Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 maart 2012
In mijn brief van 17 februari jl. (Kamerstuk 32 201, nr. 36) gaf ik aan met een samenhangend pakket aan maatregelen te willen komen tot een redelijke
tegemoetkoming van de visserijbedrijven die zijn getroffen door de dioxineproblematiek.
Dit zonder daarbij een goudgerande regeling aan te bieden. Spoor 1 (terugbetaling
huurpenningen) is afgerond. Ook spoor 2 (tegemoetkoming kosten die niet terug te verdienen
zijn tijdens de huurperiode) is grotendeels afgerond. Over spoor 3 (tegemoetkoming
inkomstenverlies) gaf ik aan te verwachten u daarover op korte termijn te kunnen berichten.
Dat moment is nu aangebroken.
Er heeft een aantal gesprekken plaatsgevonden met een bestuurlijke vertegenwoordiging
van de getroffen visserijbedrijven. Het verheugt me u te kunnen melden dat we in goed
overleg tot een regeling zijn gekomen. Elk visserijbedrijf dat door het visverbod
niet meer op paling en/of wolhandkrab kan vissen, kan de tegemoetkoming aanvragen.
Op hoofdlijnen bestaat de tegemoetkoming uit 5 maal het netto resultaat dat het bedrijf
gemiddeld heeft behaald in de jaren 2009 en 2010 uit de vangst van aal en wolhandkrab
in de gebieden waar het vangstverbod geldt. Dit resultaat zal worden bepaald op basis
van de jaarstukken van de individuele bedrijven.
Ik ben van plan de regeling op grond waarvan de getroffen visserijbedrijven een aanvraag
kunnen doen, in de tweede helft van april open te stellen. Hiermee zal het gros van
de bedrijven in de zomer hun tegemoetkoming kunnen ontvangen. Dit kan uiteraard alleen
als de visserijbedrijven zelf ook voortvarend de benodigde gegevens aanleveren (voor
zover deze niet al zijn verstrekt in het kader van spoor 2).
In het kader van het Aalbeheerplan is gedurende 4 jaar voorzien in een gedeeltelijke
tegemoetkoming voor de 3 maanden sluiting. Het betreft hier een bedrag dat bedoeld
is om visserijbedrijven de kans te geven andere activiteiten te ontplooien. De hoogte
van de gedeeltelijke tegemoetkoming is afbouwend en wordt in 2012 voor de laatste
maal verstrekt.
De getroffen visserijbedrijven kunnen naast bovenstaande tegemoetkoming in spoor 3,
evenals dat zij dat konden in 2011, in 2012 een aanvraag indienen voor de tegemoetkoming
voor de driemaandelijkse sluiting.
Ik ben van mening dat met de manier waarop spoor 1 tot en met 3 is ingevuld, er een
reëel pakket ligt voor de getroffen vissers. Daarnaast heb ik u eerder laten weten
te zullen onderzoeken of ik nog een garantstellingsregeling ga openstellen (spoor
4). Nu ik met de invulling van de sporen 1 tot en met 3 een reëel totaalpakket kan
bieden, wil ik nader bezien of het openstellen van een garantstellingsregeling specifiek
voor de binnenvisserij nog noodzakelijk is specifiek voor deze groep van vissers.
De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker