29 659 Evaluatie Staatsbosbeheer

Nr. 125 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 juni 2014

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken hebben enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over de brief van 22 april 2014 over het convenant met Staatsbosbeheer (Kamerstuk 29 659, nr. 123).

De op 27 mei 2014 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de Staatssecretaris bij brief van 24 juni 2014 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Hamer

De adjunct-griffier van de commissie, Van Bree

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

     
 

Vragen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen van de leden van de SP-fractie

3

 

Vragen van de leden van de CDA-fractie

3

 

Vragen van de leden van de D66-fractie

4

 

Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie

5

 

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

6

     

II

Antwoord/Reactie van de Staatssecretaris

7

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van Convenant tussen het Ministerie van Economische Zaken en Staatsbosbeheer, waarin de Staatssecretaris de afspraken met Staatsbosbeheer voor de aankomende vijf jaar bespreekt.

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat Staatsbosbeheer moet overgaan tot de verkoop van gronden. In het convenant wordt aangegeven dat Staatsbosbeheer de focus zal leggen op terreinen van landelijke en internationale betekenis. Biedt dit daarmee voldoende ruimte om gronden af te staan en te verkopen aan [markt]partijen? Deze leden willen graag een toelichting van de Staatssecretaris ontvangen, waarin zij uiteenzet wat de mogelijkheden van verkoop van gronden zijn. De leden van VVD-fractie lezen in het convenant, artikel 5.2 dat «grond voor Staatsbosbeheer onlosmakelijk verbonden is met de wettelijke taken» en dat «herverkaveling van gronden plaats kan vinden en grond aan derden in gebruik gegeven kan worden». Deze leden zijn van mening dat dit artikel impliceert dat niet alle grond onlosmakelijk verbonden is met de wettelijke taken en dat grond, die daarvoor niet strikt noodzakelijk is, zou moeten kunnen worden afgestoten. Deze leden vernemen graag van de Staatssecretaris, in volgorde van grootte, welke gronden hier voor in aanmerking komen. Tevens zouden zij graag een specificatie toevoegen aan artikel 5.2. te weten: «grond die niet strikt noodzakelijk is voor de doelstelling wordt afgestoten».De leden van de VVD-fractie constateren dat het convenant ruimte biedt voor Staatsbosbeheer om samenwerkingen aan te gaan. Is de Staatssecretaris bereid om in het convenant duidelijke kaders voor deze samenwerking tussen Staatsbosbeheer en andere terreinbeherende organisaties op te nemen? Zo nee, waarom niet? De leden van de VVD-fractie vernemen graag meer informatie over de nadere afspraken inzake de invulling van de taken van Staatsbosbeheer, zoals benoemd in artikel 4.3. De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele aanvullende vragen over de marktactiviteiten van Staatsbosbeheer. Uit openbare jaarverslagen van Staatsbosbeheer over de jaren 2009 tot en met 2012 blijkt dat Staatsbosbeheer een groeiende hoeveelheid hout bijkoopt dat niet uit eigen bos afkomstig is en voor biomassa geldt dat er contracten zijn afgesloten en de markt actief wordt verken, terwijl van eigen terrein maar een marginale hoeveelheid wordt geleverd. Kan de Staatssecretaris uiteenzetten hoe zich dit verhoudt met «soms bijkopen in verband met leveringszekerheid»? Kan de Staatssecretaris tevens aangeven hoe mogelijke oneerlijke concurrentie zal worden tegengegaan? Zullen er indien er sprake is van oneerlijke concurrentie maatregelen worden genomen? Zo nee, waarom niet?

Vragen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het Convenant met Staatsbosbeheer.

De leden van de SP-fractie vragen aan welke zaken gedacht wordt bij «de mogelijkheid, die Staatsbosbeheer als rechtspersoon heeft om -met inachtneming van artikel 8, tweede en derde lid, van de wet -bepaalde activiteiten onder te brengen in aparte rechtspersonen». Deze leden begrijpen dat de Staatssecretaris middels een verklaring van geen bezwaar voor verrichting andere werkzaamheden of voor het oprichten of mede-oprichten van rechtspersonen hier zeggenschap over houdt en willen graag weten welke invloed de Kamer hierop heeft en of en hoe de Kamer geïnformeerd wordt. De leden van de SP-fractie willen graag weten waar de grenzen liggen als over benutting wordt gesproken (duurzame grondstoffen, duurzame energie, andere economische functies). Hoe wordt duurzaam in dit kader gezien? Binnen welke grenzen en randvoorwaarden moeten economische functies blijven? Hoe wordt gegarandeerd dat dit niet ten kostte van natuur, landschap of publieksfuncties gaat? Deze leden zijn blij dat «Staatsbosbeheer waar mogelijk zijn terreinen open stelt voor het publiek» maar vragen of de toegankelijkheid hiermee ook gratis blijft. De leden van de SP-fractie lezen dat «Staatsbosbeheer streeft naar een jaarlijkse groei van het aandeel van deze inkomsten in de totale inkomsten» en vragen of hiermee niet impliciet het doel vastgesteld wordt dat 100 procent van de inkomsten van Staatsbosbeheer uiteindelijk uit de markt moeten komen. Tot hoe ver gaat dit? Waarom is niet gekozen voor een andere formulering in plaats van de formulering die de suggestie wekt dat uiteindelijk het grootste deel of het volledige deel uit de markt moet komen? In welke mate en hoe worden gronden ingezet ten behoeve van het verrichten van marktactiviteiten? De leden van de SP-fractie zijn blij dat Staatsbosbeheer niet concurreert met goede doelenorganisaties.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het Convenant tussen het Ministerie van Economische Zaken en Staatsbosbeheer. Ten aanzien van het convenant hebben deze leden nog vragen.

De leden van de CDA-fractie staan achter de vermaatschappelijking van Staatsbosbeheer. Volgens deze leden zou de natuur en Staatsbosbeheer dichtbij de maatschappij moeten staan. Uit het stuk «Staatsbosbeheer, een maatschappelijke onderneming» blijkt dat de Staatssecretaris eveneens Staatsbosbeheer dichter bij de gemeenschap en bij de markt plaatst. De leden van de CDA-fractie vragen echter hoe het convenant meer sturing geeft aan Staatsbosbeheer dan het stuk «Staatsbosbeheer, een maatschappelijke onderneming»? Uit het convenant blijkt naar de mening van deze leden bijvoorbeeld niet welke commerciële activiteiten van Staatsbosbeheer wel of niet wenselijk zijn. De vraag is of vermaatschappelijking hetzelfde inhoudt als Staatsbosbeheer zonder kader zelf zijn inkomsten laten generen. Hoe kijkt de Staatssecretaris hier tegenaan? In hoeverre gaan ruimte en richting geven samen? De leden van de CDA-fractie stellen vast dat aan Staatsbosbeheer veel ruimte wordt gegeven in het convenant om zijn maatschappelijke rol beter te vervullen. Het convenant lijkt meer op een visiestuk dan op een afspraak tussen partijen. Deze leden vragen of Staatsbosbeheer in de invulling van zijn vermaatschappelijking zal kiezen voor het belasten van bestaande faciliteiten in de natuur, zoals het gebruik van mountainbike- en ruiterpaden (Aanhangsel Handelingen II 2013–2014, nr. 1682), of voor het ontwikkelen van nieuwe activiteiten. Vormt het belasten van een bestaande voorziening de vermaatschappelijking, die de Staatssecretaris in gedachten heeft? Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris dit vraagstuk beziet. Dienaangaande vragen deze leden of de vermaatschappelijking van Staatsbosbeheer niet meer sturing behoeft dan een financiële prikkel, welke deze nu lijkt te zijn. Deze leden vragen aan de Staatssecretaris of zij een financiële prikkel voldoende acht om de vermaatschappelijking vorm te geven. Zij vernemen graag van de Staatssecretaris hoe zij op de hoogte wordt gehouden over de vermaatschappelijking van Staatsbosbeheer en hoe zij voornemens is hier sturing aan te geven. De leden van de CDA-fractie vragen of de bepaling van paragraaf 1, artikel 2 lid 4, inhoudt dat Staatsbosbeheer van plan is zijn grondportefeuille uit te breiden. Houdt deze bepaling ook in dat er andere gronden, die niet terreinen van landelijke en internationale betekenis versterken worden verkocht? De leden van de CDA-fractie vragen waarom de zeer bepalende afspraken van paragraaf 3, artikel 4 met generieke toestemming, zoals genoemd in lid 3, geen onderdeel vormt van het convenant. Deze leden vragen welke categorieën van afspraken hier bedoeld worden. Kan de Staatssecretaris inzage geven in de onderwerpen, waaraan zij voornemens is generieke toestemming te verlenen? Zou het mogelijk zijn om een limiterende lijst bij dit artikel te voegen over welke onderwerpen nog nadere toestemming verleend wordt? Tijdens het algemeen overleg Staatsbosbeheer in april 2014 gaf de Staatssecretaris aan dat Staatsbosbeheer soms toch hout mag inkopen ten aanzien van leveringszekerheid. Uit de jaarverslagen van Staatsbosbeheer blijkt dat Staatsbosbeheer ook steeds meer hout aankoopt om door te verkopen (27.000 ton) in 2012. Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris waarborgt dat een overheidspartij, zoals Staatsbosbeheer, door oneigenlijke concurrentie geen andere marktpartijen verdringt. Zij vragen of de Staatssecretaris op de hoogte is van de gewijzigde wettelijk kaders markt en overheid, die van kracht gaan per 1 juli 2014? Is de Staatssecretaris zich ervan bewust dat nu de bewijslast geheel bij Staatsbosbeheer ligt? Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris de aankoop van hout door Staatsbosbeheer begrenst?

Vragen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Convenant met Staatsbosbeheer dat de Staatssecretaris van Economische Zaken heeft toegestuurd. Er is al meerdere malen in de Kamer gesproken over de toekomst van Staatsbosbeheer.

De leden van de D66-fractie lezen in het convenant dat er wordt ingezet op de ontwikkeling tot een maatschappelijke organisatie. Deze leden onderschrijven deze mogelijkheden, maar hebben vragen over de overgang. Het is van belang dat het Rijk betrokken blijft bij de ontwikkeling van Staatsbosbeheer en zijn taken met betrekking tot natuurbeheer, zodat dit zorgvuldig gebeurt. Wat zal de precieze rol zijn van het Rijk ten opzichte van Staatsbosbeheer in de komende vijf jaar dat het convenant van kracht zal zijn? De leden van de D66-fractie lezen in het convenant dat Staatsbosbeheer zich verder ontwikkelt als drager van natuur met nationaal en internationaal belang. Betekent dit dat de grensoverschrijdende samenwerking tussen natuur(parken) wordt versterkt? Zo ja, hebben de provincies of het Rijk hier een trekkende rol in? In de aangenomen motie van de leden Van Veldhoven en Jacobi (Kamerstuk 33 750 XIII, nr. 61) wordt de regering opgeroepen tot het verhogen van de kwaliteit en toegankelijkheid van de nationale parken. In het convenant wordt het nationale en internationale belang van de Nederlandse natuur onderstreept. De leden van de D66-fractie vragen of Staatsbosbeheer, als beheerder van meerdere nationale parken, middels het convenant zal bijdragen aan de uitvoering van deze motie. De leden van de D66-fractie lezen in paragraaf 3 «ruimte voor ondernemen» dat Staatsbosbeheer elk jaar zijn inkomsten moet vergroten. Hoe wordt voorkomen dat Staatsbosbeheer natuur dat het in beheer heeft moet verkopen om te voldoen aan deze eis? De verkoop van hout voor biomassaproductie is een van de mogelijkheden van economische activiteiten door Staatsbosbeheer. De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris hoe wordt voorkomen dat de verkoop van de biomassa zal leiden tot oneigenlijke concurrentie in de binnenlandse biomassamarkt. Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe gegarandeerd wordt dat de hoogwaardige biomassa dat door Staatsbosbeheer verkocht wordt ook voor hoogwaardige doeleinden wordt ingezet. Staatsbosbeheer is afgelopen jaren geconfronteerd met bijkomende taken als illegale dumping en het in dienst nemen van werknemers die onder de Wet sociale werkvoorziening (WSW) vallen. De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris hoe vastgelegd wordt wat de kerntaken van Staatsbosbeheer worden en hoe eventuele bijkomende taken gefinancierd kunnen worden. Deze leden lezen in het convenant dat er een jaarplan zal gemaakt worden tussen de Minister van Economische Zaken en de directeur van Staatsbosbeheer. Wanneer in het jaar wordt de Kamer op de hoogte gesteld van de hoogte van de jaarlijks vastgestelde begroting?

Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het Convenant tussen het Ministerie van Economische Zaken en Staatsbosbeheer. Deze leden hebben hierbij enkele opmerkingen en vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat Staatsbosbeheer naast het beheer van natuurlijk erfgoed ook een forse opgave heeft om met zijn terreinen te ondernemen en meer private financiering aan te trekken en daarnaast de maatschappelijke betrokkenheid te vergroten. Sinds de publicatie van het rapport «Ruimte in het bos!» in 2009, maar ook daarvoor al, wordt hierover gesproken. Destijds zagen de verschillende bewindslieden en ook de evaluatiecommissie echter geen aanleiding tot een wijziging van de aansturingsrelatie of de positionering. De afgelopen jaren hebben deze leden echter kunnen constateren dat de marktgerichtheid en vermaatschappelijking van Staatsbosbeheer soms moeizaam van de grond komen. De leden van de ChristenUnie-fractie hebben dan ook gepleit voor meer ruimte voor Staatbosbeheer om de verschillende opgaven goed in te vullen. Deze leden vragen de Staatssecretaris om aan te geven wat de verschillen zijn tussen het sturingsarrangement uit 2009 en het concept-convenant. Op welke concrete punten krijgt Staatsbosbeheer meer ruimte? Deze leden vragen de Staatssecretaris tevens concreet aan te geven hoe Staatsbosbeheer geholpen is met de nieuwe Wet Markt en Overheid en op welke punten eventueel nog onduidelijkheid kan ontstaan over de marktactiviteiten van Staatsbosbeheer. Is de nu voorgestelde positionering van Staatsbosbeheer het eindplaatje of is het denkbaar dat in overleg met Staatsbosbeheer hierin verdere ontwikkeling plaatsvindt om de marktgerichtheid en vermaatschappelijking meer ruimte te geven? In artikel 4, lid 1 van het convenant lezen de leden van de ChristenUnie-fractie dat Staatsbosbeheer streeft naar een jaarlijkse groei van het aandeel van inkomsten uit de markt in de totale inkomsten. Deze leden vragen of en welke doelstellingen hieraan gekoppeld zijn. Hoe groot moet het aandeel inkomsten uit de markt in 2020 bijvoorbeeld zijn? In artikel 6, lid 1 staat: «Staatsbosbeheer concurreert niet met goede doelenorganisaties, maar streeft naar financiële ondersteuning van projecten met bijdragen van particulieren en bedrijven. Dit valt onder dezelfde voorwaarden als andere terreinbeherende organisaties. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de Staatssecretaris ervoor wil zorgen dat er geen concurrentie plaatsvindt, maar dat de verschillende organisaties elkaar versterken. Is het denkbaar dat het huidige convenant in de toekomst herzien wordt om aan deze gezamenlijke inzet van de organisaties meer ruimte te bieden? Hoe moet de financiële ondersteuning van projecten met bijdragen van particulieren en bedrijven in de praktijk vorm krijgen? De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het convenant niet duidelijk is op het punt hoe de samenwerking met andere terreinbeherende organisaties, zoals Natuurmonumenten en de provinciale landschappen, in de praktijk gestalte moet krijgen. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe zij de samenwerking voor zich ziet? De leden van de ChristenUnie-fractie hebben een specifieke vraag over de aankoop van hout en biomassa. Kan de staatsecretaris aangeven in hoeverre Staatsbosbeheer hout en biomassa mag bijkopen dat niet uit eigen bos afkomstig is en hoe in dit geval marktverstoring wordt voorkomen? Deze leden lezen dat Staatsbosbeheer met zijn terreinen meer synergie gaat zoeken met andere maatschappelijke opgaven, bijvoorbeeld op het gebied van waterveiligheid en gezondheidszorg. Zij vernemen graag of Staatsbosbeheer een plan heeft voor verdere vermaatschappelijking met concrete doelstellingen. Hoe wordt gemonitord of de vermaatschappelijking voldoende oplevert? Hoe ziet de Staatssecretaris haar rol bij het sturen op vermaatschappelijking? Een belangrijke aanbeveling uit het rapport «Ruimte in het bos!» uit 2009 was de versterking van de positie van de Raad van Toezicht. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe deze aanbeveling is uitgevoerd, in hoeverre de positie van de Raad van Toezicht in de afgelopen jaren is versterkt en welke rol de Staatssecretaris ziet voor de Raad van Toezicht bij de uitvoering van het convenant?

