30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 174 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 mei 2012

Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, alsook de regeringen van Curaçao, Aruba en Sint Maarten, de inzet van de Koninkrijksdelegatie aan voor de VN Conferentie over Duurzame Ontwikkeling, welke plaats zal vinden van 20–22 juni 2012 in Rio de Janeiro. Tevens ontvangt u als bijlage de toegezegde Nederlandse inzet voor de United Nations Conference on Environment and Development (UNCED) in Rio de Janeiro in 1992 (kamerstuk 22 031, Nr. 1, vergaderjaar 1990–1991).1

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen

UN Conference for Sustainable Development (Rio+20)

Rio de Janeiro, 20–22 juni 2012

Samenvatting

De Rio+20 conferentie (20–22 juni 2012) kent twee hoofdthema’s; groene economie en het institutionele raamwerk voor duurzame ontwikkeling. Binnen EU verband zal het Koninkrijk voor groene economie inzetten op een concrete agenda voor het verduurzamen van economische ontwikkeling en de economie als geheel. Het bedrijfsleven is een essentiële partner in de vergroening van de economie. Het is belangrijk dat de sociale pijler van duurzame ontwikkeling (armoede bestrijding) hierin wordt meegenomen. Voor het institutionele raamwerk wordt ingezet op de versterking en hervorming van het VN milieuprogramma, het vervangen van de VN Commissie voor duurzame ontwikkeling door een effectievere Raad voor duurzame ontwikkeling met uitvoerende taken en de aanstelling van een Hoge VN Vertegenwoordiger voor duurzame ontwikkeling om internationale politieke wil te mobiliseren. Voor het verduurzamen van consumptie en productie patronen legt het Koninkrijk o.a. nadruk op de thema’s: water, voedselzekerheid en duurzame landbouw, duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen en afval en duurzaam transport en steden. Het Koninkrijk is in principe voorstander van mondiaal geldende duurzame ontwikkelingsdoelen maar wil aansluiten bij het bestaande post 2015 Millennium Development Goals traject. De inzet is om een parallel (onderhandelings)proces te voorkomen. Het Koninkrijk wil geen additionele bijdragen toezeggen maar inzetten op effectiever en efficiënter gebruik van reeds beschikbare middelen. Daarnaast wordt de mogelijkheid onderzocht tot het aanboren van innovatieve financiering (i.s.m. de private sector).

Voor de drie Caribische landen van het Koninkrijk (Aruba, Curaçao, Sint Maarten) betreft duurzame ontwikkeling een autonoom beleidsterrein, waarop de betreffende bewindslieden en vakdepartementen van de landen zich toeleggen.

1. Inleiding

Van 20 tot en met 22 juni vindt de UN Conference on Sustainable Development plaats in Rio de Janeiro, ofwel Rio+20. Rio+20 bouwt voort op de eerste conferentie in Rio de Janeiro over duurzame ontwikkeling (UNCED, 19922) en Agenda 213, maar ook de World Summit on Sustainable Development (WSSD, 20024) in Johannesburg.

Naar verwachting nemen meer dan honderddertig staatshoofden en regeringsleiders deel. De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken is namens het Koninkrijk delegatieleider naar Rio+20. Conform de kabinetsbrede Agenda Duurzaamheid van Nederland is hij de coördinator voor internationale duurzaamheid. Staatssecretaris Atsma maakt deel uit van de delegatie. Vanuit Aruba, en Sint Maarten nemen twee Premiers deel aan de Koninkrijksdelegatie, Curaçao wordt vertegenwoordigd door een ambtelijke delegatie van verschillende departementen. Namens het maatschappelijk middenveld, georganiseerd in het Nationaal Platform Rio+205, neemt Prof. dr. ir. Louise O. Fresco deel. De Nederlandse inzet voor Rio+20 wordt afgestemd binnen de Europese Unie en de EU voert namens de lidstaten het woord bij de onderhandelingen.

Doel en voorbereiding Rio+20

Volgens het besluit van de Algemene Vergadering van de VN (resolutie A/RES/64/2366) moet in Rio+20 de uitvoering van de internationale duurzame ontwikkelingsagenda verder worden gebracht, met nadruk op vergroening van de economie en het institutioneel raamwerk voor duurzame ontwikkeling (de VN-architectuur, IFSD). Deze VN-top zal de voortgang op het gebied van duurzame ontwikkeling in kaart brengen, evalueren wat er de afgelopen 20 jaar wel en niet is bereikt, voorstellen voor verbetering doen en nieuwe en opkomende ontwikkelingen bespreken.

Rio+20 dient een «focused political document» aan te nemen en sinds januari 2012 vinden onderhandelingsrondes plaats over het slotdocument. Van 13–15 juni 2012 zal in Rio de Janeiro nog een laatste Preparatory Committee plaatsvinden en een serie rondetafelgesprekken – Sustainable Development Dialogue – met het maatschappelijk middenveld en bedrijfsleven, onder leiding van Brazilië.

Relevantie van de problematiek

De wereld staat voor grote uitdagingen. Door menselijk handelen staan het klimaat, ecosystemen en biodiversiteit onder druk en zijn natuurlijke hulpbronnen schaarser geworden. De mondiale productie- en consumptiepatronen vergen meer dan de draagkracht van de aarde. Ecologisch kapitaal is een voorwaarde voor welvaart en welzijn wereldwijd en essentiële ecologische functies dienen daarom beschermd te worden als mondiaal publiek goed. Er is een directe noodzaak de mondiale economie en productieprocessen minder afhankelijk te maken van fossiele grondstoffen en ze minder ten koste te laten gaan van biodiversiteit en ecosystemen.

Tegelijk heerst er nog altijd wijdverspreide armoede en wordt de uitdaging om een groeiende wereldbevolking van voedsel te voorzien groter. Economische groei is daarvoor noodzakelijk, vooral in de minst ontwikkelde landen. Daarbij moeten de rechten en uitgangsposities van zwakkeren beschermd en versterkt worden. Een oplossing vormt een wereldwijde overgang naar een groene en inclusieve economie, zoals ook uiteengezet in de Agenda Duurzaamheid, die focust op de ontwikkelingen in en voor Nederland. De Caribische landen van het Koninkrijk kennen een eigen strategie voor duurzame ontwikkeling, die het hoofd biedt aan de specifieke uitdagingen waar zij voor staan. De overheden, het bedrijfsleven, kennisinstellingen, NGO’s en de consumenten in het Koninkrijk moeten deze uitdagingen samen aanpakken.

Krachtenveld en verwachtingen

De opkomende economieën hebben het internationale krachtenveld veranderd. Er is in de praktijk geen tweespalt meer tussen het arme Zuiden en het rijke Noorden. Toch zijn de onderhandelingsposities verdeeld. Veel ontwikkelingslanden vragen vooral om additionele financiering, technologie-overdracht en capaciteitsopbouw. Traditionele donoren willen echter geen nieuwe middelen toezeggen, evenmin als de opkomende economieën. De G77 is terughoudend over groene economie en ook over verbetering van de institutionele architectuur zijn de meningen verdeeld.

Op dit moment zijn de intergouvernementele onderhandelingen over het slotdocument nog gaande en het ontwerpslotdocument is erg lang. Een overeenkomst ligt nog niet binnen handbereik.

2. Groene economie in de context van duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding

Hoofdpunten

Het thema groene economie staat bij Rio+20 in de context van duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding. Het gaat daarbij niet alleen om de «vergroening» van sectoren binnen de economie, maar om een verduurzaming van de economie in zijn geheel. Daarbij moet er een evenwicht bestaan tussen de sociale, economische en ecologische belangen.

