32 201 Herziening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid

Nr. 36 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 februari 2012

Hierbij informeer ik u over de volgende zaken:

  • de uitkomst van de makreelonderhandelingen van de Kuststaten;

  • het EU-voorstel het haaienontvinnen te verbieden;

  • de zeebaars en het Ierse model;

  • de stand van zaken in de verschillende sporen in de dioxineproblematiek

  • (concept) onderhandelingsmandaten Kiribati en Madagaskar

  • stand van zaken onderhandelingsmandaat Marokko

Makreel onderhandelingen Kuststaten

In het overleg tussen de kuststaten Faeröer Eilanden, IJsland, Noorwegen en de Europese Unie (25–28 januari 2012, Bergen Noorwegen) is wederom geen akkoord bereikt. De standpunten van de partijen lagen nog te ver uiteen over het aandeel in de makreel TAC voor de Faeröer en IJsland. Van 14–17 februari wordt een nieuwe poging ondernomen in Reykjavik. Ik vind het van belang dat de vangstmogelijkheden voor de Europese Unie voor 2012 zo spoedig mogelijk bepaald en gepubliceerd worden in de TACen quotumverordening.

Haaienontvinverbod

Het voorstel van de Europese Commissie om het ontvinverbod te versimpelen en de derogatiemogelijkheid voor ontvinnen er uit te halen, kan zoals eerder aangegeven op mijn steun rekenen. Dit is een voorbeeld van vereenvoudiging en goed controleerbare regelgeving dat ook navolging verdient op andere terreinen zoals bijvoorbeeld het kabeljauwherstelplan. Ik heb dit aangegeven in de Raad en daarbij gewezen op het belang van een goede controle en naleving. Tevens heb ik de Europese Commissie gevraagd om in Regionale Beheersorganisaties (RFMO’s) actief voor een ontvinverbod voor derde landen te pleiten.

Zeebaars en het Ierse model

Op 2 februari heeft een goed gesprek plaatsgehad tussen mijn departement en vertegenwoordigers van Sportvisserij Nederland en IMARES over de zeebaars en het «Ierse model». IMARES trad in dit overleg tevens op als vertegenwoordiger van de kenniskring kleinschalige kustvisserij (hierin hebben ook beroepsmatige staandwantvissers en handlijnvissers zitting).

Met het «Ierse model» wordt gedoeld op de maatregelen die in Ierland enkele jaren geleden zijn getroffen op basis van onderzoek waaruit bleek dat de Ierse zeebaarspopulatie er slecht aan toe was. De beroepsvisserij op zeebaars is toen verboden en voor de sportvisserij is een baglimit (maximum aantal mee te nemen vissen) en een minimum aanlandingsmaat ingesteld. Inmiddels gaat het weer beter met de Ierse populatie.

Uit het overleg bleek dat er te weinig gegevens bekend zijn over de Nederlandse zeebaarspopulatie om duidelijke uitspraken te kunnen doen over de situatie van het bestand. Wel wordt in ICES verband onderzoek gedaan naar de zeebaars. Ook wil Sportvisserij Nederland zich inzetten om gezamenlijk met de kenniskring kleinschalige kustvisserij en de beroepsmatige handlijnvissers een verkenning op te zetten naar de toestand van de zeebaars. Ik wacht deze resultaten af.

Stand van zaken dioxineproblematiek

Zoals u eerder gemeld, wil ik met een samenhangend pakket aan maatregelen komen tot een redelijke tegemoetkoming van de visserijbedrijven die zijn getroffen door de dioxineproblematiek. Spoor 1 (terugbetaling huurpenningen) is afgerond. Ook spoor 2 (tegemoetkoming kosten die niet terug te verdienen zijn tijdens de huurperiode) is grotendeels afgerond. Er staan nog 9 dossiers open, waarvan in 4 dossiers nog geen rapport van het NIVRE is ontvangen, onder meer omdat de aanvrager nog informatie moet verstrekken. In 3 dossiers is een voorschot betaald maar nog geen einduitbetaling omdat bepaalde vragen moeten worden beantwoord. In 2 dossiers is een rapport ontvangen maar nog geen betaling verricht omdat nadere informatie is opgevraagd.

Over spoor 3 (tegemoetkoming inkomstenverlies) loopt overleg met een vertegenwoordiging van de getroffen vissers. Ik verwacht er met de sector uit te komen en heb goede hoop u uiterlijk begin maart hierover te kunnen berichten.