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van het convenant dat de Staatssecretaris van Economische Zaken voornemens is te sluiten met Staatsbosbeheer.

Deze leden willen daar een aantal opmerkingen over maken en vragen over stellen.

Allereerst wijzen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie erop dat de grote opgave, die Nederland heeft om natuur te herstellen en te behouden, zich niet verhoudt tot de enorme bezuiniging op het natuurbudget. Kritisch volgen en waar nodig bijsturen van beleid is altijd de plicht van bestuurders, beleidsmakers en volksvertegenwoordigers, maar de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren maken met klem bezwaar tegen de suggestie dat de natuur in Nederland vooral te lijden heeft gehad van het natuurbeschermingsbeleid, de natuurbeschermingswetten en de manier waarop beide zijn uitgevoerd en geïmplementeerd. De natuur is vergaand aangetast door vervuiling en versnippering, niet door het goede werk van natuurbeschermers. Kan de Staatssecretaris dat luid en duidelijk bevestigen? In de tweede plaats zijn de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren bezorgd over de prioritering van het natuurbelang in het zich ontwikkelende beleid, waar het voorliggende convenant een van de illustraties van is. Deze leden vragen f of het belang van behoud, herstel en bescherming van de natuur wel leidend is in het beleid van de Staatssecretaris, waar zij spreekt over private financiering en het vergroten van maatschappelijke betrokkenheid. Kan de Staatssecretaris daar duidelijkheid over verschaffen? Welke criteria hanteert zij en op welke wijze kan zij zelf, maar ook de Kamer, monitoren of het natuurbelang niet in het gedrang komt en de Nederlandse natuur geleidelijk aan degradeert tot een veredeld pretpark waar vooral geld aan moet kunnen worden verdiend? Hoe borgt de Staatssecretaris de bescherming van de intrinsieke waarde van de natuur met het door haar voorgestelde beleid, meer specifiek in het voorliggende convenant? Hoe borgt zij bij de decentralisatie van natuurbeleid dat de natuurdoelen, waar internationale afspraken over zijn gemaakt, gehaald kunnen worden en op welke wijze voorziet het convenant daarin? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren maken zich hier grote zorgen over en krijgen graag nadere toelichting van de Staatssecretaris over de uitwerking van het voorstelde beleid in het licht van de genoemde internationale afspraken voor herstel en behoud van de natuur in Nederland.

II Antwoord van de Staatssecretaris

Vragen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het convenant tussen het Ministerie van Economische Zaken en Staatsbosbeheer, waarin de Staatssecretaris de afspraken met Staatsbosbeheer voor de aankomende vijf jaar bespreekt.

Vraag

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat Staatsbosbeheer moet overgaan tot de verkoop van gronden. In het convenant wordt aangegeven dat Staatsbosbeheer de focus zal leggen op terreinen van landelijke en internationale betekenis. Biedt dit daarmee voldoende ruimte om gronden af te staan en te verkopen aan [markt]partijen? Deze leden willen graag een toelichting van de Staatssecretaris ontvangen, waarin zij uiteenzet wat de mogelijkheden van verkoop van gronden zijn. De leden van VVD-fractie lezen in het convenant, artikel 5.2 dat «grond voor Staatsbosbeheer onlosmakelijk verbonden is met de wettelijke taken» en dat «herverkaveling van gronden plaats kan vinden en grond aan derden in gebruik gegeven kan worden». Deze leden zijn van mening dat dit artikel impliceert dat niet alle grond onlosmakelijk verbonden is met de wettelijke taken en dat grond, die daarvoor niet strikt noodzakelijk is, zou moeten kunnen worden afgestoten. Deze leden vernemen graag van de Staatssecretaris, in volgorde van grootte, welke gronden hier voor in aanmerking komen. Tevens zouden zij graag een specificatie toevoegen aan artikel 5.2. te weten: «grond die niet strikt noodzakelijk is voor de doelstelling wordt afgestoten».

Antwoord

Over dit onderwerp heb ik eerder uitvoerig met uw Kamer gesproken, naar aanleiding van de aanvankelijk beoogde verkoop van gronden buiten de Ecologische Hoofdstructuur, ter invulling van de ontvangstentaakstelling van € 100 mln voor Staatsbosbeheer. In mijn brief van 28 januari 2014 heb ik u laten weten deze taakstelling op een andere wijze in te willen vullen (Kamerstuk 29 659, nr. 122). Daarmee is de verkoop van gronden van Staatsbosbeheer geen doelstelling meer van het beleid. De door deze leden voorgestelde aanvulling op artikel 5.2 van het convenant zal ik dan ook niet overnemen.

Dit betekent echter niet dat nooit meer grond van Staatsbosbeheer kan worden verkocht. Voor het versterken en/of vergroten van natuurgebieden elders, waarmee de effectiviteit van het beheer wordt verhoogd, kan verkoop van gronden of het overdragen van het beheer aan anderen nog steeds aan de orde zijn. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van ruilingen met andere terreinbeherende organisaties of particulieren. Verkoop van gronden door Staatsbosbeheer is echter geen doel op zichzelf, net zomin als aankoop dat is. Aan- en verkoop moeten altijd dienstig zijn aan de beoogde (natuur)doelstellingen.

In de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer is geregeld dat iedere verkoop van grond mijn instemming vereist (beleidstoets) en die van de Minister van Financiën (prijstoets). Dit blijft ongewijzigd. Uit artikel 4, derde lid, van het convenant blijkt bovendien dat ik een generiek kader wil afspreken met Staatsbosbeheer voor grondverkoop. Ik denk daarbij aan de aanstaande verkoop van de erfpachtpercelen op de Waddeneilanden en gronden die nodig zijn voor infrastructurele projecten, waar anders onteigening dreigt.

Vraag

De leden van de VVD-fractie constateren dat het convenant ruimte biedt voor Staatsbosbeheer om samenwerkingen aan te gaan. Is de Staatssecretaris bereid om in het convenant duidelijke kaders voor deze samenwerking tussen Staatsbosbeheer en andere terreinbeherende organisaties op te nemen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Een dergelijke samenwerking juich ik toe, zoals ik tijdens het Algemeen Overleg Staatsbosbeheer op 5 maart 2014 heb gezegd (Kamerstuk 29 659, nr. 124). Ik constateer dat de samenwerking van onderop, vanuit de terreinbeherende organisaties, steeds meer vorm begint te krijgen. Dit proces verstoren door van bovenop een kader op te leggen -als dat al zou kunnen- zal mogelijk een averechts effect hebben. Het opnemen van afspraken hierover in het convenant lijkt mij daarom niet wenselijk. Ik volg de in gang gezette samenwerking tussen de terreinbeherende organisaties met veel belangstelling.

Vraag

De leden van de VVD-fractie vernemen graag meer informatie over de nadere afspraken inzake de invulling van de taken van Staatsbosbeheer, zoals benoemd in artikel 4.3.

Antwoord

Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de hierboven reeds genoemde generieke goedkeuring voor categorieën bij vervreemding of een verklaring van geen bezwaar voor het (mede-)oprichten van rechtspersonen. Zoals in dit artikel staat vermeld, worden hierover binnen drie maanden na inwerkingtreding van het convenant nadere afspraken gemaakt.