De Nederlandse prioriteiten zijn in lijn met de kabinetsbrede Duurzaamheidsagenda7, de Basisbrief OS8 en de Focusbrief OS9 en het topsectorenbeleid10 en in overeenstemming met de overige landen van het Koninkrijk. Caribische landen hebben een eigen strategie voor duurzame ontwikkeling, aangezien duurzaamheid een autonoom beleidsterrein betreft. Gemeenschappelijk is de wens tot integrale beleidsontwikkeling gericht op onder meer het wegwerken van armoede en sociale- en economische verschillen, het scheppen van gelijke kansen voor alle burgers, het uitwerken van lange termijn economische strategieën gericht op duurzame ontwikkeling met oog voor een balans tussen de sociale, ecologische en economische belangen, en een dynamische agenda inzake de overschakeling naar duurzame energiebronnen en duurzaam waterbeheer. Inhoudelijke speerpunten waar het Koninkrijk in Rio aandacht voor zal vragen betreffen de thema’s water, voedselzekerheid, duurzame landbouw, duurzaam gebruik van hulpbronnen en afval. Andere belangrijke thema’s die aan de orde komen zijn duurzame energie, voorzieningszekerheid, biodiversiteit en ecosysteemdiensten, bossen, chemicaliën, oceanen en visserij en duurzaam transport en steden.

Daarnaast pleit het Nederlands Koninkrijk voor aandacht voor de sociale pijler, zoals werkgelegenheid en bevolkingsgroei. Dwarsdoorsnijdende uitgangspunten zijn daarnaast het waarborgen en bevorderen van mensenrechten, gendergelijkheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Klimaat is geen specifiek thema op Rio+20, maar is sterk verbonden met andere onderwerpen zoals duurzame energie en water.

Benadering en inzet voor Rio+20

Het is bij de uitvoering van beleid belangrijk dat overheden een verbindende rol spelen tussen relevante partijen. Consumenten, burgers, producenten, handelaren, supermarktketens, NGO’s, kennisinstellingen, de VN en de financiële sector hebben elk een specifieke rol in de vergroening van de mondiale economie.

Het bedrijfsleven is een essentiële partner in de vergroening van de economie. Nederlandse bedrijven spelen hierbij soms een voortrekkersrol, getuige onder meer het aantal bedrijven in de top 10 van de Dow Jones Sustainability Index.

Het Nederlands Koninkrijk zet in op een wereldwijd goed ondernemingsklimaat (level playing field) en vrijhandel. De overheid moet faciliteren waar het kan en kaders stellen waar dat nodig is. Nederland ondersteunt zelf via het topsectorenbeleid en «Green Deals» de innovatiekracht. Nederland ziet Rio+20 als een platform voor de uitbreiding en ontwikkeling van publiek-private partnerschappen (PPPs) en het faciliteren van private multi-stakeholder initiatieven, o.a. op het gebied van duurzame grondstoffenketens, om zo vorm te geven aan de groene economie. Nederland is daarom zelf ook actief in het opzetten van duurzame publiek-private partnerschappen in aanloop naar en na afloop van Rio+20. Nederlandse ervaringen, zoals de Green Deals, het Initiatief Duurzame Handel en het Platform Biodiversiteit en Ecosysteemdiensten (VNO-NCW en IUCN-NL), zullen actief naar voren worden gebracht.

Het Nederlands Koninkrijk pleit voor het opzetten van een wereldwijde agenda voor vergroening en verduurzaming van de economie, met essentiële afspraken en acties die nodig zijn op internationaal niveau om de economie te «vergroenen». Dit kunnen politieke toezeggingen en/of doelstellingen zijn. Vanuit ontwikkelingslanden wordt de term «groene economie» soms met scepsis ontvangen; zij vrezen dat dit uitmondt in «groen protectionisme» of maatregelen die hun prille economische groei in de kiem kunnen smoren. Dat is het tegenovergestelde van het door het Nederlands Koninkrijk gewenste resultaat, maar leidt wel tot onzekerheid over het behalen van een goed resultaat op dit onderwerp.

Thema’s voor actie

In het ontwerp-slotdocument voor Rio worden acties op bepaalde thema’s uitgelicht. Als dwarsdoorsnijdend thema speelt verduurzaming van consumptie- en productiepatronen een belangrijke rol. Het terugbrengen van verkwisting is een prioriteit. Het Nederlands Koninkrijk vindt het, evenals alle EU-landen en vele andere landen, zeer belangrijk dat tijdens Rio+20 de bestaande tekst van het Ten Year Framework of Programmes for Sustainable Consumption and Production (10-YFP) wordt vastgesteld. Voor het Koninkrijk zijn de volgende thema’s van bijzonder belang.

