30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 177 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juni 2012

In het Plan van Aanpak Energiebesparing Gebouwde Omgeving van 28 februari 2011 (Kamerstukken II 2010/2011, 30 196 nr. 131) is aangegeven dat gestreefd wordt naar één basisnorm voor de energieprestatie van een gebouw. Dit houdt in dat er één bepalingsmethode voor de energieprestatie van zowel nieuwbouw als bestaande bouw wordt ingevoerd. Inwerkingtreding ervan was eerder voorzien voor 1 juli 2012.

Het Nederlands Normalisatie-instituut (NEN) heeft daartoe samen met de marktpartijen de «NEN 7120» ontwikkeld met daarin opgenomen de bepalingsmethode Energie Prestatienorm Gebouwen (EPG). De «NEN 7120» zal per 1 juli 2012 voor nieuwbouw worden aangewezen. Het bleek echter niet mogelijk om op hetzelfde moment de «NEN 7120» ook gereed te hebben voor de bestaande bouw. Ik heb daarom, vooruitlopend op het normalisatietraject van NEN, samen met de markt een zogenoemd «Nader Voorschrift» voor de bestaande bouw ontwikkeld om toch al zoveel mogelijk te kunnen aansluiten op de «EPG» voor de nieuwbouw. Eerder was toegezegd dat dit «Nader Voorschrift» op 1 januari 2013 in de plaats zou komen van «EPA vereenvoudigd», de bepalingsmethode die momenteel gebruikt wordt voor de bestaande bouw. Hieronder licht ik toe waarom deze datum niet haalbaar is en informeer ik u over de stand van zaken met betrekking tot de bepalingsmethoden voor het energielabel van bestaande bouw.

Het «Nader Voorschrift» kent ten opzichte van «EPA vereenvoudigd» een andere opzet en is gebaseerd op de nieuwste (technische) inzichten. Om deze reden is er een studie uitgevoerd naar de consequenties van de toepassing van het «Nader Voorschrift» vergeleken met de toepassing van «EPA vereenvoudigd» (de zogenaamde inijkingsconsequenties). Hierbij is, aan de hand van een aantal gebouwtypologieën en bijbehorende pakketten met energiebesparende maatregelen, gekeken in welke gevallen een gebouw met het «Nader Voorschrift» in een andere labelklasse terecht kan komen.

Laat ik voorop stellen dat bij iedere wijziging van de bepalingsmethode er gebouwen zullen zijn die in een andere labelklasse terecht komen. Immers, met een wijziging wordt ernaar gestreefd de bepalingsmethode te verbeteren. Het is de bedoeling dat dit beperkt in aantal is. De studie naar de inijkingsconsequenties van het «Nader Voorschrift», die vrijwel is afgerond, laat echter zien dat de inijkingsconsequenties onverwacht groot zijn. Ruim 40% van de woningen zou met het «Nader Voorschrift» in een andere labelklasse terecht komen, vergeleken met de methode «EPA vereenvoudigd». Hierbij gaat het in de meeste gevallen om een verschil van één labelstap, zowel naar een hogere als lagere labelklasse. Dit verschil in waardering komt onder andere voort uit inzichten van de afgelopen jaren, zoals veranderende klimaatgegevens en andere tapwater berekeningen.

De afgelopen jaren is er, zoals u weet, veel discussie geweest over de betrouwbaarheid (reproduceerbaarheid) van het energielabel. Met «EPA vereenvoudigd» is er de afgelopen jaren een substantiële verbetering van de reproduceerbaarheid van het energielabel tot stand gekomen. In het onderzoek van de VROM-inspectie uit 2011 blijkt dat nog slechts 10% van de gecontroleerde woningen, op basis van een kritische afwijking van meer dan 8% op de energie-index, bij herbeoordeling in een andere labelklasse terecht kwam. Ik verwijs u daarvoor tevens naar de brief van 16 december 2011 (Kamerstukken II/ 2011/ 2012, 30 196, nr. 157), waarin uitgebreid wordt ingegaan op de kwaliteit van het energielabel.

Gezien de grote inijkingsconsequenties van het «Nader Voorschrift» wil ik thans geen overhaaste beslissingen nemen. Dat betekent dat ik «EPA vereenvoudigd», de methode waarmee de afgelopen jaren een substantiële verbetering van de reproduceerbaarheid tot stand is gekomen, handhaaf en vooralsnog niet overga tot invoering van het «Nader Voorschrift».

Dit geeft ook rust in de markt, zodat ik samen met de betrokken marktpartijen kan onderzoeken hoe de inijkingsconsequenties van het «Nader Voorschrift» mogelijk beperkt kunnen worden. Het geeft ook tijd om samen met marktpartijen een route te ontwikkelen richting de CEN-norm (de Europese bepalingsmethode voor zowel nieuwbouw als bestaande bouw die naar verwachting in 2015 beschikbaar komt). Bij het ontwerpen van deze route kunnen bovendien de ervaringen die de markt opdoet met de «NEN 7120» voor nieuwbouw worden benut.

Zodra er meer bekend is over welke strategie ik samen met marktpartijen afspreek, zal ik u hierover nader informeren.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies

Naar boven