Vraag

De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele aanvullende vragen over de marktactiviteiten van Staatsbosbeheer. Uit openbare jaarverslagen van Staatsbosbeheer over de jaren 2009 tot en met 2012 blijkt dat Staatsbosbeheer een groeiende hoeveelheid hout bijkoopt dat niet uit eigen bos afkomstig is en voor biomassa geldt dat er contracten zijn afgesloten en de markt actief wordt verkend, terwijl van eigen terrein maar een marginale hoeveelheid wordt geleverd. Kan de Staatssecretaris uiteenzetten hoe zich dit verhoudt met «soms bijkopen in verband met leveringszekerheid»? Kan de Staatssecretaris tevens aangeven hoe mogelijke oneerlijke concurrentie zal worden tegengegaan? Zullen er indien er sprake is van oneerlijke concurrentie maatregelen worden genomen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Ik constateer dat dit onderwerp zich al vele jaren in de belangstelling van de Kamer mag verheugen. Er zijn onderzoeken naar geweest en er zijn rechtszaken over gevoerd die als uitkomst hadden dat oneerlijke concurrentie niet is aangetoond.

Het ondernemen door overheidsbedrijven, zoals Staatsbosbeheer, ligt gevoelig en dat begrijp ik goed. De commerciële activiteiten van Staatsbosbeheer worden ingekaderd door de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer en door de Mededingingswet. De Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer stelt dat Staatsbosbeheer andere werkzaamheden kan uitvoeren dan de wettelijke beheerstaken (zoals omschreven in artikel 3, eerste lid) mits deze taken daar wel mee samenhangen, er geen oneerlijke concurrentie plaats vindt en deze taken tegen ten minste kostendekkende prijzen worden verricht.

De uitvoering van commerciële activiteiten door Staatsbosbeheer valt daarnaast onder de reikwijdte van Hoofdstuk 4b van de Mededingingswet, dat betrekking heeft op overheden en overheidsbedrijven. Artikel 25i in dat hoofdstuk vereist – evenals de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer – dat als Staatsbosbeheer economische activiteiten verricht, het de afnemers van een product of dienst ten minste de integrale kosten van dat product of die dienst in rekening brengt. In het derde lid van dat artikel en in het Besluit markt en overheid zijn nadere regels gesteld over de kostendoorberekening. Staatsbosbeheer moet ten overstaan van de Autoriteit Consument en Markt kunnen aantonen dat het aan deze regels heeft voldaan. Ook stelt de Mededingingswet specifieke regels ter voorkoming van ongerechtvaardigde bevoordeling van ondernemingen waarin bestuursorganen – in casu Staatsbosbeheer – deelnemen (artikel 25j). Ook in dat verband geldt het principe van integrale kostendoorberekening, zoals uitgewerkt in het Besluit markt en overheid (artikel 10), alsook een verbod op het toestaan van het gebruik door de desbetreffende onderneming van de naam en het beeldmerk van Staatsbosbeheer (artikel 25) en het verbod op de toekenning van subsidies aan de desbetreffende onderneming waar niet-overheidsbedrijven niet voor in aanmerking komen (artikel 9 Besluit markt en overheid).

Het is de Raad van Toezicht van Staatsbosbeheer die hier op toeziet. Ook de Autoriteit Consument en Markt (ACM) houdt toezicht op de vrije mededinging en kan indien nodig ingrijpen. Ik ga er vanuit dat Staatsbosbeheer binnen deze wettelijke kaders opereert.

De stelling van deze leden dat Staatsbosbeheer in toenemende mate hout bijkoopt en van eigen terreinen slechts een marginale hoeveelheid levert, is niet juist. Over 2012 heeft Staatsbosbeheer 344.480 m3 hout uit eigen productie geleverd en 36.131 m3 ingekocht; dat is 9,5% van het totale volume. Voor 2013 bedroeg de eigen productie 346.873 m3 hout terwijl de inkoop 30.568 m3 was; dit is 8% van het totale volume. Voor 2014 zijn de cijfers nog niet bekend. Wel is het contractvolume dat aan het begin van het jaar is aangegaan, iets naar beneden bijgesteld. Zoals in het Algemeen Overleg gemeld, ben ik van mening dat Staatsbosbeheer, in lijn met het regeerakkoord, de ruimte moet krijgen om meer geld uit de markt te genereren. Ik ben dan ook niet bereid nieuwe beperkingen op te leggen, anders dan de hierboven bedoelde wettelijke kaders.

Vragen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het convenant met Staatsbosbeheer.

Vraag

De leden van de SP-fractie vragen aan welke zaken gedacht wordt bij «de mogelijkheid, die Staatsbosbeheer als rechtspersoon heeft om -met inachtneming van artikel 8, tweede en derde lid, van de wet -bepaalde activiteiten onder te brengen in aparte rechtspersonen». Deze leden begrijpen dat de Staatssecretaris middels een verklaring van geen bezwaar voor verrichting andere werkzaamheden of voor het oprichten of mede-oprichten van rechtspersonen hier zeggenschap over houdt en willen graag weten welke invloed de Kamer hierop heeft en of en hoe de Kamer geïnformeerd wordt.

Antwoord

De mogelijkheden voor de (mede-) oprichting van rechtspersonen door Staatsbosbeheer en het daar onderbrengen van activiteiten zijn niet nieuw. Deze zijn geregeld in de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer, die voorschrijft dat dit niet kan zonder mijn instemming (artikel 8, derde lid). In het convenant is opgenomen dat mijn bevoegdheden hiertoe zoveel mogelijk via een algemeen kader worden ingevuld.

Uw Kamer heeft geen instemmingsbevoegdheid met betrekking tot het (mede-) oprichten van rechtspersonen door Staatsbosbeheer. Staatsbosbeheer legt in zijn jaarstukken wel verantwoording af over de activiteiten en de omzetcijfers van de (mede-) opgerichte rechtspersonen. Ik stuur deze stukken jaarlijks toe aan de Staten-Generaal.

Vraag

De leden van de SP-fractie willen graag weten waar de grenzen liggen als over benutting wordt gesproken (duurzame grondstoffen, duurzame energie, andere economische functies). Hoe wordt duurzaam in dit kader gezien? Binnen welke grenzen en randvoorwaarden moeten economische functies blijven? Hoe wordt gegarandeerd dat dit niet ten kostte van natuur, landschap of publieksfuncties gaat?

Antwoord

Deze randvoorwaarden worden gevormd door de primaire taken van Staatsbosbeheer, zoals omschreven in artikel 3 van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer. Zo mag het vergroten van de houtoogst niet ten koste gaan van de biodiversiteit. In de praktijk blijkt dat in veel gebieden meer houtoogst heel goed kan plaatsvinden met behoud van biodiversiteit. Staatsbosbeheer heeft, om duurzame instandhouding van het bos te waarborgen, wel een bovengrens gesteld.

Vraag

Deze leden zijn blij dat «Staatsbosbeheer waar mogelijk zijn terreinen open stelt voor het publiek», maar vragen of de toegankelijkheid hiermee ook gratis blijft.

Antwoord

Dat kan ik bevestigen. Staatsbosbeheer is niet voornemens toegang te heffen voor bezoek aan zijn gebieden. Ook wil Staatsbosbeheer het basisgebruik – wandelen en fietsen – gratis toegankelijk houden.

Vraag

De leden van de SP-fractie lezen dat «Staatsbosbeheer streeft naar een jaarlijkse groei van het aandeel van deze inkomsten in de totale inkomsten» en vragen of hiermee niet impliciet het doel vastgesteld wordt dat 100 procent van de inkomsten van Staatsbosbeheer uiteindelijk uit de markt moeten komen. Tot hoe ver gaat dit? Waarom is niet gekozen voor een andere formulering in plaats van de formulering die de suggestie wekt dat uiteindelijk het grootste deel of het volledige deel uit de markt moet komen? In welke mate en hoe worden gronden ingezet ten behoeve van het verrichten van marktactiviteiten?

Antwoord

Een substantieel deel van het voor natuur benodigde geld zal nooit door private middelen zijn op te brengen, omdat daar vanuit de markt geen belangstelling voor is. Dit deel zal dus altijd met publieke middelen moeten worden bekostigd.