Water

Nederland ziet toegang tot drinkwater en sanitaire voorzieningen als een mensenrecht. Integraal watermanagement is nodig voor het terugdringen van watertekorten, bevordering van de publieke gezondheid, verduurzamen van de landbouw, verhogen van de voedselproductie, en toename van de energieproductie. Dit vergt een geïntegreerde aanpak van land- en watergebruik, om duurzaamheid te bevorderen en de veerkracht van natuurlijke ecosystemen te versterken. Nederland wil meer aandacht voor fragiliteit en waterveiligheid van delta’s, ook in verband met zeespiegelstijging en toename van piekafvoeren in rivieren. Nederland pleit in internationale en publiek-private samenwerking voor meer aandacht voor de waarde van water. Nederland pleit daarnaast voor een adequate prijsstelling ter bevordering van waterefficiëntie, universele beschikbaarheid en verduurzaming van productieketens. De Caribische landen van het Koninkrijk zijn afhankelijk van productie van water uit zeewater, en hebben meer dan zestig jaar ervaring met ontziltingsinstallaties. Dit leidt er onder meer toe dat de prijzen voor water een onevenredig zware belasting betekenen in de kosten voor burgers en bedrijfsleven. Bovendien dient de productie in de nabije toekomst te gebeuren met gebruikmaking van minder milieubelastende processen en brandstoffen. Zij pleiten vanwege hun ligging voor innovatie en verduurzaming in waterschaarse gebieden. Curaçao vraagt bijzondere aandacht voor het ontwikkelen van «water harvesting», het hergebruik van regenwater. Tot slot is meer aandacht en actie nodig om vervuiling van de zeeën en oceanen tegen te gaan en de maritieme biodiversiteit te behouden. Voor het aanpakken van problemen als de plastic soep is grensoverschrijdende samenwerking vereist.

Voedselzekerheid en duurzame landbouw

Het speerpunt voedselzekerheid beoogt niet alleen toename van voedselproductie, maar ook toegang tot voedsel -van voldoende kwaliteit, vooral door meer inkomen per huishouden. Verder is algemene verbetering van marktwerking en het ondernemingsklimaat nodig, ten bate van meer werkgelegenheid, met betere arbeidsomstandigheden en een leefbaar loon.

Daarbij is het streven agroketens en markten te ontwikkelen en de productiecapaciteit in de kwetsbare regio’s te vergroten. De inzet op grotere productiviteit moet op een duurzame en rechtvaardige wijze geschieden. Rekening moet worden gehouden met klimaatbelasting, klimaatverandering, behoud en beheer van water, biodiversiteit, bossen, land, en overige natuurlijke hulpbronnen; alsook betere toegang tot de markt voor kleine voedselproducenten. Door duurzame consumptie en productie en het terugdringen van verspilling kan de efficiëntie van agroketens vergroot worden. Verduurzaming van de productie moet plaatsvinden via nationale, regionale en internationale handelsketens. Private kennis, kunde en bedrijvigheid zijn daarbij van groot belang. Betere marktwerking en ondernemingsklimaat, publiek-private partnerschappen en multi-stakeholder initiatieven dienen te worden versterkt of gestimuleerd.

Door de importafhankelijke economie en het tekort aan lokale (landbouw)productie is voedselveiligheid voor de eilanden van groot belang. Curaçao, Aruba en Sint Maarten stellen stimulering van de eigen landbouw en het zo veel mogelijk direct en tegen lage tarieven importeren van groente en fruit uit de regio voorop. Zo moeten gezonde voedselbronnen voor de bevolking beter bereikbaar worden gemaakt.

Gevolgen klimaatverandering

Het Koninkrijk is gezien de bijzondere ligging van de Nederlandse delta en de Caribische eilanden zeer gevoelig voor klimaatverandering in de vorm van stijging van de zeespiegel, een verandering in het weerbeeld (neerslag en orkanen), en de opwarming van het zeewater. Dit vormt een directe bedreiging van de ontwikkeling van de eilanden en voor de biodiversiteit. Een groot deel van de biodiversiteit van het Koninkrijk bevindt zich in de Caribische delen en landen van het Koninkrijk, maar deze worden ernstig bedreigd door bovengenoemde verschijnselen van klimaatverandering. De gevolgen van klimaatverandering moeten in kaart worden gebracht, en de risico’s zoveel mogelijk gemitigeerd. De bedreigingen vergen ook in de Caribische regio aandacht en er is behoefte aan transnationale samenwerking.