Kiribati

De Europese Commissie heeft een voorstel voor een onderhandelingsmandaat voor een nieuw protocol met Kiribati voorgelegd. Het akkoord met Kiribati is één van de drie in werking zijnde partnerschapsovereenkomsten in de Stille Oceaan. Franse, Spaanse en Portugese vaartuigen maken gebruik van het akkoord. Het betreft een zogenaamde tonijnovereenkomst, waarbij skipjacktonijn de belangrijkste soort is. Met de overeenkomst is jaarlijks een bedrag van € 0,4 mln gemoeid. Het conceptmandaat voldoet mijns inziens aan de eisen om te komen tot een duurzaam visserij-akkoord. Evenals als bij andere mandaten is gebeurd, zal ik vragen in de tekst een passage op te nemen over het belang van beheerplannen in het kader regionale managementorganisaties. De ex-post evaluatie is nog niet beschikbaar.

Ik ben voornemens in te stemmen met het mandaat, tenzij de uitkomst van de ex-post evaluatie leidt tot bezwaren.

Madagaskar

De Europese Commissie heeft een onderhandelingsmandaat voor een nieuw protocol in het kader van de visserpartnerschapsovereenkomst met Madagaskar voorgelegd. Het huidige protocol met Madagaskar loopt op 31 december 2012 af. Deze stelt de EU-vloot in de Indische Oceaan in staat migrerende tonijnsoorten te volgen op de trektocht door de wateren van Madagaskar.

Met de huidige overeenkomst is jaarlijks 1,2 miljoen euro gemoeid, waarvan tachtig procent is bestemd voor sectorondersteuning in Madagaskar. Vaartuigen uit Frankrijk, Spanje, Portugal en het Verenigd Koninkrijk hebben gebruik gemaakt van de visserijmogelijkheden. De vangst bestaat uit tropische tonijnsoorten, met name geelvintonijn en skipjacktonijn en in mindere mate grootoogtonijn en zwaardvisachtigen. Het beheer van deze soorten valt onder de verantwoordelijkheid van de Indian Ocean Tuna Commission (IOTC). Madagaskar heeft naast het EU-akkoord ook private akkoorden afgesloten met Japanse en Koreaanse ondernemingen.

Het conceptonderhandelingsmandaat dat ter tafel ligt voldoet mijns inziens aan de voorwaarden om te komen tot een duurzame partnerschapsovereenkomst. Zo moeten de vangstmogelijkheden worden afgestemd op de best beschikbare wetenschappelijke adviezen en is een verwijzing opgenomen naar het belang van beheer van de visbestanden in de regionale managementorganistatie.

Bovendien vereist het dat in het protocol een clausule wordt opgenomen over de consequenties van de schending van mensenrechten en democratische principes.

Dat laatste is van bijzonder belang, omdat de politieke situatie in Madagaskar aandacht vergt. Naar aanleiding van een staatsgreep in maart 2009 heeft de Europese Unie besloten de hulp aan Madagaskar op te schorten (conform artikel 96 van het Verdrag van Cotonou). Deze maatregelen zijn in december 2011 met een jaar verlengd. De betrokken politieke partijen in Madagaskar hebben een roadmap getekend om te komen tot een democratisch gekozen regering. De EU zal de betrekkingen met Madagaskar normaliseren wanneer deze roadmap is geïmplementeerd.

In deze fase van het proces is het wel passend om onderhandelingen met Madagaskar over een nieuw visserijprotocol te starten, maar of deze daadwerkelijk kunnen resulteren in een nieuwe overeenkomst hangt af van de politieke ontwikkelingen.

Stand van zaken onderhandelingsmandaat Marokko

In mijn brief van 13 januari jl. (21 501-32, nr. 564) heb ik u geïnformeerd over het ontwerp-onderhandelingsmandaat aan de Europese Commissie voor een visserijprotocol tussen de EU en Marokko. Ik heb daarbij aangegeven dat het ontwerp-mandaat grotendeels overeenkomt met voor mij belangrijke voorwaarden, maar dat ik op een drietal punten aanscherping wenselijk achtte. Inmiddels heeft een gekwalificeerde meerderheid van lidstaten zich geschaard achter een compromisvoorstel van het voorzitterschap.

In het mandaat is op mijn aandringen de noodzaak van het volgen van beheerplannen in relevante Regionale Visserijbeheerorganisaties opgenomen. Voor mijn voorstellen over de toepassing van het principe van Maximum Sustainable Yield (MSY) en het verhogen van de financiële bijdrage van de private sector was geen steun.

De Commissie en lidstaten waren van oordeel dat deze voorstellen vooruitlopen op de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid en derhalve hier niet opportuun zijn. Ten aanzien van de belangen van de Westelijke Sahara is op verzoek van een aantal lidstaten een zeer beperkte verwijzing in het mandaat opgenomen. Vanwege deze ontwikkelingen in de discussie heb ik mij bij de stemming over het compromis onthouden. Het mandaat wordt definitief aangenomen (met gekwalificeerde meerderheid) als A-punt in de Raad voor Vervoer, Telecom en Energie van 14 februari a.s.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

Naar boven