In het convenant wordt de ambitie vastgelegd het aandeel private financiering wel te verhogen. We hebben er bewust voor gekozen ons hierbij niet vast te leggen op een percentage, om Staatsbosbeheer optimaal de ruimte te geven meer geld uit de markt te halen en de mogelijkheden en de instrumenten daartoe te verkennen. Bij de evaluatie over vijf jaar zal worden bezien wat hiervan de resultaten zijn.

In het convenant is opgenomen dat Staatsbosbeheer, met inachtneming van zijn wettelijke taakopdracht, gronden kan inzetten voor het verrichten van marktactiviteiten. In welke mate en op welke wijze dit gebeurt, zal de komende jaren uit de praktijk moeten blijken.

De leden van de SP-fractie zijn blij dat Staatsbosbeheer niet concurreert met goede doelenorganisaties.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het convenant tussen het Ministerie van Economische Zaken en Staatsbosbeheer. Ten aanzien van het convenant hebben deze leden nog vragen.

Vraag

De leden van de CDA-fractie staan achter de vermaatschappelijking van Staatsbosbeheer. Volgens deze leden zou de natuur en Staatsbosbeheer dichtbij de maatschappij moeten staan. Uit het stuk «Staatsbosbeheer, een maatschappelijke onderneming» blijkt dat de Staatssecretaris eveneens Staatsbosbeheer dichter bij de gemeenschap en bij de markt plaatst. De leden van de CDA-fractie vragen echter hoe het convenant meer sturing geeft aan Staatsbosbeheer dan het stuk «Staatsbosbeheer, een maatschappelijke onderneming»? Uit het convenant blijkt naar de mening van deze leden bijvoorbeeld niet welke commerciële activiteiten van Staatsbosbeheer wel of niet wenselijk zijn.

Antwoord

Ik ben blij dat de leden van de CDA-fractie achter de vermaatschappelijking van Staatsbosbeheer staan en net als het kabinet voorstander zijn van meer activiteiten in zowel markt als maatschappij. Het convenant is een concrete invulling van de in de notitie vervatte visie op de positie van Staatsbosbeheer. Daarnaast gaat het convenant vooral in op de sturingsrelatie tussen het Rijk en Staatsbosbeheer en is de reikwijdte van de notitie breder. De leden constateren terecht dat in het convenant niet is beschreven welke commerciële activiteiten Staatsbosbeheer wel en niet kan uitoefenen. Dat is een bewuste keuze. Ik wil Staatsbosbeheer de ruimte geven om de mogelijkheden om meer geld uit de markt te halen te verkennen en in de praktijk te brengen. Daarbij past het niet om op voorhand blokkades op te werpen over de aard van marktactiviteiten, zolang maar wordt voldaan aan de wettelijke kaders en zolang de activiteiten geen afbreuk doen aan de primaire taken van Staatsbosbeheer. Zie ook het antwoord op vragen van de leden van de SP-fractie. Wel worden in het convenant de condities beschreven die Staatsbosbeheer nodig heeft om in de markt te kunnen opereren.

Vraag

De vraag is of vermaatschappelijking hetzelfde inhoudt als Staatsbosbeheer zonder kader zelf zijn inkomsten laten generen. Hoe kijkt de Staatssecretaris hier tegenaan? In hoeverre gaan ruimte en richting geven samen? De leden van de CDA-fractie stellen vast dat aan Staatsbosbeheer veel ruimte wordt gegeven in het convenant om zijn maatschappelijke rol beter te vervullen. Het convenant lijkt meer op een visiestuk dan op een afspraak tussen partijen.

Antwoord

Meer maatschappelijke betrokkenheid en meer private financiering zijn twee aparte doelstellingen die elkaar wel kunnen overlappen en elkaar ook kunnen versterken. Anders dan deze leden veronderstellen zijn aan het meer genereren van eigen middelen wel degelijk kaders verbonden. Deze worden onder andere gevormd door de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer, de Mededingingswet en het voorliggende convenant. Deze kaders beogen zowel ruimte te bieden als richting te geven. Het convenant bevat inderdaad de visie op de toekomstige positie van Staatsbosbeheer, vertaald in een aantal concrete afspraken.

Vraag

Deze leden vragen of Staatsbosbeheer in de invulling van zijn vermaatschappelijking zal kiezen voor het belasten van bestaande faciliteiten in de natuur, zoals het gebruik van mountainbike- en ruiterpaden (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 1682), of voor het ontwikkelen van nieuwe activiteiten. Vormt het belasten van een bestaande voorziening de vermaatschappelijking, die de Staatssecretaris in gedachten heeft? Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris dit vraagstuk beziet.

Antwoord

In antwoord op schriftelijke vragen van de leden Geurts en Bruins Slot heb ik u laten weten dat Staatsbosbeheer ernaar streeft de basisinfrastructuur voor wandelen en fietsen vrij toegankelijk te houden en ten aanzien van de meer specifieke vormen van recreatie, zoals gebruik door ruiters en mountainbikers, met vertegenwoordigers van deze gebruikers verkent hoe gebruik, beheer en onderhoud van deze voorzieningen in de toekomst het beste georganiseerd kunnen worden (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 1682). Deze ontwikkeling, die zowel raakt aan maatschappelijke betrokkenheid als meer private financiering, past goed in de positie van Staatsbosbeheer die ik beoog.

Vraag

Dienaangaande vragen deze leden of de vermaatschappelijking van Staatsbosbeheer niet meer sturing behoeft dan een financiële prikkel, welke deze nu lijkt te zijn. Deze leden vragen aan de Staatssecretaris of zij een financiële prikkel voldoende acht om de vermaatschappelijking vorm te geven. Zij vernemen graag van de Staatssecretaris hoe zij op de hoogte wordt gehouden over de vermaatschappelijking van Staatsbosbeheer en hoe zij voornemens is hier sturing aan te geven.

Antwoord

Ik ben niet van mening dat vermaatschappelijking meer sturing behoeft. De huidige kaders geven naar mijn mening voldoende sturing en bieden Staatsbosbeheer tegelijkertijd de benodigde ruimte. Bovendien voorziet het convenant in (minimaal) een jaarlijks gesprek tussen Staatsbosbeheer en de Staatssecretaris van Economische Zaken. In dit gesprek wordt de ontwikkeling van de vermaatschappelijking besproken (artikel 7, tweede lid, van het convenant) en indien nodig bijgestuurd.

Vraag

De leden van de CDA-fractie vragen of de bepaling van paragraaf 1, artikel 2 lid 4, inhoudt dat Staatsbosbeheer van plan is zijn grondportefeuille uit te breiden. Houdt deze bepaling ook in dat er andere gronden, die niet terreinen van landelijke en internationale betekenis versterken worden verkocht? De leden van de CDA-fractie vragen waarom de zeer bepalende afspraken van paragraaf 3, artikel 4 met generieke toestemming, zoals genoemd in lid 3, geen onderdeel vormt van het convenant. Deze leden vragen welke categorieën van afspraken hier bedoeld worden. Kan de Staatssecretaris inzage geven in de onderwerpen, waaraan zij voornemens is generieke toestemming te verlenen? Zou het mogelijk zijn om een limiterende lijst bij dit artikel te voegen over welke onderwerpen nog nadere toestemming verleend wordt?

Antwoord

Zoals gemeld in antwoord op vragen van de leden van de VVD-fractie is aankoop noch verkoop van gronden een doel op zichzelf voor Staatsbosbeheer. Aan- en verkoop van grond, bijvoorbeeld in de vorm van ruilingen, moeten altijd dienstig zijn aan de taakopdracht van Staatsbosbeheer, bijvoorbeeld door het vergroten van de effectiviteit van het beheer.

De bepaling in artikel 4, derde lid, van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer (goedkeuring vervreemding objecten) komt niet terug in het convenant, omdat deze al in de wet zelf staat.

Voor het antwoord op de vraag welke categorieën afspraken worden beoogd met de in het convenant genoemde generieke toestemming, verwijs ik deze leden naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie hierover.