Duurzame energie

Het Nederlands Koninkrijk en met name het Caribisch gedeelte hecht belang aan de bevordering van kennis en innovatie op het gebied van duurzame energie. Afgezien van de strategische belangen, is het investeren in de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen gezien de voorzieningszekerheid, noodzaak van vermindering van uitstoot van broeikasgassen en de lange termijn economische belangen een essentieel onderdeel van de transitie naar een groene economie. Gelet op de beschikbaarheid over optimale wind-, zon- en zeewatercapaciteit is de Arubaanse regering begonnen met het ontwikkelen van Aruba als «living lab» als voorbeeld voor de regio. De kosten voor energie en water op Curaçao behoren tot de hoogste in de wereld. Het overschakelen naar duurzame manieren van energie opwekking, alsmede het beperken van energieverbruik op Curaçao is daarom niet alleen wenselijk, maar ook zeer noodzakelijk. In 2012 zal 20% van de energieopwekking duurzaam geschieden o.b.v. windenergie. Er is een ambitieuze agenda om dit binnen enkele jaren verder te verhogen, mede door het waar mogelijk en wenselijk introduceren van een smartgrid en netmetering waardoor burgers en bedrijven zelf meer productie voor hun rekening kunnen nemen en het energieverbruik beter kan worden gereguleerd. Er wordt tevens in regionaal verband geregeld overleg gevoerd, mede omdat grensoverschrijdende samenwerking inzake (brandstoffen voor) energieopwekking van groot belang is i.v.m. de kleine schaal van de landen in de Caribische regio.

Bevolkingsvraagstukken en Seksuele en Reproduktieve Gezondheidszorg en Rechten (SRGR)

Met een toenemende bevolking nemen ook de belangen en spanningen toe vanwege schaarse beschikbaarheid van water, voedsel en energie. Alle landen moeten zich er daarom op toeleggen dat demografische ontwikkelingen en voorspellingen, zoals verstedelijking, vergrijzing en jeugdwerkeloosheid, een integraal onderdeel worden van beleid voor duurzame ontwikkeling. Het Nederlands Koninkrijk zet zich daarnaast in voor erkenning van het belang van seksuele en reproductieve rechten en gezondheid, gestoeld op mensenrechten en keuzevrijheid. Het streven is toegang tot moderne anticonceptiemiddelen en goede informatie over gezinsplanning, voor alle vrouwen, mannen en jongeren wereldwijd. Deze middelen moeten veilig, effectief en betaalbaar zijn.

Indicatoren

Het BNP is te beperkt als indicator voor ontwikkeling. Aangezien vanuit het perspectief van welvaart en duurzaamheid de externe kosten op mens en milieu moeten worden meegenomen in de appreciatie van de werkelijke stand van de economie, moeten we erop inzetten in Rio+20 afspraken te maken over de ontwikkeling van een complete en makkelijk toegankelijke set wereldwijde indicatoren. Nederland loopt hierin voorop door werk van ondermeer het Centraal Bureau voor de Statistiek.

De SGVN moet worden verzocht het proces te leiden om zulke indicatoren verder te ontwikkelen. Daarbij moet worden voortgebouwd op het vele werk dat al is gedaan, ondermeer door de VN (UN Stat) en het Sustainability Consortium, Eurostat, Global Reporting Initiative en de OESO.

Duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen en afval

Goed afvalmanagement moet restafval helpen minimaliseren en de blootstelling aan (gevaarlijke) afvalstoffen en chemicaliën minimaliseren. Om de hoeveelheid afval dat op de stortplaats belandt te verkleinen en om CO2-armer te produceren moet worden ingezet op hergebruik en slimmere cradle-to-cradle productieketens. Daarbij moet efficiëntiewinst in het omgaan met natuurlijke hulpbronnen en grondstoffen vooral uit afval gehaald worden. Het Nederlands Koninkrijk bepleit ook het winnen van energie uit restafval, waarbij de schaalgrootte van de Caribische landen een uitdaging is. Ook op dit terrein kan samenwerking in regionaal verband bijdragen aan het haalbaar maken van oplossingen. Kennisuitwisseling over afvalverwerking tussen steden uit ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden kan het verduurzamingsproces versnellen.

