielabel. In een aantal Green Deals en praktijkexperimenten binnen het innovatieprogramma Energiesprong worden, ondersteund door het Rijk, pilots met duurzame warmtelevering in de gebouwde omgeving uitgevoerd.

  • Combinatie van gebouw- en gebiedsmaatregelen: het Planbureau concludeert dat een combinatie van gebouw- en gebiedsmaatregelen een totaal besparingspotentieel van 20 tot 30% op kan leveren. De combinatie van gebouw- en gebiedsmaatregelen concurreren met elkaar. Ondanks deze concurrentie is er toch extra potentieel te halen is als beide opties worden gecombineerd. Deze integrale aanpak van gebouw- en gebiedsmaatregelen is ook mijn beleidsdoel. De visie van het Rijk is namelijk niet de stimulering van specifieke technieken maar de stimulering van een betere energieprestatie van de gebouwde omgeving. In het Koepelconvenant Energiebesparing in de Gebouwde Omgeving dat ik binnenkort verwacht te ondertekenen, ben ik ook voornemens om afspraken te maken met de marktpartijen over deze integrale verbetering van de energieprestatie. Een goede balans tussen gebouw- en gebiedsmaatregelen is daarbij essentieel. Die balans zal lokaal moeten worden gezocht. Het Rijk zal hiervoor de passende nationale kaders bieden, zoals de Energie Prestatie Coëfficiënt (nieuwbouw), het energielabel (bestaande bouw en vanaf 1 januari 2013 ook de nieuwbouw).

De beleidsthema’s die ik hierboven kort heb beschreven, zijn onderdeel van het bredere beleid voor energiebesparing en energievoorziening in de gebouwde omgeving. Op dit terrein werk ik samen met de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies

Naar boven