Het nu vastleggen van een limitatieve lijst met onderwerpen waarvoor nadere toestemming nodig is acht ik niet wenselijk gelet op de benodigde flexibiliteit en ook niet nodig. Uitgangspunt is en blijft dat voor alle vervreemdingen toestemming nodig is van de Staatssecretaris van Economische Zaken (beleidsmatig) en van de Minister van Financiën (financieel). Dit vloeit voort uit de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer en deze wettelijke bepalingen wijzigingen niet. Uitgangspunt van het convenant is deze toestemming in sommige situaties een generiek karakter te geven. Overigens vereist dit aspect in het convenant nog nadere uitwerking. Daarom is in artikel 4, derde lid, van het convenant bepaald dat hierover binnen drie maanden na inwerkingtreding van het convenant nadere afspraken worden gemaakt.

Vraag

Tijdens het algemeen overleg Staatsbosbeheer in april 2014 gaf de Staatssecretaris aan dat Staatsbosbeheer soms toch hout mag inkopen ten aanzien van leveringszekerheid. Uit de jaarverslagen van Staatsbosbeheer blijkt dat Staatsbosbeheer ook steeds meer hout aankoopt om door te verkopen (27.000 ton) in 2012. Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris waarborgt dat een overheidspartij, zoals Staatsbosbeheer, door oneigenlijke concurrentie geen andere marktpartijen verdringt. Zij vragen of de Staatssecretaris op de hoogte is van de gewijzigde wettelijk kaders markt en overheid, die van kracht gaan per 1 juli 2014? Is de Staatssecretaris zich ervan bewust dat nu de bewijslast geheel bij Staatsbosbeheer ligt? Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris de aankoop van hout door Staatsbosbeheer begrenst?

Antwoord

Voor het antwoord op de vragen over de houtmarkt verwijs ik deze leden naar het antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie.

Een wijziging van het wettelijke kader voor markt en overheid per 1 juli 2014 is mij niet bekend. Per 1 juli is een wijziging beoogd van de Mededingingswet als gevolg van inwerkingtreding van de Stroomlijningswet Autoriteit Consument en Markt (Kamerstukken 33 622), maar deze wijziging, die op dit moment aanhangig is bij de Eerste Kamer, heeft geen betrekking op markt en overheid.

Vragen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het convenant met Staatsbosbeheer dat de Staatssecretaris van Economische Zaken heeft toegestuurd. Er is al meerdere malen in de Kamer gesproken over de toekomst van Staatsbosbeheer.

Vraag

De leden van de D66-fractie lezen in het convenant dat er wordt ingezet op de ontwikkeling tot een maatschappelijke organisatie. Deze leden onderschrijven deze mogelijkheden, maar hebben vragen over de overgang. Het is van belang dat het Rijk betrokken blijft bij de ontwikkeling van Staatsbosbeheer en zijn taken met betrekking tot natuurbeheer, zodat dit zorgvuldig gebeurt. Wat zal de precieze rol zijn van het Rijk ten opzichte van Staatsbosbeheer in de komende vijf jaar dat het convenant van kracht zal zijn?

Antwoord

Ik ben verheugd te merken dat de leden van de D66-fractie de ontwikkeling van Staatsbosbeheer naar een maatschappelijke organisatie onderschrijven. De stelling van deze leden, dat het van belang is dat het Rijk betrokken blijft bij de ontwikkeling van Staatsbosbeheer, onderschrijf ik. Mede daarom blijft Staatsbosbeheer bij de rijksoverheid gepositioneerd.

De rol van het Rijk staat beschreven in het convenant, in aanvulling op het wettelijke kader, dat niet verandert. De rol van het Rijk komt onder meer tot uiting in een jaarlijks gesprek over de ontwikkeling van Staatsbosbeheer, goedkeuring van begroting en jaarverslag en toestemming bij vervreemdingen en het (mede-) oprichten van rechtspersonen. Hiermee wordt mede invulling gegeven aan de ministeriële verantwoordelijkheid die voor het functioneren van Staatsbosbeheer blijft bestaan.

Vraag

De leden van de D66-fractie lezen in het convenant dat Staatsbosbeheer zich verder ontwikkelt als drager van natuur met nationaal en internationaal belang. Betekent dit dat de grensoverschrijdende samenwerking tussen natuur(parken) wordt versterkt? Zo ja, hebben de provincies of het Rijk hier een trekkende rol in? In de aangenomen motie van de leden Van Veldhoven en Jacobi (Kamerstuk nummer 33 750 XIII, nr. 61) wordt de regering opgeroepen tot het verhogen van de kwaliteit en toegankelijkheid van de nationale parken. In het convenant wordt het nationale en internationale belang van de Nederlandse natuur onderstreept. De leden van de D66-fractie vragen of Staatsbosbeheer, als beheerder van meerdere nationale parken, middels het convenant zal bijdragen aan de uitvoering van deze motie.

Antwoord

Dit is, gezien de decentralisatie van het natuurbeleid, primair een taak voor provincies. Het Rijk is, conform het regeerakkoord, verantwoordelijk voor de kaders en ambities. Staatsbosbeheer zal mede invulling geven aan deze opgaven. Staatsbosbeheer hecht veel waarde aan nationale parken. In het convenant (artikel 9) is opgenomen dat Staatsbosbeheer zorg draagt voor een goede afstemming van zijn activiteiten met die van de provincies.

Vraag

De leden van de D66-fractie lezen in paragraaf 3 «ruimte voor ondernemen» dat Staatsbosbeheer elk jaar zijn inkomsten moet vergroten. Hoe wordt voorkomen dat Staatsbosbeheer natuur dat het in beheer heeft moet verkopen om te voldoen aan deze eis?

Antwoord

Zoals gemeld in antwoord op vragen van de leden van de VVD-fractie is het verkopen van grond geen doel op zich zelf. Staatsbosbeheer kan putten uit een breed arsenaal aan instrumenten om zijn eigen inkomsten te vergroten. Zoals geantwoord op vragen van de leden van de CDA-fractie, wordt dit instrumentarium in het convenant bewust niet gelimiteerd, anders dan door de primaire taakopdracht en de wettelijke kaders waaraan Staatsbosbeheer gebonden is.

Vraag

De verkoop van hout voor biomassaproductie is een van de mogelijkheden van economische activiteiten door Staatsbosbeheer. De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris hoe wordt voorkomen dat de verkoop van de biomassa zal leiden tot oneigenlijke concurrentie in de binnenlandse biomassamarkt.

Antwoord

Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik deze leden naar mijn antwoorden op de vragen van de leden van de VVD-fractie hierover.

Vraag

Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe gegarandeerd wordt dat de hoogwaardige biomassa dat door Staatsbosbeheer verkocht wordt ook voor hoogwaardige doeleinden wordt ingezet.

Antwoord

Duurzaamheid is voor Staatsbosbeheer een belangrijk criterium bij het vermarkten van hout en biomassa. Hoe langer het natuurproduct in de keten blijft, hoe beter. Daarbij scoren toepassingen in bijvoorbeeld plaatwerk en karton hoger dan toepassingen voor energiedoeleinden. Een medewerker van Staatsbosbeheer is continu met het bedrijfsleven op zoek naar de meest duurzame en innovatieve toepassingen van biomassa.

Vraag

Staatsbosbeheer is afgelopen jaren geconfronteerd met bijkomende taken als illegale dumping en het in dienst nemen van werknemers die onder de Wet sociale werkvoorziening (WSW) vallen. De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris hoe vastgelegd wordt wat de kerntaken van Staatsbosbeheer worden en hoe eventuele bijkomende taken gefinancierd kunnen worden. Deze leden lezen in het convenant dat er een jaarplan zal gemaakt worden tussen de Minister van Economische Zaken en de directeur van Staatsbosbeheer. Wanneer in het jaar wordt de Kamer op de hoogte gesteld van de hoogte van de jaarlijks vastgestelde begroting?