Duurzaam transport en duurzame steden

De komende decennia zal de mobiliteit overal, maar zeker in ontwikkelingslanden sterk toenemen. Duurzaam transport is daarom een belangrijk onderdeel van de groene economie. Duurzaam transport moet samengaan met ontwikkeling van duurzame infrastructuur in steden, die ruimte biedt aan niet-gemotoriseerd transport (zoals de fiets), hetgeen tevens bijdraagt aan de gezondheid en de veiligheid in stedelijke gebieden. Verder kunnen op de uitstoot van broeikasgassen forse reducties behaald worden. Er moet daarom geïnvesteerd worden in efficiëntere, schonere en stillere vervoersmiddelen, in goed werkend openbaar vervoer en het gebruik van schonere brandstoffen

3. Institutioneel raamwerk voor duurzame ontwikkeling

VN-architectuur voor duurzame ontwikkeling

Het intergouvernementele overleg over duurzame ontwikkeling, vooral de Commission for Sustainable Development (CSD) heeft niet aan de behoefte voldaan de drie pijlers – sociaal, economisch, milieu – goed te verbinden. Een ander, effectiever orgaan in de VN is nodig voor samenhangende behandeling van sociale, economische en milieuzaken.

De doelstellingen op gebied van IFSD zouden bepalend moeten zijn voor de vorm: vorm volgt functie. Nederland zet in op de oprichting van een Sustainable Development Council (SDC), zoals ook het High-Level Global Sustainability Panel bepleit11. De SDC kan de drie pijlers van duurzame ontwikkeling integreren en tegelijk uitvoering van de internationale agenda op dat gebied bevorderen. Met de oprichting van zo’n SDC kan de Commissie voor Duurzame Ontwikkeling (CSD) worden afgeschaft.

Een SDC kan op vrijwillige basis uitgevoerde landentoetsen coördineren: peer reviews, waarbij zowel rijke als arme als middeninkomenslanden zich laten bestuderen, met wederzijdse rekenschap en transparantie. De nadruk moet liggen op goede voorbeelden van uitvoering van internationale afspraken en verdragen.

Internationaal zijn de meningen over opzet van een Sustainable Development Council verdeeld. Sommigen pleiten voor een grondige hervorming van de Economic and Social Council (ECOSOC) in plaats van de opzet van een nieuw orgaan.

Het Nederlands Koninkrijk ziet daarnaast nut in eventuele aanstelling van een VN Speciaal Gezant of Hoge Vertegenwoordiger voor duurzame ontwikkeling, eventueel gekoppeld aan de SDC, die duurzaamheid kan bevorderen in wereldwijde fora, op landenniveau en in het VN-systeem, en politieke wil kan genereren. Deze zou op hoog centraal niveau binnen het VN systeem moeten worden geïnstalleerd. Deze kan ook operationele VN-organisaties tot eensgezindheid manen en in verschillende sectoren en bij allerlei ministeries de integratie bevorderen van sociaal, economisch en milieubeleid.

Gezien de specifieke uitdagingen t.a.v. duurzame ontwikkeling en klimaatverandering van de Caribische landen van het Koninkrijk is er bij de ontwikkeling van de VN-architectuur behoefte aan aandacht voor de specifieke en bijzondere belangen van de (ei)landen in de Caribische regio.

VN-organisatie voor milieu

De huidige milieuarchitectuur van de VN dient te worden verbeterd. VN-lidstaten zijn het eens dat de VN-milieu-organisatie (UNEP) hoe dan ook moet worden versterkt. Het belangrijkste mandaat van UNEP is de normstellende taak. UNEP draagt bij aan de formulering van nationaal en internationaal milieubeleid. UNEP draagt daarnaast door coördinatie bij aan coherent beleid in het VN-systeem.

De EU heeft zich in 2005 bij Raadsconclusies uitgesproken voor hervorming van UNEP tot een gespecialiseerde organisatie. De EU zet hierop sterk in, ook bij Rio+20. Indien UNEP zou worden omgevormd tot een gespecialiseerde organisatie dient waarschijnlijk een oprichtingsverdrag te worden gesloten en moet de AVVN daaraan goedkeuring geven. Aangezien zulke organisaties in de regel worden gefinancierd uit verplichte bijdragen aan het reguliere VN-budget, is de verwachting dat een aantal G77-landen en enkele donorlanden de omvorming van UNEP tot een gespecialiseerde organisatie niet zullen steunen, omdat zij dan moeten meebetalen. Mocht er onvoldoende internationaal draagvlak blijken te bestaan, zet het Nederlands Koninkrijk in op de terugvaloptie: een versterkte rol van UNEP binnen de huidige kaders.

Belangrijk aandachtspunt is dat de effectiviteit van UNEP wordt ondermijnd door het gefragmenteerde en uitdijende internationale milieulandschap. Cruciaal is dat de relatie van UNEP tot de internationale milieuverdragen, de Multilateral Environmental Agreements (MEA’s), wordt verhelderd en aangepast. UNEP zou hen beter kunnen coördineren. De verdragspartijen hebben daarbij echter ook een eigen grote verantwoordelijkheid. Verder zal het toezicht op naleving van verdragsverplichtingen moeten worden versterkt. Ook de samenwerking en coördinatie tussen UNEP en UNDP moeten worden versterkt.

4. Sustainable Development Goals

Colombia heeft een voorstel gedaan sustainable development goals (SDGs) op te stellen naar voorbeeld van de Millenniumdoelen (MDGs). Er is brede consensus over de noodzaak van duurzame ontwikkelingsdoelen als onderdeel van de post-2015 ontwikkelingsagenda. Er zijn veel voorstanders van het idee. Er zijn echter ook enkele tegenstanders, zoals onder de ALBA-groep12.

Het Nederlands Koninkrijk ziet nut in het formuleren van breed geformuleerde doelen voor duurzame ontwikkeling die voor de hele wereld gelden. Het Nederlands Koninkrijk wil in Rio geen aparte set duurzaamheidsdoelstellingen (SDGs) overeen komen, maar procesmatig aansluiten bij het bestaande traject van ontwikkeling van internationale ontwikkelingsdoelen post-2015. Zo wordt synergie bevorderd en kunnen evenwichtig de drie dimensies worden meegewogen. Wel staat het Koninkrijk ervoor open om een (niet-limitatieve) lijst van thema’s op te nemen in het slotdocument, als input voor het proces van de ontwikkeling van de post-2015 ontwikkelingsdoelen.

Er is geen overeenstemming over de timing en de methode om doelen te bepalen. Sommige landen willen al tijdens Rio+20 overeenstemming over concrete doelen. Andere landen, zoals Nederland, willen dat het SDG-proces eerst goed wordt gesynchroniseerd met het bredere post-2015 proces en de herziening van de MDGs.

Ten tweede willen enkele ontwikkelingslanden, zoals Cuba, de SDGs intergouvernementeel uitonderhandelen. Politiek onderhandelen van specifieke SDGs zou echter een onwenselijk precedent zetten voor de ontwikkeling van de post-2015 ontwikkelingsagenda. Het Koninkrijk pleit voor een proces van zorgvuldige consultatie van experts en voorstellen door expertpanels, naar voorbeeld van de MDGs, met een grote rol voor de private sector, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties. Dit zou moeten worden geleid door de Secretaris-Generaal van de VN. Rio+20 zou het startsein kunnen geven voor een dergelijk proces.

5. Financiën en andere middelen

Armoedebestrijding zal een belangrijk aandachtspunt zijn voor de G77. Bij de besprekingen van het slotdocument hamert de G77 vooral op de noodzaak van additionele middelen, te verschaffen door ontwikkelde landen. Ontwikkelingslanden eisen financiering, technologie-overdracht en capaciteitsopbouw. Traditionele donoren zoals Nederland kunnen en willen echter geen nieuwe middelen toezeggen in deze tijden van crisis. Daarnaast onderstrepen de ontwikkelingslanden het concept «common but differentiated responsibilities» (CBDR). De opkomende economieën erkennen niet dat zij ook een verantwoordelijkheid hebben. Het begrip CBDR mag echter niet zo worden uitgelegd dat ontwikkelingslanden en middeninkomenslanden alleen duurzaam beleid kunnen voeren indien zij extra ontwikkelingshulp ontvangen. De eigen verantwoordelijkheid en nationale werving van fondsen zijn even belangrijk. De overgang naar een groene economie is in hun eigen belang en kan leiden tot inkomensverbetering.