Antwoord

De kerntaken van Staatsbosbeheer staan beschreven in artikel 3, eerste lid, van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer:

«Staatsbosbeheer is belast met het beheer van de bij deze dienst krachtens eigendom of enig ander zakelijk dan wel enig persoonlijk recht berustende objecten en het verkrijgen van objecten, met als doelstelling bestaande, onderscheidenlijk potentiële, natuurwetenschappelijke, bosbouwkundige, landschappelijke, recreatieve, archeologische, aardkundige of cultuurhistorische waarden, dan wel de met die waarden verband houdende bestaande of potentieel aanwezige educatieve waarden, in het algemeen belang duurzaam in stand te houden, onderscheidenlijk met het oog daarop te ontwikkelen, een en ander in overeenstemming met het ten aanzien van de instandhouding en ontwikkeling van de voornoemde waarden door Onze Minister geformuleerd beleid. Onder beheer wordt mede verstaan de bevoegdheid tot vervreemding.»

De financiering van de taken van Staatsbosbeheer is op dit moment als volgt geregeld. Het Rijk voorziet in een bijdrage aan de organisatiekosten en enkele specifieke opdrachten (artikel 18.3 van de EZ-begroting). De provincies geven Staatsbosbeheer via de Subsidieverordening Natuur en Landschap (SvNL) subsidie voor het natuurbeheer van gebieden in het Natuurnetwerk Nederland en een bijdrage aan het onderhoud van wegen en paden. De overige taken, zoals educatie en recreatievoorzieningen, moet Staatsbosbeheer op een andere wijze bekostigen, bijvoorbeeld door het aantrekken van private financiering.

Eerste en Tweede Kamer ontvangen de jaarstukken van Staatsbosbeheer nadat deze door mij zijn goedgekeurd. In de jaarstukken is alle relevante (financiële) informatie over het functioneren van Staatsbosbeheer opgenomen. De hoogte van de rijksbijdrage aan Staatsbosbeheer bepaalt de Kamer zelf bij het vaststellen van de EZ-begroting.

Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het Convenant tussen het Ministerie van Economische Zaken en Staatsbosbeheer. Deze leden hebben hierbij enkele opmerkingen en vragen.

Vraag

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat Staatsbosbeheer naast het beheer van natuurlijk erfgoed ook een forse opgave heeft om met zijn terreinen te ondernemen en meer private financiering aan te trekken en daarnaast de maatschappelijke betrokkenheid te vergroten. Sinds de publicatie van het rapport «Ruimte in het bos!» in 2009, maar ook daarvoor al, wordt hierover gesproken. Destijds zagen de verschillende bewindslieden en ook de evaluatiecommissie echter geen aanleiding tot een wijziging van de aansturingsrelatie of de positionering. De afgelopen jaren hebben deze leden echter kunnen constateren dat de marktgerichtheid en vermaatschappelijking van Staatsbosbeheer soms moeizaam van de grond komen. De leden van de ChristenUnie-fractie hebben dan ook gepleit voor meer ruimte voor Staatbosbeheer om de verschillende opgaven goed in te vullen.

Antwoord

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren terecht dat Staatsbosbeheer een forse opgave heeft om met zijn terreinen meer te ondernemen en daarnaast de maatschappelijke betrokkenheid te vergroten. Deze leden hebben ook gelijk met hun stelling dat deze opgave niet nieuw is. Er zijn al flinke stappen gezet, ook na het rapport «Ruimte in het bos» (van de commissie-d’Hondt) uit 2009. Zo haalt Staatsbosbeheer op dit moment al ongeveer 40% van zijn financiering uit de markt en zijn in het hele land duizenden vrijwilligers actief voor Staatsbosbeheer. Met Staatsbosbeheer ben ik van mening dat het convenant dat nu voorligt de goede kaders bevat om, gelet op de gewijzigde maatschappelijke en bestuurlijke omstandigheden, ook in de toekomst optimaal richting te geven aan en ruimte te bieden voor deze ambitieuze opgave.

Vraag

Deze leden vragen de Staatssecretaris om aan te geven wat de verschillen zijn tussen het sturingsarrangement uit 2009 en het concept-convenant. Op welke concrete punten krijgt Staatsbosbeheer meer ruimte?

Antwoord

Allereerst is in het nieuwe convenant de gewijzigde rol van de rijksoverheid ten opzichte van Staatsbosbeheer verwerkt. In 2009 was de relatie er nog een tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Anno 2014 krijgt Staatsbosbeheer nog wel een rijksbijdrage voor organisatiekosten en enkele specifieke opdrachten, maar onderhoudt het zijn belangrijkste subsidierelatie -voor het natuurbeheer- met de provincies. Voorts wordt de relatie tussen Staatsbosbeheer en de gemeenten intensiever, vooral wat betreft sociaal-maatschappelijke en groene thema’s. Daarnaast biedt het convenant, anders dan het sturingsarrangement, vooral generieke kaders waarbinnen Staatsbosbeheer optimaal de ruimte krijgt de gestelde doelen te realiseren. Zo beschrijft het convenant binnen welke kaders de vermaatschappelijking (paragraaf 2) en meer ruimte voor ondernemen (paragraaf 3) gestalte kan krijgen. Dit komt onder andere tot uiting in strategisch portefeuillebeheer en het opbouwen van eigen vermogen om risico’s te kunnen opvangen en te kunnen investeren in de natuurgebieden.

Vraag

Deze leden vragen de Staatssecretaris tevens concreet aan te geven hoe Staatsbosbeheer geholpen is met de nieuwe Wet Markt en Overheid en op welke punten eventueel nog onduidelijkheid kan ontstaan over de marktactiviteiten van Staatsbosbeheer.

Antwoord

De Mededingingswet biedt duidelijke kaders voor de markactiviteiten van Staatsbosbeheer. Mij is niet bekend dat hierover nog onduidelijkheid bestaat.

Vraag

Is de nu voorgestelde positionering van Staatsbosbeheer het eindplaatje of is het denkbaar dat in overleg met Staatsbosbeheer hierin verdere ontwikkeling plaatsvindt om de marktgerichtheid en vermaatschappelijking meer ruimte te geven?

Antwoord

Samen met Staatsbosbeheer ben ik er van overtuigd dat de nu voorgestelde positionering op dit moment het meest geëigend is om de maatschappelijke opgaven van Staatsbosbeheer in de toekomst te kunnen vervullen. Natuurlijk zal het denken niet stil staan. De evaluatie van het convenant over vijf jaar is een logisch moment om te beoordelen of de gekozen positionering aan de verwachtingen heeft voldaan of dat aanvulling of bijsturing nodig is.

Vraag

In artikel 4, lid 1 van het convenant lezen de leden van de ChristenUnie-fractie dat Staatsbosbeheer streeft naar een jaarlijkse groei van het aandeel van inkomsten uit de markt in de totale inkomsten. Deze leden vragen of en welke doelstellingen hieraan gekoppeld zijn. Hoe groot moet het aandeel inkomsten uit de markt in 2020 bijvoorbeeld zijn?

Antwoord

We hebben er bewust voor gekozen ons niet vast te leggen op enig percentage in enig jaar. Zie ook het antwoord op de vraag hierover van de leden van de SP-fractie.

Vraag

In artikel 6, lid 1 staat: «Staatsbosbeheer concurreert niet met goede doelenorganisaties, maar streeft naar financiële ondersteuning van projecten met bijdragen van particulieren en bedrijven. Dit valt onder dezelfde voorwaarden als andere terreinbeherende organisaties.» De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de Staatssecretaris ervoor wil zorgen dat er geen concurrentie plaatsvindt, maar dat de verschillende organisaties elkaar versterken. Is het denkbaar dat het huidige convenant in de toekomst herzien wordt om aan deze gezamenlijke inzet van de organisaties meer ruimte te bieden?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het convenant niet duidelijk is op het punt hoe de samenwerking met andere terreinbeherende organisaties, zoals Natuurmonumenten en de provinciale landschappen, in de praktijk gestalte moet krijgen. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe zij de samenwerking voor zich ziet?

Antwoord

In het convenant is overeengekomen dat Staatsbosbeheer een stichting kan oprichten met het oog op financiële ondersteuning van Staatsbosbeheer met behulp van financiële bijdragen van particulieren en bedrijven. Staatsbosbeheer richt zich niet op de ledenmarkt, zoals bijvoorbeeld Natuurmonumenten doet.