Het Nederlands Koninkrijk en de EU zetten allereerst in op efficiënter en effectiever gebruik van bestaande middelen. In haar communicatie benadrukt de EU dat zij de grootste verstrekker van ODA is en dat de EU blijft streven naar het doel van 0,7% van het BNP. De EU onderstreept verder het belang van de effectiviteit van de hulp.

De private sector zal een steeds belangrijker rol spelen en een deel van de financiering zal uit die sector moeten komen, waarbij partnerschappen moeten worden aangegaan. Daarnaast zullen innovatieve financieringsmechanismen verder worden onderzocht.

Voor technologie-overdracht blijft de WTO bij voorkeur het forum om afspraken te maken. De EU is wel graag bereid onderzoek en innovatie te steunen. Op gebied van capaciteitsopbouw stelt de EU voor wetenschappelijke informatie-uitwisseling te verbeteren, het maatschappelijk middenveld te informeren en te laten participeren. Tot slot stelt de EU voor nationale en regionale instanties te ondersteunen door toegang tot advies en beleidsinstrumenten te verbeteren (d.m.v. een «capacity development scheme»).

6. Tot besluit

De onderhandelingen verlopen langzaam. De ontwerp slotverklaring is lang en nog weinig ambitieus. Met slechts enkele dagen onderhandelingen te gaan voor de top van 20–22 juni 2012 sporen het Nederlands Koninkrijk en de EU de voorzitters (co-chairs van het bureau) aan het proces te versnellen door compromisteksten voor te leggen. Brazilië zal mogelijk ook nog een faciliterende rol kunnen spelen. De EU hoopt op resultaten op de hoofdthema’s groene economie, institutionele hervormingen én een indicatie van mogelijke SDGs. Wij zullen daarom flexibiliteit moeten betrachten in bovenstaande standpunten en voorbereid moeten zijn op onderhandelingen en uitruil van resultaten (package deals) tot op het allerlaatste moment.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Report of the United Nations Conference on Environment and Development*, Rio de Janeiro, 3–14 June 1992: A/CONF.151/26 (Vol. I): http://bit.ly/2NDswU

X Noot
3

Agenda 21: http://bit.ly/XMBHF

X Noot
4

Report of the World Summit on Sustainable Development Johannesburg, South Africa, 26 August–4 September 2002: A/CONF.199/20*: http://bit.ly/Hqg1lJ en het plan voor implementatie: http://bit.ly/b2Hrz6

X Noot
5

De website van het Nationaal Platform Rio+20: http://www.nprio2012.nl/

X Noot
6

VN Resolutie A/RES/64/236: http://www.uncsd2012.org/files/OD/ARES64236E.pdf

X Noot
7

De Kamerbrief Duurzaamheidsagenda oktober 2011: http://bit.ly/HYXqSk en bijlage: «Agenda Duurzaamheid; een groene groei-strategie voor Nederland» :http://bit.ly/pcUQBR

X Noot
8

Basisbrief OS: http://bit.ly/HqReyt

X Noot
9

Focusbrief OS: http://bit.ly/I4HjyS

X Noot
10

«Naar de top: de hoofdlijnen van het nieuwe bedrijfslevenbeleid»: http://bit.ly/dOqAk2 of «Naar de top: het bedrijvenbeleid in actie(s)»: http://bit.ly/Hin1rA

X Noot
11

Resilient People, Resilient Planet: A Future Worth Choosing, 30 January 2012, Addis Abeba, http://www.un.org/gsp/report

X Noot
12

Bolivarian Alliance for the Peoples of Our America, een samenwerkingsverband dat bestaat uit Antigua and Barbuda, Bolivië, Cuba, Dominica, Ecuador, Nicaragua, Saint Vincent and the Grenadines en Venezuela.

Naar boven