Door een overheidsorganisatie te blijven naast de vereniging Natuurmonumenten, de Provinciale Landschapsstichtingen (en de vereniging It Fryske Gea) en particuliere beheerders kan de markt optimaal worden bediend.

De onlangs aangekondigde intensievere samenwerking tussen de drie grote terreinbeherende organisaties zal ertoe leiden dat zij elkaar versterken en aanvullen, in plaats van in elkaars vijver vissen. Ik ben blij dat deze samenwerking van onderop plaatsvindt. Ik ben dan ook niet voornemens hierover van bovenaf zaken vast te leggen. Zie ook het antwoord op vragen hierover van de leden van de VVD-fractie.

Vraag

Hoe moet de financiële ondersteuning van projecten met bijdragen van particulieren en bedrijven in de praktijk vorm krijgen?

Antwoord

Deze ondersteuning zal nader worden uitgewerkt.

Vraag

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben een specifieke vraag over de aankoop van hout en biomassa. Kan de staatsecretaris aangeven in hoeverre Staatsbosbeheer hout en biomassa mag bijkopen dat niet uit eigen bos afkomstig is en hoe in dit geval marktverstoring wordt voorkomen?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik de leden van de ChristenUnie-fractie naar het antwoord op vragen hierover van de leden van de VVD-fractie.

Vraag

Deze leden lezen dat Staatsbosbeheer met zijn terreinen meer synergie gaat zoeken met andere maatschappelijke opgaven, bijvoorbeeld op het gebied van waterveiligheid en gezondheidszorg. Zij vernemen graag of Staatsbosbeheer een plan heeft voor verdere vermaatschappelijking met concrete doelstellingen. Hoe wordt gemonitord of de vermaatschappelijking voldoende oplevert? Hoe ziet de Staatssecretaris haar rol bij het sturen op vermaatschappelijking?

Antwoord

Na ondertekening van dit convenant wordt het vigerende ondernemingsplan van Staatsbosbeheer, waarin al diverse vermaatschappelijkingsambities zijn vastgelegd, aangepast aan de afspraken in dit convenant.

In mijn jaarlijkse gesprek met Staatsbosbeheer zal de ontwikkeling van de vermaatschappelijking expliciet aan de orde komen. Dit is vastgelegd in artikel 7, tweede lid, van het convenant. Daarnaast heeft ook de Raad van Toezicht hierin een toezichthoudende rol.

Vraag

Een belangrijke aanbeveling uit het rapport «Ruimte in het bos!» uit 2009 was de versterking van de positie van de Raad van Toezicht. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe deze aanbeveling is uitgevoerd, in hoeverre de positie van de Raad van Toezicht in de afgelopen jaren is versterkt en welke rol de Staatssecretaris ziet voor de Raad van Toezicht bij de uitvoering van het convenant?

Antwoord

Zoals de toenmalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mevrouw Verburg, heeft aangekondigd in haar reactie op dit rapport van de commissie-d’Hondt (Kamerstuk 29 659, nr. 40), heeft de Raad van Toezicht destijds een toezichtkader opgesteld, waarin de Raad uiteen zet hoe de verantwoordelijkheid als intern toezichtorgaan van Staatsbosbeheer wordt vormgegeven.

Ik hecht veel waarde aan een sterke positie van de Raad van Toezicht. De rol van de Raad van Toezicht bij het uitvoeren van de in het convenant opgenomen afspraken acht ik essentieel, zeker nu Staatsbosbeheer in het convenant veel ruimte krijgt om de beoogde doelen, zoals verdere vermaatschappelijking en meer private financiering, te realiseren. Mede om die reden vind ik het waardevol dat in het convenant is opgenomen dat de Raad van Toezicht het convenant onderschrijft.

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van het convenant dat de Staatssecretaris van Economische Zaken voornemens is te sluiten met Staatsbosbeheer.

Deze leden willen daar een aantal opmerkingen over maken en vragen over stellen.

Vraag

Allereerst wijzen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie erop dat de grote opgave, die Nederland heeft om natuur te herstellen en te behouden, zich niet verhoudt tot de enorme bezuiniging op het natuurbudget. Kritisch volgen en waar nodig bijsturen van beleid is altijd de plicht van bestuurders, beleidsmakers en volksvertegenwoordigers, maar de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren maken met klem bezwaar tegen de suggestie dat de natuur in Nederland vooral te lijden heeft gehad van het natuurbeschermingsbeleid, de natuurbeschermingswetten en de manier waarop beide zijn uitgevoerd en geïmplementeerd. De natuur is vergaand aangetast door vervuiling en versnippering, niet door het goede werk van natuurbeschermers. Kan de Staatssecretaris dat luid en duidelijk bevestigen?

Antwoord

Onmiskenbaar hebben vervuiling en versnippering een schadelijke invloed op de natuur gehad. Gelukkig werken we, mede dankzij talloze professionele en vrijwillige natuurbeschermers, al heel lang actief aan het wegnemen en beperken van deze en andere oorzaken van achteruitgang van de natuur. Daarnaast verdient het aanbeveling regelmatig te bezien of de wijze waarop we ons natuurbeleid hebben vormgegeven nog past bij de gewijzigde omstandigheden en of enige actualisatie op zijn plaats is. Dat heb ik onlangs gedaan met het publiceren van de Rijksnatuurvisie «Natuurlijk verder» (Kamerstuk 33 576, nr. 14).

Vraag

In de tweede plaats zijn de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren bezorgd over de prioritering van het natuurbelang in het zich ontwikkelende beleid, waar het voorliggende convenant een van de illustraties van is. Deze leden vragen of het belang van behoud, herstel en bescherming van de natuur wel leidend is in het beleid van de Staatssecretaris, waar zij spreekt over private financiering en het vergroten van maatschappelijke betrokkenheid. Kan de Staatssecretaris daar duidelijkheid over verschaffen? Welke criteria hanteert zij en op welke wijze kan zij zelf, maar ook de Kamer, monitoren of het natuurbelang niet in het gedrang komt en de Nederlandse natuur geleidelijk aan degradeert tot een veredeld pretpark waar vooral geld aan moet kunnen worden verdiend?

Antwoord

De intrinsieke waarde van de natuur is voor mij essentieel. Dat blijkt onder andere uit de Rijksnatuurvisie en het daarin benoemde fundament, uit de nota van wijziging op het wetsvoorstel natuurbescherming die ik een dezer dagen naar uw Kamer zend en ook uit het convenant met Staatsbosbeheer dat nu voorligt. De primaire taakopdracht voor Staatsbosbeheer, zoals verwoord in artikel 3, eerste lid, van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer, is en blijft hierin leidend.

Overigens ben ik van mening dat een grotere maatschappelijke betrokkenheid en meer private financiering het draagvlak voor natuur kan versterken, hetgeen extra natuurwinst kan opleveren.

Vraag

Hoe borgt de Staatssecretaris de bescherming van de intrinsieke waarde van de natuur met het door haar voorgestelde beleid, meer specifiek in het voorliggende convenant? Hoe borgt zij bij de decentralisatie van natuurbeleid dat de natuurdoelen, waar internationale afspraken over zijn gemaakt, gehaald kunnen worden en op welke wijze voorziet het convenant daarin? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren maken zich hier grote zorgen over en krijgen graag nadere toelichting van de Staatssecretaris over de uitwerking van het voorstelde beleid in het licht van de genoemde internationale afspraken voor herstel en behoud van de natuur in Nederland.

Antwoord

Ten aanzien van de voorgestelde positionering van Staatsbosbeheer voert de Raad van Toezicht het toezicht op het functioneren van Staatsbosbeheer en voer ik zelf minstens een keer per jaar een gesprek over de beoogde maatschappelijke doelen. Ten aanzien van de algemene natuurdoelen verwijs ik u graag naar de afspraken uit het Natuurpact van september 2013 (Kamerstuk 33 576, nr. 6). Hierin zijn ook bepalingen opgenomen over monitoring en rapportage, vooral gericht op het bereiken van internationale doelen.

Naar boven